Beledigen en bedreigen van Jezus en Mohammed

Twee erg verschillende reacties

James M. Arlandson

Als je een nieuw religieuze beweging of een geheel nieuwe religie start, zullen mensen gegarandeerd je tarten door je te honen. Degenen die de status quo koesteren kunnen zelf je leven bedreigen. Maar hoe zou je antwoorden? Zou je geduld tonen en het voor lief nemen? Zou je weglopen? Zou je de hoon retourneren, door hen uit te schelden? Zou je jezelf betrekken in een verbale bokswedstrijd, je tegenstanders ontwapenen met je scherpzinnigheid?

Of zou je het ondenkbare doen? Zou je een geweer kopen en de honers doden? Of zou je een volgeling sturen om een tegenstander in het geheim in de nacht te doden?

Twee stichters van religieuze bewegingen, die uiteindelijk wereldreligie’s werden, hoorden hoon aan en werden serieuze uitdagingen toegeworpen door sceptici en spotters. Soms werden hun levens bedreigd. Hoewel Jezus en Mohammed soms op dezelfde manier reageerden (door geduld te tonen en weg te lopen), in de laatste instantie reageerden zij geheel verschillend.

Hoe reageerden ieder van hen in het bijzonder?

Mohammed

Mohammeds reacties worden geanalyseerd in chronologische volgorde, na zijn hidjra of emigratie van Mekka naar Medina in 622 na Chr. Het is toen dat hij groeit in militaire kracht en veroveringen – in onrechtmatig geweld.

Deze sectie is een samenvatting van twee artikelen: Mohammeds dode dichters gemeenschap (dat koranverwijzingen heeft) en Mohammed en de joden. Beide artikelen antwoorden ook op standaard moslimverdedigingen op de volgende wreedheden herverteld in deze sectie.

Na de slag van Badr (624 na Chr.)

In de slag van Badr werden ongeveer 320 moslims verslagen door ongeveer 1000 Mekkanen, zeventig tot tachtig mijlen ten westen van Medina, bij de bronnen van Badr, dichtbij een frequente handelsroute, die leidde naar de hoofdsnelweg helemaal tot Syrië. Hij is nu sterk genoeg om de volgende daden van geweld en onderdrukking uit te voeren zonder een substantiële vrees voor vergelding.

(1) Voor Mohammeds hidjra, was hij gewoon om bij de vergadering te zitten en de Mekkanen uit te nodigen tot Allah, de koran reciterend en hen waarschuwend voor Gods straf voor het bespotten van zijn profeten. Een Mekkaan genaamd Al-Nadr bin al-Harieth zou dan hem volgen en spreken over de helden en koningen van Perzië, door te zeggen: “Bij God, Mohammed kan geen beter verhaal vertellen dan ik, en zijn gepraat is slechts uit oude fabels die hij van mij gekopieerd heeft.” Op andere dagen zou al-Nadr Mohammed interrumperen totdat de profeet hem tot zwijgen bracht.

Het was al-Nadr’s ongeluk om zich bij het Mekkaanse leger aan te sluiten, noordwaarts rijdend om hun karavaan te beschermen, die Mohammed aanviel bij de slag van Badr. De verhaalvertellende polytheïst werd gevangen genomen, en bij Mohammeds terugreis naar Medina, onthoofde Ali, Mohammeds neef en schoonzoon, hem op Mohammeds bevel, in plaats van het krijgen van mogelijk losgeld. Hij was één van de twee gevangenen die geëxecuteerd werd en niet toegestaan werd om door hun clans te worden losgekocht – allemaal omdat hij gedichten schreef en verhalen vertelde die Mohammed bekritiseren.

Bron : Ibn Ishaq, The Life of Muhammad, vertaald door A. Guillaume, (Oxford UP, 1955, 2004), pp. 136 ( Arabische pagina’s 191-92); 163 / 236; 181 / 262; 308 / 458. Gereputeerde historici vandaag beschouwen Ibn Ishaq als een goede bron van de vroege islam, hoewel zij het oneens kunnen zijn over zijn chronologie en miraculeuze elementen.

(2) Een overeenkomstig verhaal als die van al-Nadir kan verteld worden over Oeqba bin Aboe Moeayt. Hij viel Mohammed ook lastig en hoonde hem in Mekka en schreef minachtende verzen over hem. Hij werd ook gevangen genomen tijdens de slag van Badr, en Mohammed gebood hem te executeren. “Maar wie zal voor mijn kinderen zorgen, O Mohammed?” riep Oeqba met zielensmart. “De hel,” antwoordde de profeet koud. Daarna sneed het zwaard van één van zijn volgelingen door Oeqba’s nek.

Bronnen: Boechari, Oorlogsbuit; Moeslim no’s boek 19, 4421, 4422, en 4424; Ibn Ishaq, p. 308 / 458. Boechari and Moeslim zijn betrouwbare verzamelaars en redacteuren van hadieth (woorden en daden van Mohammed buiten de koran). Ibn Ishaq toont Mohammed aan, beschimpende hen in hun graven.

(3) Asma bint Marwan was een dichteres die behoorde tot een stam van Medinese heidenen, en wiens echtgenoot Jazid b. Zaid was. Zij stelde een gedicht samen, de Medinese heidenen beschuldigend voor het gehoorzamen van een vreemdeling (Mohammed) en voor het niet nemen van initiatief om hem onverwachts aan te vallen. Wellicht in maart 624 toen de Allah-geïnspireerde profeet hoorde wat zij had gezegd, vroeg hij: “Wie zal mij verlossen van Marwans dochter?” Een lid van de stam van haar echtgenoot wilde wel en kroop in haar huis die nacht. Zij had vijf kinderen, en de jongste sliep op haar borst. De sluipmoordenaar verwijderde voorzichtig het kind, trok zijn zwaard, en stortte die in haar, haar dodend in haar slaap.

Bron: Ibn Ishaaq, pp. 675-76 / 995-96.

(4) Aboe Afak, een honderdjarige van Medina, behorend tot een groep clans die geassocieerd werden met de god Manaat (hoewel hij een jood geweest kan zijn), schreef een minachtend gedicht over Mohammed, pochend op de voorouders van zijn stam die sterk genoeg waren om bergen omver te werpen en om onderwerping aan een buitenstaander (Mohammed) te weerstaan die twee grote Medinese stammen met religieuze geboden als “toegestaan” en “verboden” verdeelt. Voor de slag van Badr liet Mohammed hem leven. Na de slag, in april 624, vroeg de profeet: “Wie zal er met deze schurk voor mij afrekenen?” Die nacht “ging Salim b. Oemair erop uit en doodde hem.”

Bron: Ibn Ishaq p. 675 / 995.

(5) Maar Mohammed was niet tevreden met het liquideren van individuen. Uitdrijving was tot zijn beschikking. In april 624 (of een maand of twee later) verdreef Mohammed de joden van Qainoeqa. De moslimemigranten verhuisden van een handels- en handwerkplaats (Mekka) naar een agrarische plaats (Medina) in 622 na Christus, dus waren zij verarmd. De Qainoeqastam beheerste de markt van de handwerkmannen in Medina - de exacte vaardigheden van de Emigranten. Hoewel de motieven van de profeet onhelder zijn, voerde hij oorlog tegen deze joden. Zij trokken zich terug is hun vestigingen en hij belegerde hen vijftien dagen. Hij gaf hen drie dagen om de schulden te innen die aan hen verschuldigd waren en om uit Medina te vertrekken, maar hun gereedschappen achterlatend. Namen tenminste enkele van de arme Emigranten de vacante posities in? De stam vertrok naar noorden naar Wadi’ l-Qoera, waar een joodse gemeenschap leefde. Een maand daarna vertrokken zij richting Syrië.

Bronnen: Boechari, Militaire Expedities (volume 5, boek 59, nummer 362); Moeslim boek 19, nummer 4364; beide redacteuren doen verslag dat de een verdrag schond, maar deze andere bronnen zeggen dat niet. Zie mijn artikel “Mohammed en de joden”; Ibn Ishaq p. 263 / Arabisch p. 388 and p. 363 / 545; Tabari, the Foundation of the Community, vertaald door M. V. McDonald, vol. 7 ( SUNYP, 1987), 85-87 / 1359-62. Gereputeerde historici beschouwen Tabari als een goede bron van dat over de vroege islam, hoewel zij niet instemmen met zijn chronologie en miraculeuze elementen.

(6) Kab bin al-Ashraf, van gemengde afkomst (heidense vader en joodse moeder), hoorde over de moslimoverwinning bij de slag van Badr, en hij walgde ervan, want hij dacht dat Mohammed de nieuwkomers in Medina een probleemveroorzaker en een spijtzwam was. Kab had de gave van poëzie, en na de slag van Badr reisde hij naar Mekka af, blijkbaar halt houdend bij Badr, omdat het dichtbij een grote handelsroute naar Mekka was, het naspel in zich opnemend. Toen hij arriveerde in Mekka, schreef hij een wijd verbreid gedicht, een vijandige klaagzang over de doden van Mekka. Dus wat gebeurde er met hem? De vroege moslimhistoricus genaamd Tabari doet verslag dat in september 624 vijf moslimbandieten hem ’s nachts aanvielen, Kabs hoofd afhouwden en het naar Mohammed brachten.

Bronnen: Boechari, Militaire Expedities (Bronnen: volume 4, boek 52, nummer 270 en 271); en volume 5, boek 59, nummer 369 toont Mohammed toestemming gevend aan zijn moordenaar om iets te zeggen, dat wil zeggen: te liegen; Moeslim, boek 19, nummer 4436; Ibn Ishaq 364-69 / 548-53; Tabari, vol. 7, pp.94-98 / 1368-73.

(7) Het is net na deze liquidatie van Kab dat Ibn Soenaina, een joodse koopman, werd geliquideerd, wellicht ook in september 624. Met het succes van de vijf samenzweerders, zei Mohammed: “Dood iedere jood die in uw macht valt.” Kort daarna, sprong Moehaijisa b. Masoed op Ibn Soenaina en doodde hem. Zijn enige misdaad was het jood-zijn.

Bron: Ibn Ishaq p. 369 / 534.

Na de slag van Oehoed (625 na Chr.)

Na de slag van Oehoed in maart 625, die de moslims verloren, was Mohammed getergd. Hij en zijn moslimgemeenschap leed aan prestige, ondanks dat de gemeenschap niet verkruimelde, maar snel herstelde en groeide, dus het verlies was niet essentieel.

(8) Dit herstel kwam sterk. In laat augustus en vroeg september 625, belegerde Mohammed de joodse Nadirstam in hun forten gedurende vijftien dagen totdat hij hun dadelpalmen begon te vernietigen. Toen hun levensonderhoud vernietiging en diefstal onderging, vertrokken zij naar de stad Chaibar, zeventig mijl naar het noorden, waar zij landgoederen hadden. Deze overname hielp de voortdurende armoede van veel moslims verlichten, omdat zij hun dadelboomgaarden overnamen.

Bronnen: Boechari, Militaire Expedities (Boechari, volume 5, boek 59, nummer 362); Moeslim 4234; Ibn Ishaq pp. 437-38 / 652-54; Tabari, vol. 7, pp. 156-61 / 1448-1453.

(9) In juli-augustus 625, als wraak op een hinderlaag op enkele moslimmissionarissen, zond Mohammed Amr bin Oemajja en een metgezel om een leider van de Mekkanen te liquideren. De liquidatie faalde. Zij moesten vluchten en werden achtervolgd. Oemajja verborg zich in een grot, maar niet alvorens een man onderweg te vermoorden. Toen de achtervolging stopte, betrad een lange, eenogige niet nader genoemde Bedoeïne de grot, enkele schapen drijvend. Oemajja en de Bedoeïne stelden zich aan elkaar voor. Daarna gingen zij zitten, de schaapherder zong een eenvoudig tweeregelig liedje de moslims en de islam uitdagend. Daarna viel hij in slaap, snurkend. Oemajja vertelt wat hij deed als vergelding voor het beledigen van de islam: “Ik ging naar hem en doodde hem op de meest verschrikkelijke manier iemand ooit gedood is. Ik leunde over hem, stak het einde van mijn elleboog in zijn goede oog, en stootte het naar beneden totdat het uit de achterkant van zijn nek kwam.” Hij vluchtte terug naar Mohammed, die zei: “Goed gedaan!” Het verslag stopt: De profeet “bad voor mij [Oemajja] om te worden gezegend.”

Bron: Tabari, vol. 7, pp. 149-50 / 1440-41; een latere redacteur voegde enkele van Tabari’s verslagen in Ibn Ishaq’s biografie, pp. 674-675.

(10) In mei 626 slaagde Mohammed erin om een jood, Sallam bin Abi’ l-Hoeqaiq (Aboe Rafi), van de Nadirstam, te liquideren, die een jaar eerder verbannen was. Hij zond een moslim die een joodse pleegmoeder had en Hebreeuws sprak; hij slaagde erin om toegang te verkrijgen tot Aboe Rafi’s huis ’s nachts met vier metgezellen om gemakkelijk hem te doden. Zij verborgen zichzelf totdat de zoektocht gestopt was en keerden toen terug naar Medina, met de zegen van Mohammed – hij was degene die de bende had uitgezonden.

(11) In februari - maart 627, een tweede liquidatie van een andere jood genaamd Oesair (of Joesair) bin Razim was misleidender. Onder de vermomming van ambassadeurs van Mohammed reisden dertig moslims naar Chaibar en nodigden Oesair uit om naar Medina te gaan om vrede tussen hem en Mohammed te onderhandelen. Ondanks waarschuwingen gingen dertig joden met de moslims mee.W.M. Watt zegt correct dat de joden ongewapend waren ( Muhammad at Medina, p. 213). De moslimleider liet zijn kameel die hem en Oesair vervoerde op slinkse wijze achteraan lopen en toen doodde de moslim hem. De andere joden werden met één uitzondering ook gedood.

Dus, Mohammed hield zich bezig met liquidaties, zelfs op een misleidende wijze, om zo met twee joodse leiders af te rekenen die met zijn vijanden konkelden.

Bronnen voor deze twee liquidaties: Boechari, Militaire Expedities (volume 5, boek 59, nummer 370); Tabari 99-105 / 1375-83; Ibn Ishaq pp. 482-84 / 714-16; 981 en 665-66 / 981.

Na de slag van de Loopgraven (627 na Chr.)

De slag van de Loopgraven in 627 zag een confederatie van Mekkanen en hun geallieerden noordwaarts marcheren naar Medina. Zij waren de continue lastigvallingen van hun handel door de profeet zat. Maar Mohammed had loopgraven rondom Medina gegraven om de Mekkaanse superieure cavalerie te neutraliseren. Erg verstandig confronteerden de moslims nooit de vijand rechtstreeks. Na ongeveer een maand keerden de aanvallers zuidwaarts, geen van beide partijen had serieuze verliezen geleden. Dus Mohammeds macht, ondanks voortdurende groei, nam in Medina exponentieel toe, zelf meer dan na de slag van Badr in 624.

(12) In feite is Mohammed zo machtig dat kort na de slag van de Loopgraven hij beslag legt op de joodse vestigingen in Medina, hen gevangen neemt, 600 mannelijke joden van de Qoeraiza stam onthooft, hun vrouwen en kinderen tot slaven maakt, ondanks dat hij een mooie jodin voor zichzelf houdt, en al hun bezit confisqueert, wat aanzienlijk was (soera 33:25-27). Soms wordt geargumenteerd dat deze stam een neutraliteitsverdrag brak, of dat een pro-joodse moslim het finale oordeel velde en niet Mohammed. Als antwoord, echter, kon Mohammed het “proces” op ieder moment stoppen. Plus, als we aannemen dat zij werkelijk een verdrag (en dat is een grote aanname) schonden, kon Mohammed dan niet alleen de leiders bestraffen? En moesten alle mannen gedood worden, en moesten alle vrouwen en kinderen tot slaaf genomen worden en verkocht? Mohammeds reactie was excessief en daarom onjuist.

Bronnen: Boechari, Militaire Expedities (volume 5, boek 59, nummer 362); Ibn Ishaq, p. 466 / 693; Tabari, The Victory of Islam, vol. 8, vertaald door Michael Fishbein, ( SUNYP, 1997), pp. 27-41 / 1485-1500. Zie het artikel “ Mohammed en de joden” voor moslimpolemieken en een antwoord erop.

Na de verovering van Mekka (vroeg 630 na Chr.)

(13) Een afvallige genaamd Abdoellah bin Chataal genoot het gezelschap van twee zingende meisjes in Mekka. Eén werd vermoord na de verovering omdat zij satirische verzen over Mohammed zong, die Abdoellah gecomponeerd had. Per ongeluk werd hij ook gedood, ondanks dat hij zich vastklemde aan de gordijnen van de Ka‘ba heiligdom. Het andere zingende meisje werd niet gedood vanwege haar berouw.

Bronnen: Boechari, Militaire Expedities (volume 5, boek 59, nummer 582); Ibn Ishaq, pp. 550-51 / 819

Samenvattend, Mohammed liquideerde, verbande, of slachtte drie klassen niet-moslims: individuele poëten; individuele politieke leiders; en in Medina gehele gemeenschappen, de joodse stammen van Qainoeqa, Nadir en Qoeraiza (om de oorlogen nog maar niet te noemen).

Wat zal Jezus doen? Zal hij individuen en hele gemeenschappen van enig soort elimineren?

Jezus

Iedereen weet dat Jezus niet betrokken was in geweld en vergelding, dus worden alleen vier voorbeelden van hoon, uitdagingen en bedreigingen geanalyseerd, tezamen met zijn reacties. De voorbeelden zijn gerangschikt in chronologische en tekstuele volgorde, voornamelijk uit het Evangelie van Lucas.

(1) In de onmiddellijke context van de doop van Jezus door Johannes en de verleiding door satan, waarin Jezus alle koninkrijken van de wereld afwees, inclusief de militaire veroveringen, keerde hij terug naar zijn thuisstad, Nazaret (Lucas 4:14-30). Bij het betreden van de synagoge, stond hij op en las één van de mooiste passages in Jesaja, die zegt dat goed nieuws gepredikt zal worden aan de armen, vrijheid voor gevangenen, zicht voor de blinden, en verlichting voor de onderdrukten, omdat nu de tijd van de gunst van Heer was (Jesaja 61:1-2a). Opvallend stopte hij in het midden van vers twee, de rest van dit vers voorspelt de wraak van God. Hij rolde de boekrol terug en zei: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ (Lucas 4:21). Hij bedoelde dat hij zelf nu deze schrifttekst vervult

De mensen waren verbijsterd bij Jezus’ woorden van genade. Maar zij hadden ook enkele twijfels. ‘Dat is toch de zoon van Jozef?’ (v. 22). Dat is: “Wie denkt hij wel dat hij is?” Maar Jezus legt een uitdaging neer. Zijn boodschap zal ook voor de heidenen zijn, in het bijzonder als degenen in zijn thuisplaats hem verwerpen. Hij wees naar twee heidenen die zegeningen van God via Elia ontvangen hadden: een weduwe uit Sidan die wonderbaarlijk de opstanding van haar recentelijk overleden zoon werd gegeven (1 Koningen 17:7-24); en Naäman, een Syrische militair bevelhebber, die genezen werd van lepra (2 Koningen 5:1-27).

Hoe reageerden de luisteraars naar Jezus’ woorden? Zij waren furieus en probeerden hem te doden.

28 Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. 29 Ze sprongen op en dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten. 30 Maar hij liep midden tussen hen door en vertrok. (Lucas 4:28-30)

We moeten twee dingen opnemen – wat hij deed en wat hij niet deed. Wat hij deed was eenvoudig weglopen, ofwel door zijn gebiedende aanwezigheid ofwel door een wonder (of beide), hoewel de tekst niet expliciet is. Het was niet zijn tijd om te sterven (vergelijk Johannes 7:30). Maar het tweede ding is net zo belangrijk. Hij onthield niet de gezichten van de aanzetters van de massa, om een moordenaar te sturen om hen te doden (of één van hen), geheimelijk in de nacht met als een heldere boodschap: “Spot niet met mij!” Dit gesprek vond nooit plaats: “Moordenaar, hier is een dolk. Nu, ga en dood die en die van de synagoge ’s nachts. Ik ben hiertoe gerechtigd, omdat hij mij probeerde te doden, een machtige profeet (hoewel ik later zal openbaren dat ik de Zoon van God ben!). Keer tot mij terug wanneer de achtervolging gestopt is, en ik zal een zegen over u bidden, als je ‘erin slaagt’. Onthoud, je bent op jezelf aangewezen. Als je gegrepen wordt, weet ik niets van je poging.”

Jezus had net een passage uit Jesaja gelezen die het jaar van gunst van de Heer predikt. Eerder had hij satans verleiding weerstaan om zaken in zijn eigen handen te nemen en Gods wegen te banen door duivelse methodes als overvallen, oorlogen en veroveringen. Dus waarom zou hij betrokken raken in liquidaties? Hij plaats zijn vertrouwen in God.

(2) Samaria is gelokaliseerd tussen Galilea in het noorden en Judea en Jeruzalem in het zuiden. Samaritanen waren halfbloed die enkele onorthodoxe gezichtspunten op de bijbel en centra van aanbidding hadden. Vijandschap ontwikkelde tussen hen en de joden. Maar Jezus diende blij een Samaritaanse stad, toen de nood ontstond (Johannes 4:4-42). Echter, dit keer was hij onderweg van Galilea naar Jeruzalem, waarschijnlijk om het feest van de Tabernakel te vieren (zie Johannes 7:1-10), en om in Judea te prediken (Lucas 9:51-13:21). Hij zond boodschappers vooruit om dingen klaar te maken in een bepaald Samaritaans dorp zonder naam. Toen de dorpelingen hoorden dat hij en zijn discipelen onderweg waren naar Jeruzalem, verwierpen de dorpelingen hen. Lewis Foster, commentator op Lucas en Handelingen legt uit:

Samaritanen waren in het bijzonder vijandig tegenover joden die onderweg waren om religieuze feesten in Jeruzalem bij te wonen. Het was tenminste een driedaagse reis van Galilea naar Jeruzalem via Samaria, en de Samaritanen weigerden ’s nachts onderdak te geven aan de pelgrims. Vanwege deze antipathie,gingen joden reizend tussen Galilea en Jeruzalem regelmatig via de oostkant van de Jordaan.   (noot over Lucas 9:52)

Hoe reageerde Jezus op deze verwerping? Hij had hier geen gelegenheid toe, omdat Jacobus en Johannes, bijgenaamd zonen van de donder (Marcus 3:17), voor hem reageerden:

54 Toen de leerlingen Jakobus en Johannes merkten dat Jezus niet welkom was, vroegen ze: ‘Heer, wilt u dat wij vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren?’ (Lucas 9:54).

Deze roep om vuur van God, Elia’s goddelijk bestraffing echoënd (2 Koningen 1:9-16) was geen lege bedreiging. Als toevoeging op het zien van veel genezingen en duiveluitdrijvingen met gezag, hadden de discipelen ook Jezus een storm zien kalmeren. “De leerlingen waren geschrokken en zeiden vol verbazing tegen elkaar: ‘Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het water zijn bevelen gehoorzamen? ’” (Lucas 8:25). Zij zagen hem wonderbaarlijk vijfduizend mannen voeden, plus vrouwen en kinderen, met alleen vijf broden en twee vissen (Lucas 9:10-17). Zij zagen hem in een verheerlijkte staat, sprekend met Mozes (de Wet representerend) en Elia (de Profeten representerend) (Lucas 9:28-36). Jezus nam hun roep om vuur serieus. Als de wind en wateren hem gehoorzamen, dan waarom niet vuur van de hemel? Dit is waarom hij Jacobus en Johannes onmiddellijk vermaande:

55 Maar hij draaide zich naar hen om en wees hen streng terecht. 56 Ze gingen verder naar een ander dorp. (Lucas 9:55-56)

Naast deze vermaning is het belangrijk op te merken wat Jezus niet deed. Hij liquideerde niet geheimelijk een enkele leider van het Samaritaanse dorp of vernietigde de gehele gemeenschap. Hij toonde goddelijke zelfbeheersing tegenover de vijandelijkheid op hem geworpen door deze Samaritanen, die geminacht werden door de grotere cultuur en degenen die de minachting met minachting beantwoorden.

Jezus proclameerde het jaar van gunst van de Heer, niet een seizoen van wraak. Dit seizoen is alleen voor de Laatste Dag gereserveerd, voor het goddelijke oordeel van de hele wereld (Matteüs 13:24-30, 36-43; 25:31-46).

(3) Het is nu de laatste week van Jezus. Hij voorspelde zijn eigen dood– hij werd per slot van rekening gestuurd om te sterven, (Lucas 9:22, 43-45; 12:50; 13:32-33; 18:31-34). Hij had zijn triomfantelijke intocht in Jeruzalem gemaakt (Lucas 19:18-44). Nu laait hun vijandigheid tegen hem op, omdat de grote menigten hem steunden, onder andere vanwege zijn kritiek op hen. Het is in deze context dat de leraren van de wet en hogepriesters nauwgezet hem in de gaten hielden om hem te vangen in het plegen van verraad tegen Rome of in het verbreken van de wet, zodat zij hem konden arresteren en hem overdragen “aan de overheid, aan het gezag van de prefect.” (Lucas 20:20).

Dus de leiders vragen hem of het wettig is om belastingen te betalen aan Caesar. Blijkbaar zagen zij hem als een politiek revolutionair die de Romeinse bezetting bestreed. Zou hij de belasting op zijn medejoden ten gunste van de onreine heidenen bekrachtigen? Echter, zij wisten niet dat hij een koning was, maar dat zijn koninkrijk niet van deze wereld was. Dus hij antwoordde met deze beroemde woorden die vaak geciteerd worden, ondanks dat mensen niet de exacte verwijzing en context weten (Lucas 20:20-26; vergelijk Matteüs 22:15-22; Marcus 12:13-17).

24 ‘Laat mij eens een denarie zien. Van wie zijn de afbeelding en het opschrift op deze munt?’ ‘Van de keizer,’ antwoordden ze. 25 Daarop zei hij tegen hen: ‘Geef wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’ 26 Ze slaagden er dus niet in om hem ten overstaan van het volk te betrappen op een onwettige uitspraak, en omdat ze geen raad wisten met zijn antwoord, deden ze er het zwijgen toe.

Eén manier om de tegenstanders te ontwapenen is door wijsheid in een antwoord. Jezus antwoordde op hun val met een logica dat de leraren en hoofdpriesters deed zwijgen. Hij stuurde niet Simon de Zeloot, één van de Twaalven, om een vijandelijke leider te volgen, zich te mengen in de grote menigte van pelgrims tijdens het feest van Pascha, hem te besluipen, hem neer te steken, om daarna opnieuw in de menigte te verdwijnen. Dit soort van liquidaties waren niet onbekend in de decades voor de vernietiging van de tempel in 70 na Christus. Maar geweld was niet noodzakelijk. God was met Jezus.

(4) Het vierde en laatste voorbeeld van hoon en bedreigingen vond plaats tijdens Jezus zijn arrestatie en proces. Gedurende deze zaken, het gericht leidend tot de dood, weerstaat hij geweld, dus de wil van God zou worden vervuld.

Allereerst vermaande Jezus Petrus voor het gebruiken van een zwaard tijdens zijn arrestatie, in het Tuin van Getsemane. Een menigte indringers verstoorde Jezus en de discipelens tijd van gebed. De bedreiging inschattend vragen de discipelen Jezus: ‘Heer, zullen we er met het zwaard op los slaan?’Voordat Jezus kon antwoorden, sneed Simon Petrus het rechteroor van de slaaf ( Malchus) van de hogepriester af. Maar Jezus zei: ‘Houd daarmee op. Zo is het genoeg!’ Hij raakte het oor aan en genas de man. (Lucas 22:51).

Daarna informeerde Jezus Petrus dat hij meer dan twaalf legioenen van engelen kon inroepen om hem te bevrijden (Matteüs 26:52-54):

52 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. 53 Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en dat hij mij dan onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen? 54 Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?’

Jezus was bestemd om die aspecten te vervullen van het oude testament die de dood van de Messias voorspelden, zoals Jesaja 53. Het inschakelen van engelen om hem te verlossen zou deze vervulling dwarsbomen.

Tenslotte , terwijl Pontius Pilatus Jezus ondervroeg, vertelde hij de prefect dat zijn discipelen (en de grote menigten) niet vechten voor zijn vrijlating omdat zijn koninkrijk niet van deze wereld is (Johannes 18:36).

36 Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’

In al deze passages over de laatste week van zijn leven, blijft Jezus trouw aan zijn oorspronkelijke roeping. Hij weerstond de verleiding door de duivel om alle koninkrijken en rijken van de hele wereld te ontvangen als hij alleen satan zou aanbidden (Lucas 4:1-13). Maar toen Petrus een oor van de vijand afsneed, lijkt het dat de discipel nog niet begreep dat God een nieuw tijdperk van redding aan het inluiden was, dat geen overvallen, oorlogen en veroveringen insluit – het slaan van mensen met zwaarden. God kon meer dan twaalf legioenen van engelen zenden om zijn Zoon te bevrijden, maar Gods ware koninkrijk is een geestelijk koninkrijk, dat gestalte krijgt in het volk van God in de loop van de geschiedenis.

Jezus was gestuurd om het seizoen van gunst van de Heer te proclameren; hij was niet gemachtigd om individuen te liquideren, om vuur te laten regenen op hele gemeenschappen, of zelfs om legioenen engelen te roepen om het Romeinse Rijk te vernietigen. De koninkrijken van deze wereld zullen veroordeeld en omver geworpen worden op de Laatste Dag. Nu is het tijdperk van gunst en redding.

Twee culturen

Na alle data uiteengezet te hebben, kan worden geargumenteerd dat de culturen van zevende-eeuws Arabië en eerste eeuws Israël verschillend zijn, dus dit leidt tot twee verschillende paden van de twee stichters, één die gebruik maakt van geweld en de ander die het vermijdt. Maar hoe verschillend waren de culturen?

In het eerste geval, het Byzantijnse rijk in de zevende eeuws, zo wordt geredeneerd, had niet zo zuidelijk als Arabië op een grondige wijze gepenetreerd, dus gerechthoven waren niet goed gevestigd. Liquidaties en tot slaven nemen en slachting van hele stammen waren “normaal.” Daarom was Mohammed eenvoudig zijn cultuur aan het volgen. Maar dit is om te erkennen dat de profeet van de islam en zijn godheid niet boven dergelijke praktijken uitstegen, maar deze absorbeerden. Mohammed had genoeg kennis van andere maatschappijen en recht vergaard. Waarom openbaarde Allah niet aan zijn profeet dat hij helemaal dergelijk geweld moest vermijden en het pad van vrede moest kiezen?

In geval van eerste eeuws Israël, dat door de Romeinen en hun strenge wetshandhaving bezet was, kan worden beweerd dat zelfs de mogelijkheid van Jezus nemend het pad van geweld, niet open voor hem was. Rome regeerde met een ijzeren vuist. Als antwoord hierop: geweld was er, echter, vaak genoeg, ondanks het Romeinse gezag en de gerechtshoven, zowel de Romeinse als de joodse. Bijvoorbeeld, Barabbas behoorde tot een bende rebellen, wellicht een groep zoals de Zeloten of Sicarii, een Latijns woord betekenend “dolk.” Ongeacht zijn precieze affiliatie werden hij en andere rebellen als verzetsstrijders beschouwd door sommigen van het volk, want de rebellen weerstonden de Romeinse bezetting. Zij liquideerden soms leidende joden die met de Romeinen samenwerkten, zich mengend in de menigten tijdens de feesten van pelgrimage, hun slachtoffers dood staken, en daarna verdwenen in de menigten. Het is deze Barabbas die “samen met de andere opstandelingen gevangen was die tijdens het oproer hadden gemoord” (Marcus 15:7). Tijdens het proces van Jezus schreeuwde de menigte voor de vrijlating van deze rebel. Dus geheime liquidaties en algemene oproer waren voor een stichter van een nieuwe religieuze beweging beschikbaar in het eerste eeuws Israël. Maar Jezus koos wijs het pad van vrede tijdens zijn eerste komst. Wanneer hij verschijnt voor de tweede keer, zullen alle wereldse zaken beslecht worden.

Beide stichters, dan, hadden toegang tot geweld en gerechtigheid, dus de verschillen tussen de culturen – en deze verschillen bestaan – kunnen niet alle vragen beantwoorden. Eén stichter volgde alleen gerechtigheid en de macht van God om zijn boodschap te verspreiden, de andere gebruikte geweld om zijn boodschap te verspreiden – onrechtmatig geweld.

Conclusie

Laten we een stap terug nemen en kijken naar het grote plaatje: de overstijgende missie van de twee stichters.

Beweerd wordt dat Mohammed geroepen was om mensen te leiden naar een nieuwe wet die het heidendom van Arabië in de zevende eeuw moest vervangen. Hij was een wetgever, zoals Mozes. Hij was van plan om een nieuwe orde hier op aarde te vestigen. In contrast was Jezus een geestelijkleider wiens koninkrijk niet van deze aarde was. Hij was niet een nieuwe wetgever als Mozes. Jezus was “hemels georiënteerd.”

Als antwoord hierop: gedeeltelijk is dit tot een bepaald punt waar. Echter, wat gebeurt er als de wet van Mohammed zijn heidense sociale omgeving te nauwgezet nadeed? Wat gebeurt er als zijn wet onderdrukkend was? Hij gebood dat de handen van mannelijke en vrouwelijke dieven afgesneden moeten worden. Hij gebood dat de handen en voeten van hoofdwegovervallers moeten worden afgesneden, samen met kruisiging. Hij stond seks met slavenmeisjes en vrouwelijke krijgsgevangenen toe. Hij en zijn gemeenschap praktiseerden slavenhandel. Hij martelde zelfs ongelukkige slachtoffers, zoals een oude vrouw. Hij stelde opnieuw steniging voor overspel, op zijn eigen manier, in. Hij sloeg alcoholici. En zoals we gezien hebben in dit artikel, gebood hij liquidaties en oorlogen. Dus wat voor soort missie was dit, eigenlijk? Hij ging naar extremen, Mozes voorbij. Is het de beste religie voor de hele mensheid, zeshonderd jaar nadat Jezus ons een betere weg toonde?

Wat betreft Mohammed die aardse religieuze koninkrijken of iets van dien aard vestigde? In de tien jaren dat Mohammed in Medina (622-632) woonde, leidde of initieerde hij 74 rooftochten, expedities of volledige oorlogen, variërend van kleine moordsquadrons tot grootschalige, grote veldslagen. Na zijn dood aan koorts in 632 na Chr., volgden zijn leidende Metgezellen zijn voorbeeld, oorlogvoerend tegen de Arabische heidenen, hen dwingend om zich te bekeren of te sterven. Daarna stormden islamitische legers uit het Arabische schiereiland en veroverden gebieden, ten noorden, ten oosten en ten westen. Gedurende de volgende vier eeuwen kende islam zijn eigen kruistochten, lang voor de Europeanen met hun eigen kruistochten antwoordden (zie Tijdlijn van de islamitische kruistochten). Nogmaals, wat voor soort missie was dit eigenlijk?

Wat betreft de missie van Christus, hij geeft ons principes van waardigheid. De maatschappij kan er op praktische manieren zijn voordeel mee doen, zoals het helpen en herstellen van alcoholici en overspelers, in plaats van hen te geselen en hen te stenigen. Jezus wil zondaars van binnenuit veranderen. Hij betaalde voor hun zonden door zijn verzoenende dood aan het kruis, dus zij hoeven niet te lijden aan oude, harde bestraffingen. Hij biedt iedereen innerlijke vrede aan. Alle mensen hebben de keus om hem te volgen. Als zij dat niet doen, dan zij zijn vrij om hun eigen weg te gaan. Christenen vallen hen niet lastig (of mogen hen niet lastigvallen) door wets- of andere middelen noch vervolgen zij hen.

Verder, satan verleidde Jezus om alle koninkrijken van de wereld te grijpen, op manieren anders dan die van God. In zijn tijd bestonden deze goddeloze manieren uit militaire verovering en politieke overmacht in. Hij wees gezegend satans aanbod af. Dus het is waar dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is. Na zijn verzoenende dood en opstanding, vertelde hij zijn discipelen om zijn boodschap van liefde in het Romeinse Rijk te prediken. Zijn discipelen voerde zijn niet-gewelddadige missie uit, en gedurende de volgende eeuwen transformeerden zij het rijk door prediking alleen.

Dus, de twee missies van de twee stichters zijn inderdaad verschillend.

Jezus Christus leidt tot innerlijke en sociale vrede en waardigheid. Mohammed leidde tot sociale onrust, liquidaties, harde bestraffingen, de verbanning en slachting en tot slaven nemen van gehele gemeenschappen, en oorlogen.