Copyright © 1996 by M. Anderson. All rights reserved
De Drie-eenheid
Een waardering van de éénheid van God
met een verwijzing naar de Zoon van God en de heilige Geest
voor
christenen en moslims
door M. Anderson
1. Voorwoord
2. De uitdrukking ‘Zoon van God’
3. De betekenis van de titel ‘Zoon van God’
4. Jezus en de koran; overeenkomstige geloven?
5. De goddelijkheid van de heilige Geest
6. De menselijke taal en goddelijke werkelijkheden
7. God in de koran
8. De Geest in de koran
9. De goddelijkheid van de Geest
10.Openbaring versus menselijke ideeën
11.Ik begrijp het nog steeds niet
12.Bijlage
Ik heb dit stuk geschreven om enige misverstanden weg te nemen die moslims hebben over de titel ‘Zoon van God’ en het onderwerp ‘Drie-eenheid’. Dit in acht nemend is dit stuk niet geschreven om de goddelijkheid van Christus of de heilige geest te bewijzen. Ik neem aan dat de christelijke lezer zich bewust is van het bijbelse bewijs voor de goddelijkheid van Christus en de heilige Geest. Zo niet, dan kan het voor de lezer behulpzaam zijn zich vertrouwd te maken met het onderwerp door een boek te lezen als Systematische Theologie van Berkhof. Dit stuk is geschreven om christenen een beter begrip te geven van de éénheid van God in relatie met de Drie-eenheid, zodat ze misschien in staat zijn om met hun moslimvrienden te communiceren wat christenen geloven door gebruik te maken van islamitische bronnen en concepten.
Sommige misverstanden tussen moslims en christenen zijn gebaseerd op de aard van God; het concept van de ‘Drie-eenheid’ en de titel ‘Zoon van God’.
De bijbel leert ons duidelijk dat God één is:
28 Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ 29 Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; 30 heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” (Marcus 12:28-30)
De apostel Paulus leerde ook de eenheid van God toen hij tot één van de vroege kerken schreef: Wat nu het eten van offervlees betreft: wij weten dat er in de hele wereld niet één afgod echt bestaat en dat er maar één God is. (1 Korintiërs 8:4)
Ondanks de duidelijkheid van de bovenstaande bijbelteksten, is er bij de meerderheid van de moslims het misverstand dat de christenen drie goden aanbidden in plaats van één.
Ibn ‘ Abbas, een vroegere moslimgeleerde zei eens: ‘Wat bedoeld wordt met de Drie-eenheid is de Allerhoogste, zijn Gemalin en zijn Zoon’ [1]. Later zagen uitleggers de Drie-eenheid als ‘God, Maria en Jezus’ [2]. Dit laatste is gebaseerd op de koran (zie soera 5:73-76 & 117).
In 1970 zei een moslimschrijver eens: ‘De woorden van het evangelie geven je het idee dat God een familieman is met een zoon en een vrouw.’ [3]
De bovenstaande interpretatie wordt vertroebeld door lichamelijke, seksuele connotaties. Tot vandaag aan toe heb ik nog nooit een christen ontmoet die geloofde dat de drie-eenheid bestaat uit God, Maria en Jezus. Ook ben ik nooit een christen tegengekomen die God zoals geopenbaard in de bijbel interpreteert als een familieman met een zoon en vrouw.
God is geest, hij is het oppermachtige wezen. Wanneer de bijbel spreekt over God als de Vader, betekent dat niet dat er ergens een moeder is, met schoonfamilie, ooms, etc. Dat verhoede God. Wanneer het woord ‘Vader’ voor God wordt genoemd, betekent dit dat God de schepper en voorziener van alles is.
Het gebruik van uitdrukkingen als ‘zoon van’ of ‘vader van’ of ‘moeder van’ is universeel. De meeste mensen zullen de uitspraak ‘moeder der gevechten’ van de Irakese leider Saddam Hoessein wel eens gehoord hebben. Wat betekent echter deze uitdrukking? Begrijpen we goed dat als er een ‘moeder der gevechten’ is, er ook een ‘vader der gevechten’ moet zijn? En als ze tot elkaar komen zullen er dan ook ‘baby’s der gevechten’ komen? Natuurlijk niet.
In de koran zelf lezen we de uitdrukking ‘moeder van het boek’ (Soera 13:40). Betekent dat dan ook dat er een ‘vader van het boek’ en ‘zonen van het boek’ moeten zijn? Natuurlijk niet. Moslims geloven dat de uitdrukking ‘moeder van het boek’ refereert naar de hemelse oorsprong van de koran en dat de aardse kopie van de koran de zichtbare uitdrukking is van de onzichtbare ‘moeder van het boek’.
Deedat, een hedendaagse moslimapologeet vindt zijn aanvallend materiaal in het gebruik van de uitdrukking ‘Zoon van God’, en in het bijzonder in ‘ only begotten’ (“enig verwekte”) wat gebruikt wordt in Johannes 3:16. In plaats van een naslagboek te zoeken waarin de betekenis van ‘ only begotten’ (“enig verwekt”) wordt uitgelegd (zoals elke serieuze geleerde zou doen), vroeg hij het aan een leek. Deze vertelde hem dat de term ‘ only begotten’ (“enig verwekt”) betekent ‘door God gedekt’!
Het woord monogenes dat in Johannes 3:16 vertaald wordt als ‘only begotten’ (“enig verwekt”) in de King James -versie komt in het nieuwe testament negen keer voor: drie keer in Lucas (7:12, 8:42 en 9:38) en 4 keer in Johannes als aanduiding van de relatie van Jezus met God (1:14, 18; 3:16, 18), in 1 Johannes 4:9 en in Hebreeën 11:17 (van Izaäk). Volgens het exegetisch woordenboek van het nieuwe testament betekent monogenes:
- alleen, enig van een soort, uniek (afgeleid van monos en genos) . Deze betekenis wordt gevonden in Plato Ti 92c (van de hemel); Wijsheid 7:22 (de Geest van Wijsheid); Cornutus Theologia Graeca 27 [49:13] (van deze ene en enige wereld).
Hoewel het zelfstandig naamwoord genos is gerelateerd aan het werkwoord gi (g) nesthai, verloor de stam genes- zijn originele seksuele connotatie en betekende het al spoedig heel simpel “worden” zonder enige referentie naar geboorte:
- Monogenes betekent enig in alle Lucaspassages...
-‘uniek’ is de werkelijke betekenis van monogenes zoals je in Hebreeën 11:17 kunt zien, waar het wordt gebruikt bij Isaäk (Genesis 21:12). Het woord betekent hier ‘ enig in zijn soort’. Abraham had in werkelijkheid reeds Ismaël verwekt en kreeg later nog zes andere zonen...
- ‘zijn enige zoon’ is de duidelijke betekenis van de frase met monogenes in Johannes 3:16,18 en in 1 Johannes 4:9. De uitdrukking geeft Jezus’ unieke persoonlijkheid, in relatie tot de Vader, en missie weer. Volgens Johannes 1:14 en 18 is de Logos [het Woord van God] ‘de Enige’ van de Vader en is daardoor in zijn aard de enige openbaarder van de Vader. [4]
Verder dient opgemerkt te worden dat in het nieuwe testament het werkwoord ‘verwekken ( gennao) (de vader worden van)’ alleen in de citaten van Psalm 2:7 (Handelingen 13:33 en Hebreeën 1:5, 5:5) gebruikt wordt om de relatie te beschrijven tussen God de Vader en de Zoon. In het oude testament was de verwijzing naar de aardse koning die op de dag van zijn kroning te horen kreeg dat hij verwekt was door God. In Handelingen 13:33 wordt het citaat gebruikt voor de opstanding van onze Heer Jezus Christus. Het wordt nergens gebruikt voor de geboorte van de Heer Jezus.
Had meneer Deedat enig naslagboek geraadpleegd over de betekenis van het woord dan zou hij beter geïnformeerd zijn geweest.
Zelfs als we het woord ‘verwekken’ als een juiste vertaling van monogenes toestaan, wordt het gebruik van antropomorfische woorden en uitdrukkingen ook in de koran gevonden. Als iemand zulke woorden en uitdrukkingen leest en er een letterlijke interpretatie aan geeft zoals meneer Deedat deed, dan zou dat tot ketterse en godslasterlijke inzichten leiden. Bijvoorbeeld, de koran beschrijft in soera 34:36 God als het licht der hemelen. Als we de bedoeling van deze tekst letterlijk nemen, dan zou dat betekenen dat Allah een elektrische stroom produceert of dat hij licht geeft of in brand staat. Dit is natuurlijk belachelijk. Een ander voorbeeld: de koran beweert dat na het voltooien van de schepping:’… Allah Zich op de troon nederzette.’ [5] Als iemand die dit leest en de betekenis van het woord ‘neder zetten’ als meneer Deedat het woord ‘verwekken’ zou opvatten, dan zou deze persoon tot de conclusie komen dat Allah zijn knieën moet hebben gebogen en bepaalde delen van zijn lichaam op de troon ten ruste hebben gelegd om de daad van rust te bereiken. Deze manier van interpreteren is absurd, zoals ook meneer Deedats interpretatie van het woord ‘ begotten’ (“verwekt”) dat is.
De betekenis van de titel ‘Zoon van God.’
Gods openbaarder
Stel, je loopt in het open veld over de stronk van een boom. De stronk ligt gelijk met de oppervlakte van de grond. Je ziet alleen de bovenkant van de stronk. Als je er omheen gaat graven begin je enkele wortels van de stronk te zien. Kun je door alleen een paar van de wortels te zien, zien of het een mangoboom, een sinaasappelboom of een appelboom is? Je zult niet in staat zijn dit te vertellen door alleen de wortels te bekijken. Veronderstellend dat de boom tot de citrusfamilie behoort, kun je dan vertellen of het een mandarijn-, sinaasappel- of een citroenboom is? Alleen door de mandarijn kun je zeggen wat voor boom het is. Als je een stukje van de wortel van de boom had genomen en het geproefd had, had je niets van de smaak van een mandarijn geproefd. Zelfs als je de wortel had meegenomen en het fijn had gemalen met een staafmixer, dan nog had je geen druppel mandarijnensap of ook maar de smaak van een mandarijn verkregen.
Het is de vrucht die de verborgen aard van de wortels onthult. Het is de vrucht die de precieze manifestatie van de onbekende de wortels is.
We hebben een overeenkomstig maar nog veel groter probleem als we de aard van God proberen te bevatten. Want God is onbekend. Niemand heeft God de Vader ooit gezien (Johannes 6:46). Een wortel van een boom kun je zien, maar God niet. Hoe kun je een boom met zekerheid identificeren? Alleen door de vrucht te zien. (Het is natuurlijk zo dat een dendroloog (boomdeskundige) misschien in staat is een boom te identificeren door zijn eerdere ervaringen met boomwortels, maar met God heeft niemand hem ooit gezien).
Jezus is als de vrucht van de boom. Door hem is de verborgen aard van God geopenbaard, net zoals een vrucht van een boom de verborgen aard van zijn wortels openbaart. Jezus is van God zoals de vrucht van de wortels is. Jezus en de Vader zijn één, net zoals de wortels en de vrucht één in aard zijn. Jezus heeft nooit beweerd dat hij de Vader is. In plaats daarvan zij hij: ‘Ik en de Vader zijn één.’ De vrucht is niet de wortel, maar je kunt zeggen dat de vrucht en de wortel één zijn. Jezus is de zichtbare uitdrukking van de onzichtbare God, net zoals de vrucht de zichtbare uitdrukking is van de verborgen aard van de wortels. En dat is wat bedoeld wordt door Jezus zijnde de ‘Zoon van God’.
De leerling Johannes was getuige van het volgende gesprek:
5 Toen zei Tomas: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ 6 Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. 7 Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.’ 8 Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ 9 Jezus zei: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? 10 Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mezelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij. 11 Geloof me: ik ben in de Vader en de Vader is in mij. Als je mij niet gelooft, geloof het dan om wat hij doet. (Johannes 14:5-11)
Jezus maakte duidelijk dat wie hem gezien heeft, ook de Vader heeft gezien. Ergens anders lezen we:
Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is, die (1:18) de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen. (Johannes 1:18)
De bijbel stelt ook:
In hem [de Zoon] schittert Gods luister (Hebreeën 1:3) en hij is het beeld van de onzichtbare God. (Kolossenzen 1:15)
Het is waar dat in de bovenstaande analogie van de boom de groei van de wortels voorafgaan aan de vrucht. Dus gedurende enige tijd zijn de wortels zonder vrucht. Echter wanneer we over God spreken, dan spreken we over de eeuwigheid, waar tijd geen rol speelt. De bovenstaande analogie probeert duidelijk te maken dat de vrucht de visuele uitdrukking is van de verborgen aard van de boom, zo is de Zoon van God de visuele expressie van onzichtbare God. Ghazali, een moslimgeleerde zei eens: ‘De analogie hoeft niet in ieder opzicht overeen te komen met datgene dat het weerspiegelt’ [6] Anders is het geen analogie, maar een exacte kopie van datgene waar het zich mee vergelijkt.
De titel ‘Zoon van God’ wijst niet alleen op de menselijke vorm van Jezus. De ‘Zoon van God’ bestond namelijk al samen met de Vader in eeuwigheid. Dat is waarom de bijbel de Vader niet alleen als ‘de eerste en de laatste’ beschrijft maar de ‘Zoon van God’ ook. (Openbaringen 1:17) De ‘Zoon van God’ die het ‘Woord van God’ is, bestond samen met de Vader in eeuwigheid. hij is de kenbare God. Hij wordt het ‘Woord van God’ genoemd omdat het woord de verborgen gedachten van een persoon openbaart. Het woord geschreven of gesproken is de zichtbare uitdrukking van de onzichtbare gedachten.
De titel ‘Zoon van God’ is dezelfde als de titel ‘Woord van God’. Beide verwijzen naar diegene die de zichtbare uitdrukking is van de onzichtbare God, niet alleen toen hij mens werd en de naam Jezus kreeg, maar in zijn essentiële wezen door de eeuwigheid heen.
Gods scheppende vertegenwoordiger
De bijbel leert dat God de Vader hemel en aarde schiep; dat hij de schepper is van alles. De bijbel leert ook dat Jezus, ‘het Woord van God’, alles schiep.
Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. (Johannes 1:3)
15 Beeld van God, de onzichtbare, is hij,
eerstgeborene van heel de schepping:
16 in hem is alles geschapen,
alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare, …
alles is door hem en voor hem geschapen. (Kolossenzen 1:15,16)
Na het lezen van deze verzen rijst de vraag: Hoeveel scheppers zijn er nu eigenlijk? Is er nu één schepper of zijn er twee? Zeker, niemand twijfelt er aan dat er maar één schepper is.
Christenen geloven dat er één schepper is. God de Vader schiep alles, maar deed dit via de ‘Zoon’, zijn Woord. De twee bovenstaande verzen stellen duidelijk dat alles door God werd geschapen via de ‘Zoon’. Dat is, God de Vader schiep alles door de ‘Zoon’.
De volgende analogie over de atoombom helpt je misschien begrijpen wat er bedoeld wordt. We nemen als voorbeeld de atoombom die de Japanse stad Hiroshima verwoeste. Als deze bom op een gebouw was gevallen, dan zou de bom alleen de werkelijke structuur van dat gebouw vernietigd hebben en alle mensen erin. Echter de bom deed meer dan dat, het doodde alle inwoners van deze stad. Hoe deed hij dat? Viel de bom op elk gebouw in de stad met als doel alle inwoners om te brengen? Nee, de bom richtte al deze schade aan door zijn straling. De radioactieve straling die de bom produceerde was de oorzaak van de dood van een groot aantal mensen in die stad.
Er bestaat geen twijfel over dat het de bom is geweest die zoveel dood en verderf veroorzaakte. Echter de bom deed dit door zijn straling. Overeenkomstig (maar niet zoals de vernietigende kracht van de atoombom), schiep God de Vader gedurende de schepping alles door de Zoon, zijn Woord, net als de bom die stad vernietigde door zijn straling. Had iemand destijds speciale beschermende kleding tegen deze straling aangetrokken, dan had hij het waarschijnlijk overleefd. De bom ‘werkt’ niet los van zijn straling. In een bepaald opzicht zijn de bom en zijn straling verschillend, maar in ander opzicht zijn ze één. Zo kun je in een bepaald opzicht ook stellen dat God en zijn Zoon verschillend zijn, maar tegelijkertijd ook EEN. De bijbel stelt:
In hem [de Zoon] schittert Gods luister (Hebreeën 1:3)
Dus net als de vernietigende stralen de vertegenwoordiging waren van de atoombom, zo wordt ‘Gods Zoon’ ook wel het ‘Woord van God’ de scheppende vertegenwoordiger van God genoemd.
De Zoon is Gods scheppende vertegenwoordiger. God schept altijd door zijn Woord. Hoewel God in staat is alles te doen, is ons niet verteld dat God de dingen schiep door slechts te wensen of zich slechts de dingen in te beelden. hij schiep altijd alles door zijn Woord. Zelfs de koran stelt dat God alles schiep door zijn woord. Bijvoorbeeld:
Zo schept Allah, wat hij wil. Wanneer hij iets beslist, zegt hij daartoe slechts: “Wees” en het wordt. [7]
Als men had verhinderd dat de straling van de atoombom op Hiroshima bepaalde personen had bereikt, dan was de bom niet in staat geweest deze mensen om te brengen. Net zoals de bom alles door zijn straling doodt, schept God alles door zijn ‘Zoon’. De bijbel vertelt ons hierover:
Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. (Johannes 1:3)
Hij is de schepper van alles. De ‘Zoon van God’, die ook wel het ‘Woord van God’ wordt genoemd, is de scheppende vertegenwoordiger van God.
Gods oordelende vertegenwoordiger
Het is belangrijk te vermelden dat God niet alleen alles door zijn ‘Zoon’, zijn ‘Woord’, schept, maar dat hij ook iedereen zal laten oordelen door zijn ‘Zoon’. De bijbel stelt:
Hij heeft ons opgedragen daarvan getuigenis af te leggen en aan het volk bekend te maken dat hij [Jezus] het is die door God is aangesteld als rechter over de levenden en de doden. (Handelingen 10:42)
want hij heeft bepaald dat er een dag komt waarop hij een rechtvaardig oordeel over de mensheid zal laten vellen door een man die hij voor dat doel heeft aangewezen. Het bewijs dat het om deze man gaat, heeft hij geleverd door hem uit de dood te doen opstaan.’ (Handelingen 17:31)
God door Christus Jezus oordeelt over wat er in de mens verborgen is. (Romeinen 2:16)
De Vader zelf velt over niemand een oordeel, maar hij heeft het oordeel geheel aan de Zoon toevertrouwd. (Johannes 5:22)
Zoals alle dingen door het Woord [dat is de ‘Zoon van God’] zijn geworden en er zonder dit geen ding geworden is, dat geworden is (Johannes 1:3), zo zal ook iedereen geoordeeld worden door de ‘Zoon van God’. Hij is de rechter van allen. De ‘Zoon van God’ is Gods oordelende vertegenwoordiger.
Gods reddende vertegenwoordiger
De Vader schept niet alleen door zijn ‘Zoon’, en zal niet alleen door zijn Zoon oordelen, maar hij redt de wereld ook door zijn Zoon. De bijbel stelt:
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden. (Johannes 3:17)
De enige God, die de macht heeft u voor struikelen te behoeden en u onberispelijk en juichend van vreugde voor zijn majesteit te laten verschijnen, die ons redt door Jezus Christus, onze Heer, hem behoort de luister, de majesteit, de kracht en de macht, vóór alle eeuwigheid, nu en tot in alle eeuwigheid. Amen. (Judas 1:25)
Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam [Jezus’ naam] is de enige op aarde die de mens redding biedt. (Handelingen 4:12)
Net zoals “Alles is erdoor [dat is het Woord van God] ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat.” (Johannes 1:3) zo kan er in niemand anders redding gevonden worden.
De ‘Zoon’ is de reddende vertegenwoordiger van God.
Gods liefhebbende vertegenwoordiger
De Vader schept niet alleen door de ‘Zoon’, oordeelt niet alleen door de ‘Zoon’, redt niet alleen door zijn ‘Zoon’, maar heeft ook de mensen lief door de ‘Zoon’. De bijbel stelt:
Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft. (Johannes 3:16)
Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. (Romeinen 5:8)
Deze versen stellen dat het Christus is die voor ons stierf. Het lijkt erop dat het laatstgenoemde vers ons wil zeggen: “Maar Christus toonde zijn eigen liefde aan ons…” Echter het vers zegt dat God zijn liefde aan ons toonde in de dood van Christus, omdat God door de ‘Zoon’ liefheeft.
Het punt kan duidelijker gemaakt worden aan de hand van de volgende voorbeelden.
Als ik verklaar dat ik mijn buren liefheb door mijn zoon te vragen of 50.000 euro van zijn bankrekening te geven om de schulden van de buren te betalen, wie houdt er dan van mijn buren, mijn zoon die al dat geld gaf of ik? Klaarblijkelijk, mijn zoon, die deze grote som geld gaf – tenzij het geld kwam van een gedeelde bankrekening die zowel op mijn naam als op zijn naam staat geregistreerd. Dan zou het juist zijn om te zeggen dat ik mijn liefde aan de buren toonde toen mijn zoon die 50.000 euro gaf.
Opnieuw, als mijn zoon hulpverlener was onder de Bosnische moslims, maar tijdens zijn werk geraakt werd door verscheidene kogels, geopereerd werd, maar uiteindelijk stierf, dan is het onmiskenbaar dat in het zenden van mijn zoon en door zijn dood er een mate van mijn liefde was, maar niet al mijn liefde. In dit geval zou het juister zijn om te zeggen dat mijn zoon de Bosnische moslims liefhad, dan te zeggen dat ik mijn liefde aan hen toonde, omdat hij degene is die leed en stierf. Echter de bijbel stelt dat in het lijden en sterven van Christus, God zijn eigen liefde aan ons toonde. Hoewel het Jezus was die leed en stierf voor ons, was de Vader heel erg betrokken in de offerdood van Christus. Toen Jezus voor ons stierf, was het God de Vader die door Jezus van ons hield.
Net als in de analogie van de boom, wordt het vruchtensap verkregen door de wortels via de vruchten, zo kwam ook Gods liefde via Jezus naar ons zondaars toe. Om een ander menselijke analogie te noemen, Jezus is het ‘hart van God’ door wie God de wereld liefheeft.
Dus de uitdrukking ‘Zoon van God’ betekent: degene door wie God zichzelf openbaart, degene door wie God alles schiep, degene door wie God de mensen redt van hun zonden, degene door wie God de wereld liefheeft en degene door wie God iedereen zal oordelen.
De ‘Zoon van God’ is Gods openbarende, scheppende, reddende, oordelende en liefhebbende vertegenwoordiger.
In de bovenstaande bespreking hebben we gezien dat God openbaart, schept, redt, oordeelt en liefheeft door de Zoon. De eerste drie van de hierboven genoemde activiteiten (namelijk de scheppende, reddende en oordelende) zijn, hoewel goddelijk, gerelateerd aan de scheppende macht. De andere twee (namelijk openbarende en liefhebbende) zijn gerelateerd aan de essentie en het hart van God. De bovenstaande onderverdeling is gemaakt omdat sommige mensen beweren dat God door een schepsel kan oordelen en redden, en zelfs scheppen. Echter voor God om zichzelf werkelijk te openbaren, moet de openbarende vertegenwoordiger ook goddelijk zijn. Overeenkomstig, voor God om werkelijk de wereld lief te hebben, moet de liefhebbende vertegenwoordiger ook goddelijk zijn. Anders kunnen deze openbaring en deze liefde niet respectievelijk werkelijk een openbaring en de liefde van God genoemd worden.
Daarom is de ‘Zoon van God’ niet alleen gerelateerd aan de geschapen orde door het scheppen, oordelen en redden, maar is ook gerelateerd aan de innige essentie en aard van God door het openbaren en het liefhebben. Hij is van God. Het kernpunt in de titel ‘Zoon van God’ is de éénheid van aard. De ‘Zoon’ is van God en is van Gods innige aard.
De lichamelijke en seksuele connotaties dan, waarvan sommigen beweren dat die er zijn in de titel ‘Zoon van God’, zijn compleet ongegrond, in de bijbel, en in welk commentaar op de bijbel dan ook. Zo’n gedachte is inderdaad even stuitend voor een christen als voor een moslim.
Jezus en de koran; overeenkomstige geloven
De fundamentele betekenis van het woord monogenes, (in de ‘ King James -versie van de bijbel vertaald als ‘ begotten’ (“verwekt”)), en de titel ‘Zoon van God’ of het ‘Woord van God’, is dat de essentie van de ‘Zoon’ voortkomt van God. Overeenkomstig geloven moslims dat de koran ongeschapen is omdat het van God is, zoals de volgende citaten laten zien:
Ibn Hazm citeerde Ibn Hanbal zeggende: ‘Het Woord van God is zijn eeuwige kennis en daarom ongeschapen.’ [8]
En de Hadith die zegt:
Het Uur der Verdoemenis zal niet komen totdat de koran zal terugkeren naar vanwaar het is gekomen, zijn echo zal rond de troon klinken als het geluid van een zwerm bijen, de Allergrootste God zal zeggen: ‘Wat is er aan de hand?’ , de koran zal antwoorden: ‘ Van u ben ik gekomen, en naar u zal ik terugkeren, ik ben gelezen, maar niemand handelde er naar. ’ [9]
Traditionele moslimgeleerden geloven dat:
De koran die is gereciteerd door tongen, geschreven in het Masahif (kopieën van de geschreven koran), herinnerd in harten, niettemin eeuwig is, bestaande in God zelf, niet afgezonderd of gescheiden kan worden van God door het op te nemen in de harten of op te schrijven in boeken. [10]
Shahrstani citeert een andere uitspraak van dezelfde vroegere moslims die als volgt luidt:
Het is aan niemand om de eeuwigheid van letters en geluiden die bestaan op onze tongen te bepalen.[11]
De moslimtheologen erkennen dat de koran twee aspecten heeft, net zoals de christenen geloven dat Jezus Christus twee naturen heeft, een menselijke en een goddelijke aard. Merk in het bijzonder de uitspraken op in ‘geschreven in Masahif’ [met menselijke handen, dat is, in tijd en ruimte], ‘ DOCH eeuwig is bestaande in God zelf’ en de uitspraak ‘ overeenstemming is er bereikt dat het Woord van God ongeschapen is'; en ‘ Het is niet aan iemand om de eeuwigheid van letters en geluiden die bestaan op onze tongen te bepalen. Dus de moslims geloven niet dat de koran alleen een boek is, maar Gods eeuwige kennis is. Ze geloven dat de koran niet geschapen maar eeuwig is, en dat de koran van God kwam, toen gekleed in de Arabische taal, verscheen in de menselijke geschiedenis en verzameld door de volgelingen van Mohammed. Van de koran wordt geloofd dat hij een materiele en een goddelijke aard heeft. Het heeft een materiele aard omdat het geschreven is op papier, gebonden en aan elkaar gehecht, onderhevig aan factoren van verval en zelfs kwetsbaar voor vernietiging door vuur, motten en gegeten worden door insecten zoals je wel eens ziet bij oude boeken in sommige bibliotheken. Niettemin wordt geloofd dat de koran een goddelijke aard heeft omdat hij Gods kennis is, en dus eeuwig is.
Geen wonder dat één van de moslimleiders, kalief Ma'moun (786-833), tijdens zijn campagne tegen het geloof in de ongeschapen koran, in zijn derde brief aan de gouverneur van Bagdad schreef dat degenen die geloven in de ongeschapen koran ‘zijn als de christenen die geloven dat Jezus de zoon van Maria ongeschapen was omdat hij het Woord van God was.’ [12]
Dus, net zoals de moslims geloven dat de koran uit God is, zo geloven christenen dat de ‘Zoon van God’ of het ‘Woord van God’, Jezus, van God is.
Jezus beweerde herhaaldelijk dat hij van God is.
28 Bij zijn onderricht in de tempel zei Jezus luid en duidelijk: ‘U kent mij en u weet waar ik vandaan kom. Maar ik ben niet namens mezelf gekomen; ik ben gezonden door iemand die betrouwbaar is, en hem kent u niet. 29 Ik ken hem, omdat ik bij hem vandaan kom en hij mij heeft gezonden.’ 30 Toen wilden ze hem grijpen, maar niemand deed hem iets, omdat zijn tijd nog niet gekomen was. 31 Onder het volk waren er velen in hem gaan geloven, ‘want,’ zeiden ze, ‘wanneer de messias komt, zal die niet meer wondertekenen verrichten dan hij heeft gedaan.’ 32 Toen de Farizeeën hoorden hoe er door de mensen over hem gesproken werd, stuurden zij en de hogepriesters dienaren om hem te arresteren.
33 Jezus zei: ‘Ik zal nog een korte tijd bij u zijn, dan ga ik naar hem die mij gezonden heeft. 34 U zult me zoeken maar me niet vinden; u zult niet kunnen komen waar ik ben.’ (Johannes 7:28-34)
De joden begrepen heel goed dat de bewering van Jezus toen hij zij Ik ben van hem’, een bewering van goddelijkheid was, en dus ‘trachtten zij hem te grijpen’ om hem te vermoorden. Ze beschouwden de bewering als ronduit blasfemisch.
Opnieuw schrijft Johannes het volgende:
1 Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. … 3 Jezus, die wist dat de Vader hem alle macht had gegeven, dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, (Johannes 13:1 en 3)
Tegen zijn leerlingen zei Jezus eens:
27 want de Vader zelf heeft jullie lief, omdat jullie mij liefhebben en geloven dat ik van God ben gekomen. 28 Ik ben bij de Vader vandaan gegaan en naar de wereld gekomen, nu verlaat ik de wereld weer en ga ik terug naar de Vader. (Johannes 16:27-28)
Het ‘Woord van God’ is niet geschapen, het is eeuwig. Jezus is niet alleen mens; Jezus is niet alleen een profeet, hij is tegelijkertijd mens en goddelijk.
De bijbel leert ons dat de ‘Zoon van God’ die het Woord van God is, al eeuwig bestond, en ‘Het Woord [van God] is mens geworden en heeft bij ons gewoond’ (Johannes 1:14)
De goddelijkheid van de heilige Geest
In het voorafgaande hebben we laten zien dat de ‘Zoon’ de Vaders vertegenwoordiger is in handelingen van schepping, oordeel, redding en liefde omdat hij van God is.
De bijbel schrijft deze activiteiten ook aan de heilige Geest toe.
De heilige Geest schept:
De geest van God heeft mij gemaakt,
de adem van de Ontzagwekkende doet mij leven. ( Job 33:4) (Zie ook Genesis 2:7)Zend uw adem [Geest] en zij worden geschapen,
zo geeft u de aarde een nieuw gelaat. (Psalm 104:30)
De heilige Geest oordeelt:
7 Werkelijk, het is goed voor jullie dat ik ga, want als ik niet ga zal de pleitbezorger niet bij jullie komen, maar als ik weg ben, zal ik hem jullie zenden. 8 Wanneer hij komt zal hij de wereld duidelijk maken wat zonde, gerechtigheid en oordeel is: 9 zonde – dat ze niet in mij geloven, 10 gerechtigheid – dat ik naar de Vader ga en jullie me niet meer zien, 11 oordeel – dat de heerser over deze wereld is veroordeeld. (Johannes 16:7-11)
De heilige Geest redt:
De wet van de Geest die in Christus Jezus leven brengt, heeft u bevrijd van de wet van de zonde en de dood. (Romeinen 8:2)
De heilige Geest heeft lief:
Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus en met een beroep op de liefde van de Geest, vraag ik u dringend om samen met mij vurig tot God te bidden. (Romeinen 15:30)
De bijbel leert dus dat de Vader, Zoon en heilige Geest betrokken zijn bij alle bovenstaande goddelijke handelingen.
We hebben gezien dat de Vader schept, oordeelt, redt en liefheeft door de Zoon. Maar hoe kan de heilige Geest ook bij al deze goddelijke handelingen betrokken zijn? Om het werk van de heilige Geest in één van deze handelingen, de schepping, te illustreren, citeren we de ervaring van een profeet, Ezechiël genaamd, die door God naar een vallei werd geleid dat vol met opgedroogde beenderen lag. Dit is wat hij ervoer:
1 Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen. Zijn geest voerde mij mee en hij zette mij neer in een dal vol beenderen. 2 Ik moest er aan alle kanten omheen lopen, en zo zag ik dat er verspreid over het dal heel veel beenderen lagen, die helemaal waren uitgedroogd. 3 De HEER vroeg mij: ‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’ Ik antwoordde: ‘HEER, mijn God, dat weet u alleen.’ 4 Toen zei hij: ‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: “Dorre beenderen, luister naar de woorden van de HEER! 5 Dit zegt God, de HEER: Beenderen, ik ga jullie adem geven zodat jullie tot leven komen. 6 Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben. ”’
7 Ik profeteerde zoals mij was opgedragen. Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden. 8 Ik zag pezen zich aanhechten en vlees groeien, ik zag hoe er huid over de botten heen trok, maar ademen deden ze nog niet. 9 Toen zei hij tegen mij: ‘Profeteer tegen de wind [geest], profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind [geest]: “Dit zegt God, de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven.”’ 10 Ik profeteerde zoals hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem [geest] gevuld. Ze kwamen tot leven en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte.
11 En hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, deze beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt: “Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze levensdraad is afgesneden.” 12 Profeteer daarom en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Mijn volk, ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie naar het land van Israël terugbrengen. 13 Jullie zijn mijn volk, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben als ik je graven open en jullie uit je graven laat komen. 14 Ik zal jullie mijn adem [geest] geven zodat jullie weer tot leven komen, ik zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben. Wat ik gezegd heb, zal ik doen – zo spreekt de HEER. ”’ [13]
De handelingen van de heilige Geest staan weergegeven in de bovenstaande passage. Hoewel de lichamen fysiek kompleet waren, waren ze levenloos. Hoewel het ontwerp kompleet was, waren de lichamen levenloos. De Geest gaf deze dode lichamen leven zoals je in de bovenstaande dikgedrukte verzen kunt lezen.
Hoewel het ontwerp een onderdeel is van het scheppen, is het scheppen daarmee nog niet kompleet. Het heeft het werk nodig van de heilige Geest. De heilige Geest blaast leven in het ontwerp.
Het ‘Woord van God’, de ‘Zoon’, voorziet ieder schepsel met een bijzondere orde, dat specifieke ontwerp dat het maakt wat het is. De heilige Geest geeft het het leven om te leven als dat bijzondere schepsel.
Zoals sommigen het omschrijven:
Hoewel alle drie personen [de Vader, de ‘Zoon’ en de heilige Geest] alom tegenwoordig zijn en bewust verbonden zijn in al hun handelingen, heeft ieder een aantal onderscheidende historische handelingen. Ten aanzien van de schepping, roept de Vader energie-materie tevoorschijn, de Logos (het Woord van God) bezielt het en beveelt het zijn wet van verandering, en de heilige Geest leidt het te ontwikkelen volgens zijn natuur en zijn bestemming te bereiken. [14]
De menselijke taal en goddelijke werkelijkheden
Wanneer we over God spreken gebruiken we mensentaal. Maar niet alleen dat, we begrijpen wat we horen met ons menselijke verstand, wat alleen gerelateerd kan zijn aan menselijke ervaringen. Om God volledig te kunnen begrijpen hebben we goddelijke taal en het goddelijk verstand nodig, beide missen we. Dus hebben we een probleem.
Het volgende voorval zal helpen met uitleggen van het probleem van het uitdrukken van nieuwe realiteiten aan verstanden die begrensd zijn in bevattingsvermogen.
Toen ik op bezoek was bij mijn zus, die in een flat op de derde verdieping woont, zag ik haar twee jaar oude zoontje een poging doen om op de balkonrailing te klimmen. Na een aantal pogingen lukte het hem om een paar voetgrepen te vinden en stond hij op het punt om op de railing te klimmen. Ik haastte me onmiddellijk naar het balkon en greep hem. Heel erg geschrokken zei ik tegen hem: ‘Als je van dat balkon was gevallen was je nu dood geweest’. Hij keek me aan en knikte onschuldig met zijn hoofd en zei: ´Ik was nu dood geweest´. Op dat moment stond ik daar gefrustreerd omdat ik er niet in geslaagd was de ernst van zijn actie aan het kind te communiceren. Hoeveel kinderen van twee jaar oud begrijpen het concept ‘dood’? Ik had tegen hem moeten zeggen: ´Als je van dit balkon was gevallen, dan zou je net zo gebroken zijn als een ei, en niemand zou je meer in elkaar kunnen zetten’. Als ik het op die manier gezegd zou hebben, zou hij waarschijnlijk niet meer in z´n hoofd halen nog eens op die railing te klimmen.
Hoe begrijpen we nieuwe concepten? Hoe leggen we nieuwe of onbekende werkelijkheden uit? In het eerdere voorval probeerde een volwassene te communiceren met een kind. In de volgende twee voorvallen probeert een kind te communiceren met een volwassene:
Toen mijn dochter ongeveer twee jaar oud was, zag ze eens op een heldere nacht de maan schijnen. Heel serieus riep ze toen plotseling: ‘Papa, papa! Iemand is onze maan aan het opeten!’ Het was de eerste keer dat ze een halve maan zag. Iedere keer dat ze de maan eerder had gezien, was het een volle maan geweest. En dit keer was het alleen maar een deel van de maan dat je kon zien. Wat zorgt er nu voor dat een hele maan gereduceerd wordt tot maar een halve maan? Uit haar voorraad ervaringen kwam het antwoord. De maan heeft gewoonlijk de vorm van een koekje. Koekjes worden echter alleen maar kleiner als iemand ze opeet. Wat op koekjes van toepassing is moet logischerwijs ook van toepassing zijn op de maan. Iemand was de maan aan het opeten en hij moet gestopt worden, dacht zij.
Een andere keer, toen mijn kleine jongen zijn eerste mousserende drank kreeg, bracht hij mij een fles en zei: ‘Pappie, open de deur!’. Hij kende deuren, maar hij kende niet het woord ‘dop’.
Niet alleen kinderen gebruiken hun voorraad ervaringen om zichzelf uit te drukken, wij volwassenen doen dat ook. Probeer de smaak van een mango maar eens uit te leggen aan iemand die nog nooit een mango heeft gegeten, of probeer eens te beschrijven hoe een tropische vrucht zoals een ananas eruit ziet aan iemand die er nog nooit één gezien heeft.
In onze poging de Drie-éénheid te begrijpen, gebruiken we hetzelfde proces, door analogieën te gebruiken. Echter, analogieën hebben beperkingen, zeker als we het hebben over God, omdat we dan te maken hebben met de hoogste vorm van leven. Dus kan zijn wezen niet goed uitgebeeld of uitgedrukt worden door lagere vormen van leven, zelfs niet als je ze allemaal met elkaar verenigt. Niettemin kunnen analogieën ons helpen om een mate van begrip te verkrijgen.
Als we teruggaan naar het voorbeeld van de boom, waar de wortel van de boom de onzichtbare Vader representeert, de vruchten ‘het Woord’ en de ‘Zoon van God’ representeert, kan het sap van de vruchten gezien worden als de representatie van de heilige Geest. Het sap is van de boom en van de vruchten, en de heilige Geest wordt terecht de ‘Geest van God’ en de ‘Geest van Christus’ genoemd.
Zoals het sap je het goede van vitaminen, mineralen en energie geeft, geeft de heilige Geest de liefde, het leven en de gerechtigheid van Jezus Christus, aan het leven en het hart van de gelovige.
De vruchten aan de boom zijn niet echt van nut voor de mens totdat de goedheid van de vruchten gedronken wordt in de vorm van het sap.
Let wel dat de vruchten niet hetzelfde zijn als het sap. Maar het sap draagt wel al de goedheid van de vruchten. Als de boom een sinaasappelboom is, dan zijn de vruchten wezenlijk sinaasappelen en is het sap wezenlijk ook sinaasappelsap. Het sap heeft dezelfde natuur als de vruchten, en de vruchten hebben dezelfde natuur als de wortels.
Laten we ons nu een jasmijnplant voorstellen. De onzichtbare wortels representeren de Vader. De zichtbare bloem representeert de ‘Zoon’. De geur van de jasmijn representeert de heilige Geest. De bloem is afkomstig van de wortels. De geur is van de wortels als ook van de bloem. Dat is waarom de heilige Geest de Geest van Christus wordt genoemd als ook de Geest van God. De bloem heeft dezelfde natuur als de wortel, dat is jasmijn, en de geur is ook jasmijn. De drie vormen samen één jasmijnplant.
Een analogie voor de Vader, de Zoon en de heilige Geest kan ook in de natuur en de werking van de zon gevonden worden. Er wordt ons verteld dat er in de zon een thermonucleaire fusie plaatsvindt. Wanneer we naar de zon kijken zien we helemaal niets van dit proces. Dit proces is onzichtbaar. Wat we wel zien is de zichtbare expressie van dit onzichtbare proces, dat is, de heldere schijnende zon in de lucht. Het onzichtbare proces lijkt op de Vader. De zichtbare ronde schijf representeert de Zoon. De stralen van de zon (die zichtbaar zijn) die de enorme hoeveelheid energie naar onze planeet brengen, representeren de heilige Geest.
In onze poging de essentie van God uit te leggen proberen we iets uit te drukken wat niet uit te drukken is. Laten we de moeilijkheid simuleren of proberen in te zien door neerwaarts te gaan in plaats van opwaarts.
Stel je een boom voor die de natuur van een mens probeert te doorgronden, en je zult de problemen zien die de mens heeft in het proberen de natuur van God te begrijpen.
Om te beginnen een boom kan geen mensen zien. Voor de boom is een mens compleet onbekend. De mens kan zich om een boom begeven zonder dat de boom ook maar enig idee heeft van zijn bestaan. De mens kan de boom omhakken zonder dat de boom ook maar een ontwijkende reactie neemt. Een boom ziet het verschil niet tussen een oude of een jonge man. Mensen kunnen een boom op vele verschillende manieren vernietigen. Ze kunnen het vergiftigen of omhakken. De boom heeft geen mogelijkheid zich tegen de mens te beschermen. De mens heeft de totale controle over de boom. Een boom kan zichzelf niet beschermen tegen mensen omdat hij de mensen niet kan zien. In de wereld van de bomen zou je kunnen zeggen dat de mens niet bestaat omdat hij niet gezien kan worden door een boom. Alles wat geweten kan worden over mensen is datgene wat door zijn invloed ervaren kan worden. Dit is in een bepaald opzicht hetzelfde als dat wat een mens natuurlijk van God waarneemt. We hebben God nog nooit gezien, maar we voelen zijn daden en zijn invloed op onze wereld. Hij kan net zo dicht bij ons zijn als wij bij een boom staan doch wij merken hem niet op, zoals we elkaar opmerken.
Dus in plaats van naar boven te gaan, gingen we naar beneden. Maar laten we het denken, gestimuleerd door dit voorbeeld, een beetje verder ontwikkelen.
Hoe zou een plant de mens beschrijven aan de rest van het plantenrijk? Hoe zou een boom, die geen mensen kan zien, echter nu overtuigd van zijn bestaan, de mens omschrijven aan de rest van de bomen? Herinnert u zich de vergelijking van de halve maan en het koekje? Een boom zou een mens omschrijven als een boom. Zij het een superboom, maar het is nog een boom. Alle bomen zouden van de mens kunnen zeggen dat het een soort boom is; met wortels, maar wel een ander soort wortels; met takken, maar wel een ander soort takken; met bladeren, maar wel een ander soort bladeren; en met vruchten, maar wel een ander soort vruchten. Overeenkomstig is de mens van een lagere klasse en natuur dan God, en kan een mens God alleen in menselijke termen vatten.
Over God spreken in menselijke termen is niet vreemd voor de moslim. Volgens de koran en de Hadith heeft Allah een gezicht, handen, vingers, voeten en ogen:
Al hetgeen is, zal vergaan. En er blijft alleen het Aangezicht van uw Heer, de Bezitter van Heerlijkheid en Eer. [15]
God zeide: “O Iblies, wat heeft u verhinderd te buigen voor hem, die Ik met Mijn Hand heb geschapen?” [16]
Een (joodse) rabbi kwam tot Allah’s apostel en zei: “O Mohammed! Wij leren dat Allah alle hemelen op één vinger plaatst, en de aarde op één vinger, en de bomen op één vinger, en het water en stof op één vinger, en alle andere schepselen op één vinger. Dan zal hij zeggen: ‘Ik ben de koning’. Daarop lachte Mohammed zodat zijn voortanden zichtbaar werden, en dat was de bevestiging voor de rabbi. [17]
... God zal zijn voet in de hel plaatsen...en hij zal inéén krimpen...[18] ‘Voorzeker, gij zijt onder Onze ogen [19]
De orthodoxe geleerden echter, stellen nadrukkelijk dat Allah’s gezicht niet als ons gezicht is, zijn handen niet als onze handen zijn, zijn voeten niet als onze voeten zijn en zijn ogen niet als onze ogen zijn.
Allah’s wezen is niet te vergelijken met welk ander wezen dan ook. Zijn hand is ongelijk aan andere handen...zijn woord is ongelijk aan andere woorden...zijn hand is geen vlees, bot en bloed als andere handen...en zijn woord is geen stem en letters. [20]
Niet alleen heeft Allah in de islam handen, voeten, gezicht en ogen, maar hij zit, komt en rent. De koran spreekt over Allah, na het voltooien van de schepping in de volgende woorden: ‘...daarna zette hij (Allah) zich op de Troon neder’ [21]
En over zijn komst zegt de koran:
Wanneer de aarde aan stukken wordt geschud, en uw Heer komt en de engelen in rijen gerangschikt zijn. [22]
Een andere hadieth zegt:
Gods afdaling naar de fysieke hemel... [23]
Over het rennen van Allah zegt een hadieth:
God zeide: ‘O zoon van Adam, als u tot mij komt, loop ik naar u, en als u naar Mij loopt, zal Ik naar u rennen’. [24]
Sommige commentators zoals imam Razi vergeestelijken alles wat met Allah te maken heeft. Dus wanneer gezegd wordt dat Allah ogen heeft, betekent dit alleen dat Allah kan zien.
Anderzijds beweren anderen, zoals Dr. Qaradawi, commentaar gevend op het vers: ‘God zeide: “O Iblies [de duivel], wat heeft u verhinderd te buigen voor hem, die Ik met Mijn Hand heb geschapen? Zijd gij te trots of behoort gij tot de (hoog) verhevene?” (Soera 38:74) dat Allah wel degelijk handen heeft:
Gezien het feit dat de handen in het bovenstaande vers niet kunnen worden geïnterpreteerd als Allah’s macht, omdat alles geschapen werd door de macht van Allah, zelfs Iblies is geschapen door de macht van Allah, blijft er niets anders over dan de schepping van Adam te onderscheiden van de rest van Allah’s schepping. En in de Hadith: ‘Allah schiep drie dingen met zijn hand; hij schiep Adam met zijn hand; hij schreef de Thora met zijn hand; en hij plantte het paradijs met zijn hand.’ Het onderscheiden van deze drie door te vermelden dat ze geschapen werden door Allah’s hand, (hoewel ze met de rest van de schepping gemeen hebben dat ze bestaan door de macht van Allah), bewijst dat er iets extra’s is dat ze onderscheidt (Adam, de Thora en het paradijs). Bovendien, de uitdrukking ‘een paar handen’ is niet bekend, behalve wanneer de handen echt zijn, en werd nooit gebruikt om de macht of de gratie aan te duiden…en hoe kan de hand geïnterpreteerd worden als macht als de handpalm van Allah en de vingers van Allah, Allah’s linker- en rechterhand, het sluiten en openspreiden van Allah’s hand (Soera 5:64) gebruikt werden. Dit alles kan alleen toegeschreven worden aan een echte hand. [25]
De overtuiging dat Allah handen, vingers, een gezicht, voeten, ogen, etc. heeft, wordt niet gehouden door rand moslimgroeperingen maar door de meest fundamentele moslimgeleerden. Het wordt zo sterk aangehouden dat iemand die dit niet gelooft, beschouwd wordt als een ongelovige door sommige van deze geleerden. Bijvoorbeeld, Ahmad Ibn Taymiya, de beroemde vertegenwoordiger van de Ibn Hanbal-school beschouwde de Mo’tazelieten als ongelovigen en beschouwde de beroemde geleerde Ghazali als een ketter. Hij preekte eens en toen hij van de kansel afstapte, zei hij: ‘God zal van zijn troon afstappen op dezelfde manier zoals ik nu van deze kansel afstap’. [26]
Dus Allah heeft niet alleen een gezicht, ogen, handen, vingers en voeten, maar kan ook op een troon neerzitten, kan komen en rennen. Het is dus logisch te concluderen dat Allah een lichaam heeft, maar ongelijk aan onze lichamen. Want de ogen, het gezicht, de handen, de vingers, de voeten bestaan niet apart van de rest van het lichaam. Niet alleen heeft Allah in de islam een lichaam, maar hij heeft ook een ziel. Imam Abu Hanifah die het grootste aantal moslimvolgelingen heeft, zei:
De Allerhoogste heeft een hand, een gezicht en een ziel (Soera 5:116) zonder te vragen hoe ( bela kayf). [27]
Dit is het geloof van orthodoxe moslims, zolang de moslimgelovige niet vraagt hoe.
Volgens de koran heeft Allah ook een geest (Soera 15:29 en 38:27) een onderwerp dat we nu zullen gaan behandelen.
Er is erg weinig bekend over de Geest in de koran, zoals het volgende vers aangeeft:
Ze zullen je vragen over de geest. Zeg: De geest is de bevelvoerder van mijn Heer. U is een weinig kennis gegeven. [28]
Niet alleen is de kennis over de geest mager, zelfs het verlangen naar meer kennis hierover is verboden. Ghazali stelde:
‘Te veel onderzoek, echter, naar de essentie van de Geest, is verboden bij de wet’. [29]
Echter, de mens, van nature nieuwsgierig, heeft altijd geprobeerd de natuur van de Geest te doorgronden ondanks zulke verboden. Terwijl gelooft wordt dat Allah’s gezicht, ogen etc. ongeschapen zijn, geloven de meeste moslimgeleerden dat Allah’s Geest geschapen is. Maar een studie naar het woord ‘Geest’ in de koran bewijst het tegendeel.
Het woord ‘Geest’ of het afgeleide hiervan wordt vierentwintig maal vermeld in de koran en niet één keer in relatie tot de mens. Het woord dat het innerlijk beschrijft van de mens is ‘ziel’, niet ‘geest’. Dr. Mustafa Mahmoud maakt onderscheid tussen de geest en de ziel in de koran:
In onze huidige taalgebruik halen we de ziel en de geest door elkaar. En we zeggen dus: ‘zijn geest is heengegaan’, of ‘zijn geest verlangt naar dit of dat’, of ‘zijn geest is gekweld’ ...Al deze uitdrukkingen zijn incorrect en zijn alleen op de ziel van toepassing, niet op de geest. Wat heen gaat van het lichaam is de ziel (Soera 6:93), en datgene wat de dood proeft is de ziel en niet de geest (Soera 3:185)... De ziel bestaat voor de geboorte en tijdens het leven van een persoon, en blijft na de dood. De geest kan niet in verzoeking gebracht worden (Soera 5:30, Soera 50:16), kent geen begeerte of hartstocht (Soera. 91:7 en 8), kent geen verveling (Soera 9:118) en kent geen kwelling (Soera 9:55)…al deze behoren tot de ziel en niet tot de geest. [30]
Terwijl men in de huidige taal de woorden ‘ziel’ en ‘geest’ door elkaar haalt, door ze wisselend als gelijke begrippen te gebruiken, behandelt de koran deze twee woorden niet op deze manier, maar gebruikt daarentegen het woord ‘geest’ exclusief met betrekking tot God. Dr. Mahmoud gaat verder:
De geest echter, wordt altijd in de koran genoemd met een hoge mate van heiligheid, eer en goddelijke transcendentie. hij wordt nooit beschreven als lijden aan pijn of hebzuchtig zijn, verlangen of begeren, of geheiligd of verontreinigd zijn, of opstijgen of neerdalen of zich vervelen. Er is geen sprake van dat de geest het lichaam verlaat of sterfelijk is… hij wordt niet geassocieerd met de mens, maar wordt altijd geassocieerd met God (Soera 19:17). Over de schepping van Adam zegt God: “Wanneer Ik hem daaruit heb gevormd en hem Mijn geest heb ingeblazen...” (Soera 15:29). God zegt: “Mijn Geest”, niet “de geest van Adam” – dat wil zeggen, deze geest is van God. Dus onze Heer verbindt de geest altijd met zichzelf. En opnieuw: ‘Wij hebben u een Geest geopenbaard onder ons bevel.’ De Geest is hier het goddelijke Woord en het goddelijk bevel. Dus de geest is altijd gerelateerd aan God, en is in constante beweging van God en naar God… om deze reden wordt de geest omschreven in zulke hoge en verheven termen. De koran noemt Gabriël de ‘Geest van Heiligheid’… en ‘de getrouwe Geest’. Maar de ziel is altijd gerelateerd aan iemands zelf, zijn eigenaar. ‘Welk goed ook tot u komt, dat komt van Allah en welk kwaad u overkomt, komt door uzelf [uw ziel].’ (Soera 4:79) [31]
In contrast tot de ziel:
De geest heeft geen plaats in het paradijs of de hel, maar is licht van Gods licht, gerelateerd aan God. Hij is van hem. Hij kan geen onderwerp zijn van rechtspraak en oordeel, of van straf of beloning, maar is het hoogste voorbeeld in de volgende koranverzen, ‘terwijl Allah’s kenteken het beste is, hij is de Almachtige, de Alwijze’ (Soera 16:60) en ‘voor hem zijn de meest verheven attributen in de hemelen en op aarde’ (Soera 30:27). Dit is de wereld van de stralende gelijkenis dat zijn heiligheid en straling afleidt van het zijn ‘van’ God en ‘van’ zijn gebod. [32]
De geest is dus altijd aan God gerelateerd, en behoort tot het goddelijke niveau.
Het traditionele begrip betreffende de natuur van de Geest is onder woorden gebracht door de geleerde Al-Baihaqi, die hierover het volgende zei:
God schiep Adam, een mens, dus was hij gedurende veertig jaar een lichaam van klei...toen de tijd kwam dat God de mens de geest wilde inblazen, zei God tot de engelen... ‘wanneer Ik in hem Mijn Geest inadem, aanbidt hem dan’. [33]
De Geest waar vanuit Adam (vrede zij met hem) ingeademd is was een schepsel van Gods schepping. God bewerkstelligde het leven in de lichamen door die geest. Hij werd aan God toegevoegd door middel van schepping en bezit; het is niet zo dat hij deel van God is. [34]
Volgens Baihaqi neemt de Geest dus deel in de schepping van Adam ondanks dat de Geest zelf een schepsel is. Verder is Gods aandeel in de schepping begrensd tot het vormen van een levenloos lichaam. Het leven van dat lichaam komt van de geschapen Geest.
Er zijn serieuze problemen met deze visie. Ten eerste kan een schepsel nooit deelnemen in de daad van het scheppen; deze daad is geheel goddelijk. Ten tweede, (zelfs als dit niet zo is) te zeggen dat het lichaam door God is gevormd, terwijl het geven van leven van de geschapen Geest komt, keert de verdeling van scheppende daden ‘op de kop’, want het vormen van Adam als een ‘lichaam van klei’ is een minderwaardige prestatie dan het geven van leven. Wetenschappers beweren dat ze een cel kunnen vormen, echter deze cel is levenloos. Mensen kunnen het leven beëindigen door moord of zelfmoord, en ze kunnen leven overdragen door nakomelingen te verwekken, maar noch wij noch enig ander schepsel kan het aanvangen. Het geven van leven is een goddelijke eigenschap en een goddelijk geheim, het ligt niet binnen de mogelijkheden van geschapen wezens.
Om deze reden moet de visie verworpen worden dat de Geest die Adam het leven gaf, een schepsel is. De Geest is of goddelijk of heeft helemaal niet deelgenomen aan de daad van scheppen. Niettemin stelt de koran dat de Geest heeft deelgenomen in de schepping van Adam. Dus de Geest is goddelijk.
De Geest wordt in de traditionele islam ook wel geïdentificeerd als de engel Gabriël, de engel der inspiratie. Als dit waar is, dan zou dit de Geest, een schepsel van Gods schepping maken, hoewel hij het hoogste schepsel van allen zal zijn. [35] Verdere begrip betreffende de Geest is te vinden in de geschriften van Ibn ‘ Arabi, de soefiemysticus die geloofde dat:
Gabriël is niet te identificeren als de engel die verbonden is met de Inspiratie... Maar Gabriël is het principe van leven in alles dat bestaat: Hij is de totale Geest – alles dat bestaat is er door doorgedrongen, ongeacht de niveaus van leven dat zij bezitten... Gabriël is de waarheid zelve, gemanifesteerd in deze totale Geest. [36]
Dus volgens Ibn ‘ Arabi is Gabriël geen engel, maar wat Gilani (een andere soefi) de ‘heilige Geest’ noemt. Gilani schreef het volgende hierover:
Weet dat de heilige Geest de Geest der geesten is. Hij is buiten en boven de reikwijdte van het goddelijke scheppingsbevel ‘Wees’ (kon). Van hem kan niet worden gezegd dat hij een schepsel is, omdat hij een bijzonder aspect [letterlijk, gezicht] van de Waarheid [dat is, van God] is. Door dat aspect kwam de werkelijkheid er. Hij is een Geest ongelijk aan andere geesten, omdat hij de Geest van God is die in Adam werd ingeademd, zoals ernaar verwezen wordt door Gods woord: ‘en beademde Mijn Geest in hem’. Dus de geest van Adam is geschapen en de Geest van God is niet geschapen. Hij is de heilige Geest, dat is, de Geest van heiligheid, die verschillend is van de gebreken en de tekortkomingen van de fysieke werkelijkheid. [37]
Gilane geloofde dat de heilige Geest geen schepsel is, zoals Ibn Hanbal, één van de vier leiders van de islamitische denkscholen, deed die zei: ‘De bewering dat de heilige Geest een schepsel is, is een ketterij.’ [38] In zijn visie is het een ketterij om te zeggen dat de heilige Geest een schepsel is, zoals hij ook geloofde dat het blasfemisch is te zeggen dat het Woord van God geschapen is.
Imam Abu al-‘ Azayem, een andere soefigeleerde, zei:
De Geest [die God in Adam inademde] is de som van alle waarheden en is volmaakt in beschrijving. Vanwege die reden maakte God de mens zijn mederegeerder en liet de engelen hem aanbidden. [39]
Dit is een duidelijke erkenning dat de Geest niet een schepsel is, maar Goddelijk is. Alleen als de Geest in Adam ingeademd goddelijk is, is de aanbidding van Adam door engelen toegestaan, omdat het dan niet geclassificeerd wordt als de aanbidding van één schepsel door een andere, maar de aanbidding door een schepsel van het goddelijke in Adam.
Zoals eerder gezegd, traditionele moslimgeleerden geloven dat de koran God ziet als het hebben van een lichaam en een ziel. Zelfs als de componenten van het lichaam en de ziel van Allah geallegoriseerd kunnen worden, portretteert de koran Allah definitief als het hebben van een geest. We hebben ook aangetoond dat de geest niet een schepsel is, maar in staat is leven te geven, en dat wat leven aan de mens geeft, niet minder leven kan bezitten dan dat van de mens. Het leven dat de Geest van God bezit betekent dat de Geest kan denken, zien, horen, etc. Anders bezit de mens het schepsel meer leven dan de Geest van God die de mens het leven gaf. Daarom is volgens de koran God ten minste een duaal wezen. Moslims hebben dan dezelfde moeilijkheid in het begrijpen van de natuur van Allah als de christenen hebben in het verstaan van de natuur van God.
Openbaring versus menselijke ideeën
Deze moeilijkheid voor zowel moslims als christenen moet worden verwacht omdat we niet slechts een hogere vorm van leven maar de hoogste vorm van leven proberen te begrijpen. Het volgende kan deze moeilijkheid makkelijker maken te aanvaarden.
Volgend de analogie van de boom die de natuur van de mens probeert te bevatten, laten we een boom, niet slechts de overtuiging van het bestaan van de mens, maar bijzondere openbaring over de natuur van de mens geven. Laten we een boom bijzondere ogen geven om de mens te zien. De boom zal nog steeds niet in staat zijn om te beschrijven wat de mens werkelijk is. Sommige fysieke dingen zoals de ogen en oren zullen volledig onbegrijpelijk zijn, terwijl capaciteiten zoals denken en willen, en emotie voorbij alle begrip of omschrijving zullen zijn. Voor een boom is de mogelijkheid van een mens om zelf te bewegen net zo onbegrijpelijk als dat voor de mens God zijnde zelf existerend is. Wat ook de moeilijkheden kunnen zijn, een boom kan niet enkele aspecten van de natuur van de mens begrijpen behalve in ‘boom concepten.’
Bijvoorbeeld kan het lichaam van de mens waargenomen worden als twee stammen, in plaats van benen, samenkomend om samen de hoofdstam te maken. De tenen van de mens kunnen waargenomen worden als tien wortels, en zijn armen als twee takken, eindigend met tien bladeren.
Verder kan als een boom in staat werd gesteld om het bloedvatenstelsel van de mens te zien, het de bloedvaten zien als een andere boom in de mens. Als het in staat werd gesteld om het zenuwstelsel van de mens te zien, kan het dat zien als een tweede boom in de externe boom, en de mens zal drie bomen zijn, niettemin één boom.
Als een boom van plan was om alle bovengenoemde kenmerken van de mens proberen over te dragen op de rest van de bomen, zou de taak allerminst niet gemakkelijk zijn, en we hebben zelfs nog niet de ziel of de geest van de mens genoemd!
Wanneer de boom eenvoudig de overtuiging had van het bestaan van de mens, was zijn begrip van de mens eenvoudig en simpel. Maar toen de boom bijzondere openbaring was gegeven, was de natuur van de mens niet zo eenvoudig maar ingewikkeld en verfijnd. Dat is het verschil tussen de leringen van de koran en die van de bijbel over de natuur van God.
Wij, zijnde beperkt in het begrijpen van het goddelijke, moeten door geloof ( bela kaif dat wil zeggen zonder te vragen hoe) aanvaarden wat God over zijn natuur heeft geopenbaard. Analogieën kunnen ons helpen het beter te begrijpen, maar zij hebben beperkingen. Een analogie maakt één punt, zoals Ghazali, een moslimgeleerde zei. ‘De analogie hoeft niet volledig in overeenstemming te zijn met datgene dat het weerspiegelt.’ [40] Zolang as we in deze aardse vorm van bestaan zijn weten wij door geloof. In werkelijkheid is dat de manier orthodoxe moslims de koranverzen aanvaarden die spreken van God zittend en komend, en Gods handen, gezicht en ogen. Zij aanvaarden dat alles “zonder te vragen ‘hoe’” ( bela kaif) zoals uitgedrukt in de woorden van de moslimgeleerde al-Saj’ari toen hij zijn ‘beeld’ van God samenvatte:
We belijden dat Allah stevig is gevestigd op zijn troon… We belijden dat Allah twee handen heeft, zonder te vragen hoe… We belijden dat Allah twee ogen heeft zonder te vragen hoe… We belijden dat Allah een gezicht heeft… We bevestigen dat Allah kennis heeft… gehoor en gezichtsvermogen… en macht. [41]
Christenen geloven ook dat God één is. Hij heeft een levende ‘Woord’ (ongeschapen ‘Zoon’), door wie God alles schiep. God heeft ook een Geest.
Als iemand erop blijft staan en zegt: ‘Hoe kunnen de drie één zijn?’, beantwoordde Ghazali een overeenkomstige vraag toen hij zei:
Hoe kunnen de velen één zijn? Weet dat dit het doel is van alle openbaringen. En de geheimen van deze wetenschap moeten niet in een boek neergeschreven worden, want de mensen van kennis zeiden: ‘Het onthullen van het geheim van Heerschappij is blasfemie… Het ding kan veel zijn in één opzicht, maar kan ook één zijn in een ander opzicht. En dus, zoals de mens veel in één opzicht is als je kijkt naar zijn geest en lichaam en ledematen en bloedvaten en beenderen en ledematen, maar in een ander opzicht is hij één mens. [42]
De filosoof Ghazali zei dat ‘de grootste en hoogste van alle geneugten is God te kennen.’ [43]
Omdat niemand ooit God heeft gezien, moet hem kennen komen via een openbaring van hemzelf.
Traditionele moslims zijn verboden door de hadieth om de natuur van God te onderzoeken. De hadieth stelt ‘Reflecteer over de schepping van God en reflecteer niet over de essentie van God.’ [44] Echter menselijke geesten (zoals Ghazali’s en andere moslimsoefies) zijnde onderzoekend, en hongerend naar meer over de natuur van God, reflecteerden erover.
Toen traditionele moslims reflecteerden over het medium dat God openbaart, dat is de koran, concludeerden zij dat de koran goddelijk is. ‘God wordt geopenbaard aan zijn schepselen door zijn woorden [de koran]’ [45], wat geloofd wordt het woord van God te zijn. Dit ‘Woord van God’ wordt geloofd eeuwig te zijn, van God, niettemin is het altijd met God.
Volgens orthodoxe moslimgeleerden, kan de koran ‘die gereciteerd wordt door tongen, geschreven in Masahif, herinnerd in de harten, NIETTEMIN eeuwig is, bestaand in God zelf, niet gescheiden of los gemaakt worden van God door het over te brengen naar de harten of door het op te schrijven op papieren.’ [46]
In traditionele islam wordt de koran geloofd goddelijk te zijn. In het christendom wordt Jezus de Christus het ‘Woord van God’ geloofd goddelijk te zijn. Echter, in fundamentele islam wordt God geopenbaard via twee media: de koran en de schepping.
Toen moslimsoefies reflecteren over het andere medium dat God openbaart, dat is de schepping, concludeerden zij dat de schepping goddelijk is. De filosoof Ghazali zei dit uitleggend het moslimgetuigenis: ‘God is groot’ (Allahoe Akbar):
Dat betekent niet dat God groter is dan de schepping, want de schepping is zijn manifestatie zoals het licht de zon manifesteert, en het zou niet correct zijn om te zeggen dat de zon groter is dan zijn eigen licht. [47]
Ghazali gelooft dat de schepping goddelijk is, want God is niet groter dan de schepping. Met andere woorden de schepping is gelijk aan God, of deel van God. Hier hebben we twee die gelijkelijk goddelijk zijn. Maar er is één die goddelijk is. En dus komt Ghazali’s vraag: Hoe kunnen de velen één zijn?
Ibn Arabi de beroemde Soefi zei:
God ( al-haqq) wilde de essenties ( al-a’yan) van zijn meest volmaakte namen ( al-asma al-hoesna) wiens aantal oneindig is – en als je wilt kun je ook goed zeggen: God wilde zijn eigen essentie (‘ eyn) zien in één werelwijd object ( kawn) dat gezegend was met bestaan ( al-woedjoed) samenvattend de goddelijke order ( al-amr) zodat hij daar zijn mysterie aan zichzelf kon manifesteren. [48]
Volgens Ibn Arabi heeft God het wereldwijde object nodig, dat is, de schepping zodat hij zijn eigen essentie kan zien. Deze logica creëert een probleem. Hoe zag God zijn eigen essentie voor de schepping? Dit betekent dat Gods kennis van zichzelf onvolledig was voor de schepping.
Dat is wat andere soefies de volgende redenering deed introduceren:
Er is geen liefhebber en liefhebbende dan God. Want wat ook in bestaan is dan de goddelijke aanwezigheid, wat zijn essentie is, zijn kenmerken, zijn daden. Zoals je zegt dat het woord van God zijn kennis is, en zijn kennis is zijn essentie. Want het is onmogelijk dat in zijn essentie er bestaat dat wat extra of een andere essentie (‘ eyn) is wat niet zijn essentie is… Het is onmogelijk voor zijn essentie te zijn vervolmaakt door dat wat niet zijn essentie is, zodat de essentie de eer verkrijgt door anders dan de essentie. [49]
Net als Ghazali, stonden zij tegenover hetzelfde probleem: Kan de essentie van God eer krijgen bij dat wat inferieur is tot de essentie? Kan de schepping die God manifesteert inferieur zijn tot de God die het onthult? Hun antwoord was nee. En het resultaat was dat de schepping goddelijk werd beschouwd, een duidelijke contradictie. Want het is absurd dat het schepsel (schepping) de schepper (God) moet vervolmaken.
Echter, het is de logica van de laatste zin dat ons zorgen baart. ‘Het is onmogelijk voor Gods essentie om te worden vervolmaakt door dat wat niet zijn essentie is, dus dat de essentie de eer verkrijgt door anders dan de essentie.’ De logica van de uitspraak hierboven is waar. Het is de soefies conclusie die verkeerd is. Schepping is niet goddelijk.
Wanneer orthodoxe moslims reflecteerden over het medium dat God openbaart concludeerden zij dat de koran goddelijk was en toen de soefiemoslims reflecteerden over de schepping als medium dat God openbaart concludeerden zij dat de schepping goddelijk was. Christenen aan de andere kant geloven dat de openbaarder van God, Jezus de Christus, het ‘Woord van God’, goddelijk is. De logica is dezelfde: de openbaarder van God moet goddelijk zijn. Het zijn de conclusies die verschillend zijn. Verder, toen de soefies reflecteerden over de natuur van ‘God,’ aanvaarden zij dat hij een drie-eenheid kon zijn. Hier is een uitspraak die het soefiegeloof samenvat:
Als je zegt dat het (de essentie van God) één is, ben je juist; of als je zegt dat het twee is, is het in werkelijkheid twee. Of als je zegt: ‘ nee het is drie,’ ben je juist, want dat is de werkelijke natuur van de mens. [50]
Orthodoxe moslims hebben de issues vermeden, met de bela kaif formule, en door de Geest van God een schepsel te maken. Echter, we zagen dat de Geest van God goddelijk is. De orthodoxe moslim die de issue het hoofd wil bieden, moet tenminste uitleggen hoe God een Geest kan hebben, niettemin één is.
De soefies zagen de schepping als de openbaarder van God, dus zij verwierpen de Zoon van God en zijn Woord die mens werd en Christus werd genoemd. Wanneer mensen de waarheid verwerpen, denkend het onmogelijk te zijn, eindigen zij te geloven dat wat duidelijk absurd is. Want in het verwerpen van de volmaakte openbaarder van God, zijn ‘Woord’, Jezus, als goddelijk, aanvaarden zij de schepping als goddelijk. Het handwerk van een artiest kan adembenemend zijn, maar de artiest zelf kan een immoreel of geestelijk gestoord persoon zijn. Creatieve werken zijn een indicatie van de talenten en de mogelijkheden van de schepper maar niet zijn essentie. De god van de soefies wordt vervolmaakt door het schepsel. De God van de bijbel is eeuwig verheven, eeuwig volmaakt omdat zijn openbaarder, zijn Woord en Zoon ook eeuwig zijn.
We kunnen zien dat orthodoxe moslims, soefiemoslims en de christenen dezelfde issues het hoofd moeten bieden. De orthodoxe moslims vermeden ze aan de ene kant. De soefiemoslims aan de andere kant aanvaarden een drie-eenheid van henzelf.
Maar ik kan het nog steeds niet begrijpen
Iemand kan zeggen: Ik geloof in het ‘Woord van God’ Jezus en de heilige Geest, maar kan nog steeds de drie-eenheid niet bevatten? Een dergelijk persoon beantwoorden vragen we: Begrijp je alles wat je ziet? Neem bijvoorbeeld de capaciteit van de mens om pijn te voelen. De mens is gemaakt van stof, dat is calcium, ijzer, stikstof, zuurstof etc. Hoe kan het stof pijn voelen? Zijn zenuwstelsel waardoor hij de pijn voelt is gemaakt van stof. Hoe kunnen calcium, en ijzer etc. de pijn voelen? Dit is een mysterie. Het is niet omdat je dit wonder niet kunt begrijpen dat we dit levensfeit moeten verwerpen. Reflecterend over tijd en ruimte kun je dezelfde moeilijkheid aantreffen. Was er een punt in tijd toen er geen tijd was? Of wat was ervoor de tijd? Of, is er een ruimte waar er geen ruimte is? We verwerpen geen tijd en ruimte omdat we hen niet kunnen begrijpen.
Na de bovengenoemde analogieën en uitleggingen kan iemand nog zeggen: Maar ik begrijp het nog steeds niet. We herinneren hem aan de woorden van Augustinus die zei: ‘Als je het begrijpt, is het niet God.’ [51]
Enkele bezwaren tegen de goddelijkheid van Christus.
1. Sommigen kunnen bezwaar maken door te zeggen dat als Jezus goddelijk is, en dus alwetend, waarom zei hij dat hij de tijd van zijn wederkomst niet wist?
Omdat zonde en dood de wereld via een mens binnenkwam, moesten beide verwijderd worden door een mens. Toen het goddelijk Woord van God mens werd, kwam hij om God te behagen en te gehoorzamen als een mens. Dus hij was zowel mens (omdat hij geboren was uit een vrouw) en goddelijk (omdat hij het Woord van God is.)
Jezus had twee naturen: Een goddelijke en een menselijke. De twee naturen kunnen gezien worden in de gebeurtenis van het kalmeren van de zee in Lucas 8:22-5. De menselijke karakteristieken kunnen gezien worden in hem slapend in het schip. De goddelijke karakteristieken kunnen gezien worden in zijn vermaning van de wind en de golven. De twee naturen kunnen ook gezien worden in Lucas 8:43-48. De menselijke karakteristieken kunnen gezien worden in hem vragend wie hem aanraakte. De goddelijke karakteristieken kunnen gezien worden in de kracht die van hem kwam.
De vraag wordt dan: Als hij zowel goddelijk als menselijk was, waarom communiceerde het goddelijke niet de informatie over de tijd van zijn tweede komst aan het menselijke? Of breder gezegd: Waarom communiceerde het goddelijke niet al de goddelijke krachten aan het menselijke? Als alle goddelijke krachten gecommuniceerd werden aan de menselijke dan zou hij niet langer werkelijk menselijk zijn. Wanneer het goddelijke werd gemanifesteerd via het menselijke, werd het gedaan om het koninkrijk van God te promoten, en in het bijzonder de wil van de Vader. In werkelijkheid waren er gebeurtenissen waar het menselijke zijn toevlucht kon zoeken om het goddelijke te gebruiken. Bijvoorbeeld, toen Petrus, in het Hof het oor van de slaaf van de hogepriester afsneed, (Matteüs 26:47-54, Johannes 18:10-11), zei Jezus tegen hem:
‘Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. 53 Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en dat hij mij dan onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen? 54 Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?’
Jezus kon gebruik maken van het goddelijke maar in plaats daarvan besloot hij te leven volgens de wil van de Vader. Dat betekent dat Jezus geen gebruik maakte van het goddelijke om zijn menselijk lijden te verlichten; zijn menselijke behoeften te bevredigen; zijn gebieden van kwetsbaarheid te bedekken, of informatie te verkrijgen die niet volgens de wil van de Vader is, zoals de dag van zijn tweede komst.
De vraag (‘Als Jezus goddelijk was, zou hij de dag van zijn tweede komst weten’) is gelijkvormig aan de vraag die de duivel Jezus vroeg tijdens de verleiding in de wildernis: ‘Als u de Zoon van God bent, beveel dan die stenen in broden te veranderen.’ (Matteüs 4:3). Op deze vraag, antwoordde Jezus: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.” De duivel wist dat de Zoon van God de stenen kon bevelen brood te worden. Niettemin gaf de Heer Jezus zich over aan de wil van God, en koos om honger te hebben als een mens. Overeenkomstig zocht de Heer Jezus niet om het uur van zijn tweede komst te weten.
Deze vraag is opnieuw gelijkvormig aan die de joden Jezus vroegen toen hij aan het kruis hing: ‘Als je de Zoon van God bent, red jezelf dan maar en kom van dat kruis af!’ (27:40). Maar dat is precies waarom het Woord van God mens werd. Hij kwam om te leven onder dezelfde condities en beperkingen van het mens-zijn en leed en stierf uiteindelijk volgens het goddelijke plan.
De Heer Jezus in contrast tot het niet weten van de dag van zijn tweede komst sprak uit dat ‘niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is, dat weet alleen de Zoon’ (Matteüs 11:27). Dit is de kennis die telt. De Heer Jezus spreekt uit dat er alleen één is die weet wie de Zoon is – diegene is de Vader. Aan de andere kant is er alleen één die weet wie de Vader is – diegene is de Zoon. Iets weten is iets zien in zijn geheel. Niemand kan aanspraak doen op kennis met beperkt begrip. Jezus’ bewering om de oneindige Vader te kennen, is een bewering dat hijzelf oneindig is. Geen lagere vorm van leven is capabel van het begrijpen van een hogere vorm van leven. God is nodig om God te kennen. Zelfs de moslimsoefies zegen dat niemand God kent behalve God.
Het bovengenoemde bezwaar kan omgedraaid worden met gelijke kracht om te suggereren dat Jezus niet menselijk was. Beschouw het omgekeerde: Jezus kon niet menselijk zijn omdat hij zei: ‘niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is, dat weet alleen de Zoon‘ (Matteüs 11:27). Geargumenteerd kan worden dat Jezus niet menselijk kon zijn omdat deze kennis alleen God toebehoort. Inderdaad er is massa bewijs dat naar voren geschoven kan worden om te bewijzen dat Jezus niet menselijk was, maar hij was ook menselijk.
De apostel Paulus schreef het volgende over het mysterie van de incarnatie:
5 Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 6 Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, 7 maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. 8 En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. 9 Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, 10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, 11 en elke tong zal belijden: ‘ Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader. (Filippenzen 2:5-11)
Het feit is dat de bijbel leert dat Christus zowel goddelijk als menselijk was. De moeilijkheid dan wordt één van hoe, niet waarom, en wanneer we de ‘ hoe’s’ van het natuurlijke kunnen beantwoorden kunnen we ons wenden tot de ‘ hoe’s’ van het bovennatuurlijke. Beschouw bijvoorbeeld het incident in Matteüs 14:22-33 waar de Heer Jezus op water wandelde. Zijn lichaam was in staat om te zinken, maar hij wandelde op het water. Dit is ietwat overeenkomstig met een vliegtuig. Het is wonderbaarlijk om een grote jet vol met vracht te zien en wellicht meer dan 500 passagiers, met een gewicht vergelijkbaar met dat van een huis, vliegend hoog in de lucht. Gezegd kan worden dat het vliegtuig twee naturen heeft; één die kan dalen en één die kan vliegen. Het vliegtuig manifesteert alle karakteristieken van een dood gewicht, en niettemin alle karakteristieken van een vliegmachine ook. Zelfs dit fenomeen is te moeilijk voor sommige mensen om te begrijpen.
2. Sommige maken bezwaar ‘Hoe kan Jezus goddelijk zijn als hij God erkent als zijn God, zoals in de woorden van Maria: ‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ (Johannes 20:17)
Opgemerkt moet worden dat toen Jezus zei: ‘Ik stijg op naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is’, hij niet zei: ‘Ik stijg op naar onze Vader en onze God.’ Jezus moest het onderscheid maken tussen mijn Vader en uw Vader en mijn God en uw God.
Opgemerkt moet ook worden dat in Jezus’ uitspraak we de twee naturen van Christus zien. De uitspraak: “Mijn Vader”, wijst naar de goddelijke natuur van Christus. Toen Jezus de man genas die voor 38 jaar verlamd was maakten de joden bezwaar omdat het plaatsvond op de sabbat.
16 Het was omdat Jezus zulke dingen deed op sabbat, dat de Joden tegen hem optraden. 17 Maar Jezus zei: ‘Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe ik dat ook.’ 18 Vanaf dat moment probeerden de Joden hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat ondermijnde, maar bovendien God zijn eigen Vader noemde, en zichzelf zo aan God gelijkstelde. (Johannes 5:16-18)
De joden begrepen de uitspraak ‘Mijn Vader’ als een aanspraak op goddelijkheid. Had de Heer Jezus gezegd ‘Onze Vader werkt’ dan zou er geen probleem zijn. Echter, Jezus maakte met opzet het onderscheid zoals hij deed in Johannes 20:17.
Toen Jezus zei ‘Mijn Vader’, was er de verwijzing naar de goddelijke natuur in hem. Toen hij zei: ‘uw Vader’, was het omdat zij aangenomen werden als kinderen vanwege zijn werk van verlossing. Toen Jezus zei : ‘Mijn God’, was er de verwijzing naar zijn menselijke natuur die hij verwierf door de incarnatie. Toen hij zei: ‘Uw God’, was het omdat zij zijn schepselen waren. Dus degene die een Zoon van nature is wordt een slaaf door de incarnatie, zodat degenen die slaven zijn van nature zonen bij adoptie worden.
3. Sommigen maken bezwaar dat toen de Heer Jezus zei de ‘Vader is groter dan ik’ hij beweerde dat hij slechts een schepsel was.
De uitspraak ‘de Vader is groter dan ik’ moet begrepen worden in de context van wat de Heer Jezus tegen zijn leerlingen op die gebeurtenis zei. Hij zou hen spoedig verlaten om met de Vader te zijn. Hier is wat de Heer Jezus zei:
33 Kinderen, ik blijf nog maar een korte tijd bij jullie. Jullie zullen me zoeken, maar wat ik tegen de Joden gezegd heb, zeg ik nu ook tegen jullie: “Waar ik heen ga, daar kunnen jullie niet komen.” 34 Ik geef jullie een nieuw gebod: heb elkaar lief. Zoals ik jullie heb liefgehad, zo moeten jullie elkaar liefhebben. 35 Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn.’
36 Simon Petrus vroeg: ‘Waar gaat u naartoe, Heer?’ Jezus antwoordde: ‘Ik ga ergens naartoe waar jij nog niet kunt komen, later zul je mij volgen.’ 37 ‘Waarom kan ik u nu niet volgen, Heer? Ik wil mijn leven voor u geven!’ zei Petrus. 38 Maar Jezus zei: ‘Jij je leven voor mij geven? Waarachtig, ik verzeker je: nog voor de haan kraait zul jij mij driemaal verloochenen.
1 Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij. 2 In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? 3 Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben. 4 Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga.’ 5 Toen zei Tomas: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ 6 Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. 7 Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.’ 8 Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ 9 Jezus zei: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? 10 Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mezelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij. 11 Geloof me: ik ben in de Vader en de Vader is in mij. Als je mij niet gelooft, geloof het dan om wat hij doet. 12 Waarachtig, ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde doen als ik, en zelfs meer dan dat, ik ga immers naar de Vader. 13 En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. 14 Wanneer je iets in mijn naam vraagt, zal ik het doen.
15 Als je mij liefhebt, houd je dan aan mijn geboden. 16 Dan zal ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn: 17 de Geest van de waarheid. De wereld kan hem niet ontvangen, want ze ziet hem niet en kent hem niet. Jullie kennen hem wel, want hij woont in jullie en zal in jullie blijven. 18 Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug. 19 Nog een korte tijd en de wereld zal mij niet meer zien, maar jullie zullen mij wel zien, want ik leef en ook jullie zullen leven. 20 Dan zul je begrijpen dat ik in mijn Vader ben, dat jullie in mij zijn en dat ik in jullie ben. 21 Wie mijn geboden kent en zich eraan houdt, heeft mij lief. Wie mij liefheeft zal de liefde van mijn Vader en mij ontvangen, en ik zal mij aan hem bekendmaken.’ 22 Toen vroeg Judas (niet Judas Iskariot) aan Jezus: ‘Waarom zult u zich wel aan ons, maar niet aan de wereld bekendmaken, Heer?’ 23 Jezus antwoordde: ‘Wanneer iemand mij liefheeft zal hij zich houden aan wat ik zeg, mijn Vader zal hem liefhebben en mijn Vader en ik zullen bij hem komen en bij hem wonen. 24 Maar wie mij niet liefheeft, houdt zich niet aan wat ik zeg, en wat jullie mij horen zeggen, zijn niet mijn woorden, maar de woorden van de Vader door wie ik gezonden ben. 25 Dit alles zeg ik tegen jullie nu ik nog bij jullie ben. 26 Later zal de pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat ik tegen jullie gezegd heb.
27 Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet. 28 Jullie hebben toch gehoord dat ik zei dat ik wegga en bij jullie terug zal komen? Als je me liefhad zou je blij zijn dat ik naar mijn Vader ga, want de Vader is meer dan ik. (Johannes 13:33-14:28)
In de bovenstaande uiteenzetting verklaarde de Heer Jezus aan zijn leerlingen dat:
Als de Heer Jezus slechts een schepsel was, niettemin een verhevene, zoals sommige beweren, zou hij in dezelfde klasse zijn als de aartsengel Michaël. Laten we de aanspraken die de Heer Jezus deed, op de lippen van de aartsengel Michaël plaatsen. Kon de aartsengel Michaël zeggen: ‘Ik ben één met de Vader?’
Kan de aartsengel Michael zeggen: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven?’
Kan de aartsengel Michaël zeggen ‘degene die mij gezien heeft de Vader gezien’, of ‘Ik ben in de Vader en de Vader is in mij?’ Het antwoord op alle bovengenoemde vragen is nee. Niettemin maakte de Heer Jezus zonder aarzeling de bovengenoemde beweringen naar zijn leerlingen, en eistte hun geloof in hem als zodanig.
Als we alleen reflecteren over de uitspraak: ‘Ik ben de waarheid’, zullen we spoedig realiseren dat Jezus de hoogste aanspraak aan het doen was die ooit gemaakt kon worden, want er is niets groter dan de waarheid. Niettemin horen we hem enkele minuten later zeggen tegen de leerlingen: ‘Als je me liefhad zou je blij zijn dat ik naar mijn Vader ga, want de Vader is meer dan ik.’ Zei Jezus één ding en enkele minuten later het tegenovergestelde?
In Johannes 13:33-14:28 benadrukte de Heer Jezus zijn goddelijkheid vele keren, en hij wilde dat de leerlingen hem geloofden. De leerlingen echter, gerepresenteerd door Thomas en Filippus, drukten hun ongeloof uit door twee vragen te stellen. Het is Filippus die ons interesseert. De Heer Jezus vertelde de leerlingen
7 Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.’
8 Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’
Waarop de Heer Jezus antwoordde:
9. ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien?
De leerlingen begrepen niet volledig de goddelijkheid van Jezus op dit moment in de tijd. Voor Filippus, die de leerlingen representeerde, waren de beweringen van Jezus te fantastisch om te geloven, en de openbaring van de Vader in Jezus was niet voldoende. Hij wilde nog de Vader zien. De Heer Jezus zei, in feite, tegen Filippus: ‘Je hebt al de Vader gezien.’ Met andere woorden, als de Vader zelf is degene die in het vlees kwam, zou de persoon Filippus geen andere dan Jezus zien. De Heer Jezus’ bewering dat hij de volmaakte openbaring van de Vader is wordt uitgedrukt in de volgende woorden van Jezus:
10 Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mezelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij.
Volgens het bovenstaande zou, als de Vader degene was die in het vlees kwam, hij niet een ‘grotere Jezus’ zijn. In dit hypothetische geval zou de Vader nog als de mens Jezus lijken. Maar we zijn het er allen mee eens dat de Vader in zijn geestelijk verheven vorm groter is dan zijn verschijning in de vorm van die mens. Dus zelfs als de Vader mens werd, zou Filippus nog dezelfde vraag stellen. Maar de Vader is groter dan wat Filippus en de leerlingen zagen, en zo is de Heer Jezus. Was de Vader mens geworden dan kon hij zelfs een uitspraak als ‘de heilige Geest is groter dan ik’ doen, omdat de heilige Geest niet beperkt wordt door het vlees. Dat is wat de Heer Jezus bedoelde toen hij tegen zijn leerlingen zei: ‘De Vader is groter dan ik.’
Wat zagen de leerlingen in Jezus, degene die aansprak deed op goddelijkheid? Zij zagen een arme man, die zelfs niet een plaats had waar hij zijn hoofd kon leggen.
Hun geloof in zijn goddelijkheid op dit punt werd niet gevestigd. Het is tegen die mensen dat Jezus zei: ‘Als je me liefhad zou je blij zijn dat ik naar mijn Vader ga, want de Vader is meer dan ik.’
Met andere woorden de Heer Jezus zei: ‘Als je me liefhad zou je blij zijn dat ik naar mijn Vader ga die in eeuwige glorie verblijft die in grotere vorm is dan de nederige man die je ziet.’
Als wat bedoeld wordt bij de uitspraak dat de Vader meer is dan de Zoon in essentie, dan zal de gang van Jezus naar hem niets toevoegen aan de relatie die Christus had met God, omdat Christus stelde dat hij in de Vader is en de Vader in hem is. Jezus stelde ergens anders dat de Vader altijd met hem is. Maar de uitspraak heeft zin als het betekent dat de leerlingen zich moeten verblijden omdat Christus, die nu in een nederige staat van mensheid is, wanneer hij vertrekt met de Vader van glorie zal zijn. In werkelijkheid is dat wat Christus aan zijn leerlingen enkele minuten stelde toen hij over de glorie tot stand gebracht door zijn dood zei: ‘Als Gods grootheid door hem zichtbaar geworden is, zal God hem ook in die grootheid laten delen, nu onmiddellijk.’ (Johannes 13:32)
Later toen de Heer Jezus bad herhaalde hij dezelfde gedachte:
1 Zo sprak hij. Daarna sloeg Jezus zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van uw Zoon, dan zal de Zoon uw grootheid tonen. 2 Hij heeft van u macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die u hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken. 3 Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus. 4 Ik heb op aarde uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt. 5 Vader, verhef mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond. (Johannes 17:1-5)
Het is deze gang om met de Vader te zijn, die groter is dan Jezus in zijn menselijke vorm, om te worden verheven tezamen met God, dat de leerlingen blij moest hebben gemaakt.
4. Anderen hebben bezwaar gemaakt dat de bewering van de goddelijkheid van Christus een latere toevoeging is aan de evangelieën door de kerk, en niet door Christus zelf geleerd werd.
Er moet op gewezen worden dat Jezus zelf zei dat hij de Zoon van God is (Johannes 5:18,24-26). Verder waren het zijn aanspraken dat hij de Zoon van God is dat de joden hem deden kruisigen (zie, Matteüs 26:63-65, Marcus 14:61-63, Lucas 22:70, Johannes 19:7).
Echter, laten we aannemen dat de evangelieschrijvers en Paulus niet de waarheid vertelden. Bewijs voor de goddelijkheid wordt geleverd door het heilige boek van de joden. Moslims aanvaarden dat Christus miraculeus uit een maagd geboren was. Dit nam plaats volgens een profetie in het boek Jesaja 7:14
Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuël noemen.
Omdat God het natuurlijke proces van het in de wereld brengen van mensen interrumpeerde toen Jezus via een maagd kwam, moeten we meer aandacht besteden aan zijn voorgezegde naam. Het woord ‘Immanuël’ betekent ‘God met ons’. Deze naam was niet gegeven door mensen maar door God, en omdat God doet wat hij zegt, bewijst dit dat de ware natuur van deze Zoon goddelijk is.
We lezen ook in Micha 5:1:
Uit jou, Betlehem in Efrata,
te klein om tot Juda’s geslachten te behoren,
uit jou komt iemand voort die voor mij over Israël zal heersen.
Zijn oorsprong ligt in lang vervlogen tijden,
in de dagen van weleer.We weten dat degene geboren uit een maagd geboren was in Betlehem tweeduizend jaren geleden. Echter, voordat zijn ‘komt …voort ’ beschreven wordt als ‘in de dagen van weleer, dat is, hij is eeuwig.
Verder lezen we in Jesaja 9:6-7:
5 Een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven;
de heerschappij rust op zijn schouders.
Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman,
Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst.
6 Groot is zijn heerschappij,
aan de vrede zal geen einde komen.
Het is erg helder uit de bovengenoemde verzen dat deze ‘Zoon’ niet alleen een menselijk wezen was, omdat hij goddelijke titels gegeven was zoals Goddelijke held en eeuwige Vader. Zelfs als we het getuigenis van Paulus en de schrijvers negeren, is de profetie van Jesaja voldoende. Opgemerkt moet worden dat dit het getuigenis was van iemand die Christus niet zag, geen interesse had in het maken van een dergelijke bewering en het zevenhonderd jaar voor de geboorte van Jezus was gegeven. Deze profetieën waren niet de mening van mensen, maar de openbaring van God wat betreft wie het Woord van God is. Het is opmerkelijker dat deze profetieën van het heilige boek van de joden zijn die de godheid van Christus verwerpen.
Voetnoten
[1] Al-Qurtuby, commentaar op de koran 4:171.
[2] Al-Qurtuby, commentaar op de koran 4:171. Zie ook al-Jalalayn.
[3] Mohammad al-Ghazzali, ` Aqidat al-Muslim, Dar al-Bayan, Kuwait, 1970, p. 49.
[4] EXEGETICAL DICTIONARY OF THE NEW TESTAMENT, Vol 2, Edited by Horst Balz and Gerhard Schneider, Grand Rapids, Michigan, 1991, p. 439 & 440.
[5] De koran, 7: 54.
[6] Ghazali, Ihya ' ' Ulumed-Din, deel 5, p. 26.
[7] De koran 3:47 & 59, 16:40 , 19:35 , 36:82, 40:68
[8] Harry Austryn Walfson, The Philosophy of the Kalam, Harvard University Press, 1976, p. 251 from Fisal III. p. 5, II. 5-6.
[9] Al Hendy, Kanz al 'Ommal, vol 17 Hadith No. 704.
[10] Sabbaki, Al tabaqat al shafe'eiah al Kubra, Deek 6, p. 235.
[11] Geciteerd door Harry Austryn Walfson, The Philosophy of the Kalam, Harvard University Press, 1976, p. 251 from Nihayat, p. 314, II. 3-4.
[12] Harry Austryn Walfson, The Philosophy of the Kalam, Harvard University Press, 1976, p. 240-241 uit Tabari, Annals, p. 118, II. 10-11. Zie ook Sabbaki, Al tabaqat al shafe'eiah, deel 2, p. 42.
[ 13 ] De bijbel, Ezechiël 37: 1-14.
[14] Bruce Demarest and Gordon Lewis, Integrative Theology, Acadaemie Books, Grand Rapids, Michigan, Zondervan Publishing House, 1987, vol.1, p. 279.
[15] De koran, 55:27.
[16] De koran, 38:74.
[17] Sahieh Boechari, Hadith No. 6.335 & 9.510.
[18] Al Hendy, Kanz al 'Ommal, deel 1, Hadith No. 1172 & 1173-7.
[19] De koran, 52:48.
[20] Ghazali, Ihya ' ' Ulumed-Din, deel 4, p. 267
[21] De koran, 7:54.
[22] De koran, 89:22.
[23] Soenan al Taramazi, deel 2, p 307 Hadith no. 446.
[24] Kanz al 'Ommal, deel 1, Hadith no. 1177, 1178.
[25] Yousef Al- Qaradawi, ' Elewah Mostafa and 'Ali Gammar, Al- Twahid , Qatar , 1968, p. 118, 119.
[26] 23 Years, Ali Dashti, George Allen & Unwin, London , 1985, p. 157.
[27] Imam Abi Hanifah, Al-Fiqh al-Akbar, Dar al-Kutub al-'Elmeyah, Beirut, 1979, p. 33.
[28] De koran, 17:85.
[29] Ghazali, The Alchemy of Happiness, vertaald uit Hindustani door Claud Field, London , John Murray, 1910, p. 21.
[30] Ibrahim Al- Qatan, citerend Dr Mustafa Mahmoud, Taysir At- Tafsir, Deel. 3, p. 6.
[31] Dezelfde bron
[32] Dezelfde bron
[33] Al- Baihaqy, Aby Bakr Ahmad Ibn Al- hosain Ibn Ali, Kitabu Al- Asma'a Wa Ssefat, First edition, 1313H, India, p. 261.
[34] Dezelfde bron, p. 262
[35] Razi, At-Tafsir Al-Kabir, commentaar gevend op koran 2:30.
[36] Dr Abu al-'Ala ' Afifi, commentaar gevend op Fusus al-Hikam, Dar al-Kitab al-'Arabi, Deel 2, 1980, p. 180.
[37] Abd Al-Karim Al-Gilani, The Perfect Man, Al-Matba'ah Al-Azhareiah, Cairo, 1328H, Deel 2, p. 8.
[38] Al-'ustaz Mohammad Kamel So'aib, Megalat Al-massarah, 1966, p. 181. Quoted by Mr Hadad in Madkhal Ela Al- Hewar Al- Islami Al- masihi, Al- Maktabah Al- Boulesiah, Lebanon , 1969.
[39] Dr Mustafa Mahmoud, A- Sser Al- A'zam, Dar Al-' Awdah, Beirut , 1986, p. 47.
[40] Ghazali, Ihya ' ' Ulumed-Din, deel 5, p. 26.
[41] Arberry A.J., Revelation and Reason In Islam, George Allen & Unwin Ltd, London , p. 22.
[42] Ghazali, Ihya ' ' Ulumed-Din, deel 4, p. 263.
[43] Dezelfde bron, p. 325
[44] Isma'iel Ibn Mohammad al-'Aglooni, Kashf Al-Khafa ' ' Amma ' Eshtahar Min Al-'Ahadith ' Ala ' Alsenat ' Annas, Maktabat A-turath Al-Islami, Deel 2, Hadith No. 1005.
[45] Ghazali, Ihya ' ' Ulumed-Din, deel 5 p. 64.
[46] Sabbaki, Al tabaqat al shafe'eiah al Kubra, deel 6, p. 235.
[47] Ghazali, the Alchemy of Happiness, London , John Murry, 1910, p. 38.
[48] Angela Culme-Seymour, The Wisdom Of The Prophets ( Fusus al- Hikam), Beshara Publications, Gloucestershire, 1975, p. 8.
[49] Al- Tirmizi, Kitab Khatm Al- Awliya, Edited by Othman I. Yahya, Imperial Catholique, Beirut, p. 293.
[50] Nicholson, R.A., Studies in Mysticism, Cambridge University Press, Cambridge, 1967, p. 86, citerend uit Al-insanu 'l-kamel, deel 110, 21 en volgende.
[51] Alister McGrath, Understanding The Trinity, Kingsway Publications, Eastbourne , 1987, p. 111.