Mohammeds orde van dode dichters

De moorden van satirische dichters in de vroege islam

James M. Arlandson

Van de dagelijkse pers, geleerden, en moslimwoordvoerders die toegang hebben tot de media, horen we dat de islam de godsdienst van vrede is. Zij wijzen op de drieletterige stam s-l-m die zowel in islam wordt gevonden, wat overgave of onderwerping (aan Allah) betekent, als ook in salam, wat vrede, betrouwbaarheid en veiligheid betekent. Deze etymologie mag dan correct zijn, maar zij dient ook als een positieve uitleg in de media om sommige problemen te verhullen.

Wanneer we de originele brondocumenten van de islam lezen – de koran, de hadith, de biografieën, en de geschiedenissen – worden we overvallen door de onverschillige en afstandelijke manier waarop Mohammed en zijn moslims handelde in geweld en bloedvergieten.

Radicale moslims die vandaag de dag deze brondocumenten lezen, volgen de oproep tot geweld die terug te vinden is in het leven van hun profeet. Bijvoorbeeld, in 1989 vaardigden zij een fatwa (wettelijk besluit) uit om Salman Rushdie, een schrijver, te vermoorden die de Duivelsverzen schreef, waarin vragen worden gesteld over de rol van de engel Gabriel met betrekking tot de inspiratie van de koran. Nu hebben extremisten in Iran op het hoogste niveau de fatwa vernieuwd.

Een artikel van David Harsanyi in Frontpagemag.com rapporteert over de dodelijke fatwa’s tegen Salman Rushdie en andere auteurs en zelfs tegen moslimgeestelijken. Bijvoorbeeld tegen Taslima Nasrin, een dichteres en schrijfster, die in haar werken de sjaria en de rol van de vrouw in de maatschappij aan de kaak stelt, in het bijzonder in Bangladesj, heeft sinds 1993 een fatwa op haar hoofd. Zij kampte met hevige protesten tijdens een geplande toespraak in november 2002 aan de Concordia Universiteit in Canada, waar Benjamin Netanyahu, de vroegere minister-president van Israël, eveneens te maken had met hevige protesten.

Harsanyi haalt een ander geval aan. “Een Nederlandse moslima, Ayaan Hirsi Ali, moest uit Nederland vluchten omdat zij zei dat moslimmannen volgens de traditie moslimvrouwen onderdrukken. Een doodsfatwa volgde snel.”

In november 2004 werd Theo van Gogh vermoord door een moslim omdat de nakomeling van de broer van de beroemde kunstenaar een film had gemaakt die een moslimvrouw afschilderde in een gedwongen huwelijk, misbruikt door haar echtgenoot en verkracht door haar oom.

Hoe komen deze wrede radicalen op het idee om beloningen te zetten op de hoofden van dichters en auteurs? Uit het niets? Eén van de richtingen die het geweld in het begin van de islam nam is het vermoorden van ongelovige mannen en vrouwen, onder wie zich veel dichters en schrijvers bevonden. De dichters schreven satirische gedichten over Mohammed en zijn bewering een profeet te zijn en over zijn volgelingen, en dus gaf de profeet opdracht hen te doden. Mohammed creëerde door geweld zijn eigen “orde van dode dichters” overeenkomstig de titel van een populaire film.

Om te verklaren hoe dit soort geweld vanaf het begin van de islam in de kern aanwezig was, is dit artikel verdeeld in vier gedeelten. Als eerste onderzoeken we het bewijsmateriaal voor deze moorden uit de vroege islamitische bronnen. Ten tweede, nadat deze feiten op tafel liggen, kijken we punt voor punt kritisch naar de uitleggingen van moslims en hoe zij dit geweld verdedigen. Ten derde onderzoeken we vijf passages in de koran waarin spotters met de dood bedreigd worden tijdens dit leven en vervloekt worden in het hiernamaals. Zowel de vroege moslimbronnen als de koran worden door wrede fanatici gebruikt om hun moorden te rechtvaardigen. Tenslotte trekken we enige conclusies over hoe wreed de vroege islam was.

De islam is niet de godsdienst van vrede.

Voordat we met het bewijsmateriaal komen, moeten we deze moorden in de bredere historische context beschouwen. Allereerst, in het zevende-eeuwse Arabië werd poëzie serieus genomen; er werden zelfs poëziewedstrijden gehouden, met winnaars. Het was een gebruikelijke manier om een boodschap te communiceren. Ten tweede, in maart van het jaar 624, tijdens de slag van Badr, overwon Mohammed, die in Medina verbleef, op verrassende wijze een veel groter leger dat uit Mekkaanse polytheïsten bestond (ca. 320 moslims tegen 1000 Mekkanen). Vóór de slag bevond Mohammed zich in een onzekere situatie in Medina, maar daarna werd zijn positie sterk, en hij gebruikte zijn nieuw verkregen macht om enkele vijanden te elimineren.

Het bewijsmateriaal

Hoewel meer moorden werden gepleegd dan de tien die in dit artikel worden geanalyseerd (ze zijn weggelaten omdat zij betrekking hebben op leiders van rondtrekkende legers die Mohammed probeerde te vermoorden), volgen hier de verhalen van moorden of bijna-moorden van mindere slachtoffers.

1. Maart 624: Al-Nadr bin al-Harith

Vóór Mohammeds hidjrah (migratie van Mekka naar Medina in 622) zat hij gewoonlijk in de volksvergadering en nodigde de Mekkanen tot Allah uit door de koran te citeren en hen te waarschuwen voor de straf van God als gevolg van het bespotten van zijn profeten. Al-Nadr volgde hem dan en sprak over de helden en koningen van Perzië door te zeggen: “Zo waar als God leeft, Mohammed kan geen beter verhaal vertellen dan ik en zijn verhaal gaat alleen maar over oude mythen die hij navertelt, netzo als ik.” Al-Nadr verwijst naar de legendes en obscure verhalen over Arabieren van lang geleden en wellicht naar bijbelverhalen die Mohammed vertelde over figuren als Noach, Abraham, Mozes en Jezus, maar dan volgens zijn eigen onjuiste versies. Op andere momenten interrumpeerde al-Nadr Mohammed totdat de profeet hem het zwijgen oplegde. Volgens Ibn Abbas, de neef van Mohammed, die beschouwd wordt als een betrouwbare overdrager van de tradities, bestaat de mogelijkheid dat als antwoord op Al-Nadr’s irritaties, (de wetenschappers hebben soms problemen met het bepalen van welke verzen in de koran bij welke historische gebeurtenissen behoren) Allah de volgende verzen naar Mohammed neerzond:

25:6 Zeg (O Moehammad): “Hij heeft hem (de Koran) neergezonden, Degene Die het geheim in de hemelen en op de aarde kent. Voorwaar, Hij is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.” (Siregar)

83:13. Wanneer Onze Verzen aan hem worden voorgedragen, zegt hij: “Fabels van de vroegeren!” 14. Nee! Wat zij plachten te doen heeft zelfs hun harten bedekt. 15. Nee, voorwaar, zij zullen zeker op die Dag van hun Heer afgescheiden zijn. 16. Vervolgens zullen zij zeker Djahim (de Hel) binnengaan. 17. Daarop wordt gezegd: “Dit is dat wat jullie plachten te loochenen.” (Siregar)

Mohammed nam geen wraak op hem – nog niet – hoewel de verzen in soera 83 een sombere eeuwige toekomst voor spotters beloven. Het zou niet lang duren voordat Mohammeds wraak kwam. Het was een ongelukkige beslissing van al-Nadr om zich aan te sluiten bij de soldaten van Mekka, die naar het noorden reden om hun karavaan te beschermen, die Mohammed bij de slag van Badr in het jaar 624 aanviel. Deze polytheïst die verhalen schreef werd gevangen genomen en op Mohammeds terugreis naar Medina onthoofdde Ali, zijn schoonzoon, al-Nadr in opdracht van hem, in plaats van hem vrij te laten voor losgeld. Hij was één van twee gevangenen die geëxecuteerd werden en niet vrijgekocht mochten worden door hun stam – alleen omdat zij gedichten schreven en verhalen vertelden waarin zij Mohammed bekritiseerden.

Bron : Ibn Ishaq, The Life of Muhammad, vertaling. A. Guillaume, (Oxford UP, 1955, 2004), blz.136 ( Arabische pagina’s 191-92); 163 / 236; 181 / 262; 308 / 458. Gereputeerde historici beschouwen vandaag de dag Ibn Ishaq als een goede bron van de vroege islam, hoewel zij het niet altijd eens zijn over zijn chronologie en miraculeuze elementen.

2. Maart 624: Oeqba bin Aboe Moeait

Eenzelfde verhaal als dat van al-Nadr kan worden verteld over Oeqba. Ook hij irriteerde en bespotte Mohammed in Mekka en schreef laatdunkende verzen over hem. Ook hij werd gevangen genomen tijdens de slag van Badr en Mohammed gaf opdracht hem te executeren. “Maar wie zal voor mijn kinderen zorgen, O Mohammed?” schreeuwde Oeqba angstig uit. “De hel,” antwoordde de profeet koud. Daarna doorsneed het zwaard van één van zijn aanhangers de hals van Oeqba.

Bron: Boechari, vol. 4, no. 2934; Moeslim, vol. 3, no’s. 4422, 4424; Ibn Ishaq, blz. 308/458. Boechari en Moeslim zijn betrouwbare verzamelaars en redacteurs van de hadith (woorden en daden van Mohammed buiten de koran). Deze drie passages van de hadith schilderen Mohammed af die Allah vroeg om wraak op deze dichter.

3. Maart 624: Asma bint Marwan

Asma was een dichteres die tot een heidense stam in Medina behoorde en wiens echtgenoot Jazid b. Zaid was. Zij stelde een gedicht samen waarin zij de heidenen in Medina ervan beschuldigende dat zij naar een vreemdeling (Mohammed) luisterden en dat zij geen initiatief namen om hem bij verrassing aan te vallen. Toen de door Allah-geïnspireerde profeet hoorde wat zij had gezegd, vroeg hij: “Wie zal mij bevrijden van Marwans dochter?” Een stamlid van haar echtgenoot meldde zich en sloop die nacht in haar huis. Zij had vijf kinderen en de jongste sliep aan haar borst. De moordenaar verwijderde het kind voorzichtig, trok zijn zwaard, dreef het in haar en doodde haar in haar slaap.

De volgende ochtend daagde de moordenaar iedereen uit om wraak te nemen. Niemand nam zijn uitdaging aan, zelfs niet haar echtgenoot. De islam werd machtig in zijn stam. Eerder hadden sommige leden hun bekering geheim gehouden maar zij beleden de islam nu openlijk, “omdat zij de macht van de islam zagen,” denkt Ibn Ishaq.

Bron : Ibn Ishaaq, blz. 675-76/995-96.

4. April 624: Aboe Afak

Aboe Afak, een honderdjarige in Medina, die behoorde tot een groep stammen die met de god Manaat werd geassocieerd (hoewel een ander verhaal hem als jood beschrijft), schreef een beledigend gedicht over Mohammed en prees de voorvaderen van zijn stam dat ze sterk genoeg waren om een berg omver te werpen en onderwerping aan een buitenstaander (Mohammed) te weerstaan die twee grote stammen in Medina verdeelde met de godsdienstige geboden “toegestaan” en “verboden.” De dichter verwees namelijk naar de wetsbesluiten van Mohammed over verboden dingen (bijv. varkensvlees en alcohol) en toegestane dingen (bijv. ander vlees zoals rundvlees en kameel). Vóór de slag van Badr liet Mohammed hem in leven.

Na de slag vroeg de profeet: “Wie rekent er met deze schelm af?” Die nacht, “ging Salim b. Oemair er op uit en doodde hem.” Eén van de moslims schreef een gedicht als antwoord: Een hanif [een monotheïst] gaf ’s nachts een steek en zei: / “Dit is voor jou, Aboe Afak ondanks je leeftijd!” Mohammed elimineerde hem, wat godsdienstig geweld laat zien. De islam is niet de godsdienst van vrede.

Bron: Ibn Ishaaq pag. 675/995.

5. September 624: Kab bin al-Ashraf

Kab b. al-Ashraf had een gemengd voorgeslacht. Zijn vader was een nomadische Arabier en zijn moeder was een jodin van de machtige al-Nadr-stam in Medina. Hij leefde als een lid van de stam van zijn moeder. Hij hoorde van de moslimoverwinning bij de slag van Badr en was ontzet want hij beschouwde Mohammed, de nieuwkomer in Medina, als een herrieschopper die verdeeldheid zaaide. Kab had de gave om te dichten en na de slag van Badr reisde hij naar Mekka en werd blijkbaar opgehouden in Badr, dichtbij een belangrijke handelsroute naar Mekka, en was getuige van de nasleep van de slag. Toen hij in Mekka aankwam schreef hij een wijd verspreid gedicht, een vijandig treurdicht, over de doden van Mekka. Het is belangrijk om het meeste van dit politieke treurdicht te laten zien om te kunnen bepalen of het gedicht een ernstige overtreding is die moord verdient, zoals moslimapologeten (verdedigers van de islam) beweren.

... Bij gebeurtenissen zoals Badr moet je huilen en schreeuwen.
De beste mensen werden gedood bij de waterreservoirs,
Vind het niet vreemd dat ze de prinsen lieten liggen.
Hoeveel edele knappe mannen,
Het toevluchtsoord van de daklozen werden gedood.

Sommige mensen wier woede me tevreden stelt, zeggen:
“Kab b. al-Ashraf is volledig teneergeslagen.”
Zij hebben gelijk. O dat de aarde toen zij werden gedood
Maar opengesplitst en zijn mensen had geborgen,
Dat hij die het verslag deed maar neergestoken
Of een teruggetrokken leven leidde; blind en doof.

Mij werd verteld dat het met al-Harith ibn Hisjaam [een Mekkaan]
Goed gaat en soldaten verzamelt
om Jathrib [pre-islamitische naam van Medina] te bezoeken met legers,
Want alleen de edele, knappe man beschermt de hoogste reputatie.
(Vertaald door Guillaume, pag. 365)

Voor ons lijkt dit gedicht niet excessief en andere Arabische poëzie was erger, zoals het gedicht dat de hierboven genoemde moord op Aboe Afak eert (nr. 4). Het schijnt een echt treurdicht te zijn dat het Arabische concept van wraak oproept. Bovendien zijn de laatste vier regels geen expliciet pleidooi voor de Mekkanen om wraak te eisen omdat dat een vaststaande conclusie was. De Arabische gewoonte eiste een antwoord op een vernederende nederlaag. Het schijnt eerder op de werkelijkheid te wijzen. Er wordt gezegd dat een Mekkaanse leider een leger verzamelt; Kab geeft hem geen opdracht dit te doen.

Pro-moslimdichters beantwoordden het gedicht van Kab met eigen gedichten en dat was genoeg voor zijn gastheren in Mekka om hem uit te leveren. Hij keerde naar Medina terug en schreef enige liefdesverzen over moslimvrouwen, en maakte fout na fout, gezien het onvriendelijke klimaat in Medina en Mohammeds overwinning in Badr. Bijvoorbeeld, vlak na de slag verzamelde Mohammed de joodse Qainoeqa-stam en waarschuwde hen als volgt: “O Joden, pas op, of God zal zijn wraak op u uitstorten netzo als dat hij met de Qoeraisj [grote Mekkaanse stam in Badr] deed en wordt moslims.” ...In het late voorjaar ( april-juni) verdreef Mohammed de joodse stam.

Geïrriteerd door de gedichten en nu in staat om terug te slaan na Badr en de ballingschap, had Mohammed er nu genoeg van. Hij vroeg: “Wie helpt mij van [Kab] af ?” Vijf moslims meldden zich, één van hen was Aboe Naila, Kab pleegbroer. Zij vertelden hem: “O apostel van God [Mohammed], zullen wij leugens moeten vertellen.” Hij antwoordde: “Je kunt zeggen wat je wilt, want je zult hiervoor niet gestraft worden.” Zij smeedden een slim plan.

Aboe Naila en een andere samenzweerder bezochten Kab, zij citeerden samen gedichten, de drie waardeerden de kunst en de twee praatten ontspannen opdat ze geen argwaan zouden wekken. Toen, na geruime tijd, loog Aboe Naila netzo als hij had gezegd. Hij zei dat hij moe was van Mohammed omdat “hij een zeer grote beproeving voor ons is.” Mohammed lokte de vijandigheid van de Arabieren uit en zij spanden allen samen tegen de inwoners van Medina. Aboe Naila klaagde dat de wegen ontoegankelijk waren geworden en dat de handel werd belemmerd zodat hun families armoede leden en in grote nood waren. Kab zei tegen zijn pleegbroer zoiets als: “Dat had ik je toch gezegd!”

Daarna vroeg de pleegbroer hem om hem een paar kameelladingen voedsel te lenen. Kab ging daarmee akkoord, maar alleen als hij de zonen van Aboe Naila als onderpand kreeg. De pleegbroer weigerde en Kab vroeg zijn vrouwen, maar hij weigerde opnieuw. Tenslotte bood Aboe Naila de wapens van hem en zijn samenzweerders aan. Die overeenkomst voorzag in de noodzakelijke dekking om wapens te dragen in de nabijheid van Kab zonder dat het alarm afging. Kab was het er mee eens: “Wapens zijn een goed onderpand.”

De twee bezoekers vertrokken, stopten bij de andere drie, en lichtten hen over het plan in. Niet lang daarna verzamelden zij hun wapens en gingen naar Mohammed, die hen deze wens gaf: “Ga in de naam van God; O God, help hen.” Zij vertrokken in een door de maan verlichte nacht totdat zij bij een vesting, één van vele die de joodse stam hadden gebouwd in het vijandige milieu van Arabië, kwamen. In feite kan de ruïne van de vesting waar Kab verbleef zelfs vandaag de dag dichtbij Medina nog worden bezichtigd. Zij riepen hem.

Kab was onlangs getrouwd en zijn vrouw die hun geschreeuw hoorde, zei: “Je bent in staat van oorlog, en zij die in staat van oorlog zijn, gaan niet uit op dit uur... Ik hoor kwaad [of bloed] in zijn stem.” Maar de gewoonte van gastvrijheid in de Arabische wereld was sterk. Haar echtgenoot zei tegen haar dat het slechts zijn pleegbroer en zijn vrienden waren en voegde eraan toe “dat een genereus mens aan een verzoek in de nacht moet voldoen, zelfs als dat zijn dood zou betekenen.” Kab ging naar beneden en begroette hen. Aboe Naila stelde voor een wandeling te maken. Het signaal om te doden was als volgt: Aboe Naila zou met zijn hand door het haar van Kab gaan en hem drie keer een compliment geven voor zijn parfum. Dit deed hij en schreeuwde: “Sla de vijand van God neer!” Kab verzette zich hevig zodat hun zwaarden hun doel misten. Tenslotte herinnerde één van de samenzweerders zijn dolk, stak die in Kabs buik, duwde die naar beneden tot zijn genitaliën en doodde hem.

Zij keerden met moeite terug naar Mohammed, omdat één van hen zich in de duisternis had verwond. Zij begroetten de profeet die aan het bidden was en hij kwam naar hen toe. Zij vertelden hem dat de opdracht was geslaagd. Hij spuugde op de wond van hun kameraad en zij keerden terug naar hun gezinnen. Hun aanval op Kab gaf een schokgolf door de joodse gemeenschap, zodat “er geen jood in Medina was die niet voor zijn leven vreesde,” rapporteerde Ibn Ishaq.

De moslimhistoricus Tabari schrijft dat de vijf moslim-misdadigers Kab hadden onthoofd en het hoofd naar Mohammed brachten. Is het een wonder dat de terroristen die er eveneens plezier in scheppen om te onthoofden, geïnspireerd zijn door de vroege islam?

Bronnen: Boechari volume 5, nr. 4037; Moeslim volume 3, nr. 4436; Ibn Ishaq 364-69/548-53; Tabari, The History of al-Tabari, Vol. VII, vertaling W. Montgomery Watt ( SUNYP, 1987), blz. 94-98/1368-73. Gereputeerde historici beschouwen vandaag de dag Tabari als een goede bron van gegevens over de vroege islam, hoewel zij het niet altijd eens zijn met zijn chronologie en miraculeuze elementen.

6. September (?) 624: Ibn Soenaina

Op de hielen van deze moord werd Ibn Soenaina, een joodse handelaar, vermoord. Volgend op het succes van de vijf samenzweerders zei Mohammed: “Doodt iedere jood die in jullie handen valt.” Kort daarna handelde Moehaijisa b. Mas’oed snel en doodde Ibn Soenaina, met wie Moehaijisa zakelijk en prive omging. Echter, Moehaijisa’s oudere broer, toen nog niet een moslim, sloeg de moordenaar, de jongere broer en zei: “Jij vijand van God, heb jij hem gedood terwijl veel vet op je buik van zijn rijkdom komt?” Moehaijisa antwoordde dat zelfs als Mohammed opdracht had gegeven tot de moord van zijn oudere broer, hij het gedaan zou hebben. De oudere broer was geïmponeerd: “In Gods naam, een godsdienst die dit teweeg kan brengen is prachtig!” En hij werd een moslim. De oudere broer impliceerde namelijk dat Mohammed wel een groot leider moest zijn die zijn toewijding waardig was als hij een dergelijke doodsachting en gehoorzaamheid van zijn aanhangers eist.

Toen schreef Moehaijisa een gedicht dat een dergelijke gehoorzaamheid prijst. “Ik zou zijn [oudere broers] nek met een scherp zwaard treffen, / Een gepolijst blad zo wit als zout./ Mijn neerwaartse slag mist zijn doel nooit.” Als we godsdienstig geweld nader beschouwen, tonen deze regels aan hoe dodelijk poëzie kan zijn en het komt overeen met het gedicht van de moslims tegen Aboe Afak (nr. 4, hierboven): een “een hanif dreef ’s nachts zijn zwaard in je”. Bedenk dat Kabs gedicht veel milder was. Voor een westerling zijn deze gedichten van de vroege islam schokkend. Het schijnt dat de vroege moslimauteurs van deze documenten er genoegen in hadden ze te vermelden in hun boeken.

Bron: Ibn Ishaq blz. 369/534

7. Juli- Augustus 625: Een bedoeïne met één oog

Uit wraak voor een hinderlaagaanval op enkele moslimmissionarissen, stuurde Mohammed Amr bak Oemaija en een metgezel uit om Aboe Soefjaan, een leider van de Mekkanen, te vermoorden. Dit toont aan dat de profeet verwikkeld was in een cyclus van geweld die eindeloos doorging in de zevende-eeuwse Arabische cultuur. Oemaija faalde in zijn poging en hij moest vluchten in een achtervolging, verborg zich in een grot, en vermoordde en passant een man met de naam Ibn Malik. Toen de achtervolging voorbij was, ging een lange naamloze bedoeïne met één oog, die een paar schapen wijdde, de grot in. Oemaija en de bedoeïne begroetten elkaar. Na een poosje begon de herder een eenvoudig tweeregelig liedje te zingen waarin hij de moslims en de islam uitdaagde:

Ik zal geen moslim worden zolang ik leef,
En geloof niet in het geloof van de moslims. (Watts)

Een andere vertaling leest:

Ik zal geen moslim zijn zolang ik leef,
noch aandacht aan hun godsdienst geef. ( Guillaume)

Helaas voor deze bedoeïne, was hij in de grot met een radicale moslim, die zei: “Je zult het weldra merken!” De bedoeïne viel snurkend in slaap. Oemajja verhaalt wat hij deed: ...”Ik liep naar hem toe en doodde hem op de meest vreselijke manier waarop iemand ooit gedood is. Ik leunde over hem, stak het eind van mijn boog in zijn goede oog, en dreef het in tot het uit zijn nek kwam.” Hij vluchtte terug naar Mohammed, die zei: “Goed gedaan!” Het verhaal eindigt met: De profeet “bad voor mij [Oemajja] om te worden gezegend.”

De enige zonde die deze arme herder had begaan was het samenstellen van een klein tweeregelig versje tegen de islam. Daarvoor werd hij vermoord met de zegen van Mohammed – de profeet arresteerde de moordenaar niet of berispte hem zelfs niet voor het doden van een onschuldige man die niets met de hinderlaagaanval te maken had.

Bron: Tabari, volume 7, blz. 149-50/1440-41; Een latere redacteur nam een gedeelte van Tabari’s uitleg op in de biografie van Ibn Ishaq, blz. 674-75.

8. Na januari 630: bijna-fatale afloop voor Abdoellah bin Sad

Voordat 10.000 moslimstrijders Mekka in januari van 630 binnengingen, gaf Mohammed opdracht alleen hen te doden die tegenstand boden, behalve een klein aantal dat opgespoord moest worden, zelfs als zij zich onder het gordijn van de Ka’bahsteen zouden verstoppen. Eén van hen was Abdoellah, die samen met de profeet een oorspronkelijke emigrant was in 622. Hij had het hoge voorrecht om enige verzen van de koran op te schrijven nadat Mohammed ze door een openbaring ontvangen had. Daar hij twijfelde veranderde Abdoellah zo af en toe de woorden om te zien of Mohammed de veranderingen zou opmerken, maar dat deed hij niet. W. Montgomery Watt geeft hiervan een voorbeeld: “Toen Mohammed een zin van de koran dicteerde, zoals sami‘ ‘alim (“horen, weten” (met betrekking tot God)), schreef hij bijvoorbeeld: ‘alim hakim (“weten, wijs”), en Mohammed merkte de verandering niet op”… (Muhammad at Medina, Oxford UP, 1956, blz. 68). Abdoellah geloofde niet in de inspiratie van Mohammed en werd een afvallige (verliet de islam) en keerde terug naar Mekka als een polytheïst.

Zijn pleegbroer Oethmaan b. Affan, was echter één van Mohammeds metgezellen, die Abdoellah verborg totdat de rust in het veroverde Mekka terugkeerde en die bemiddelde voor Abdoellah in aanwezigheid van Mohammed. De profeet wachtte geruime tijd voordat hij gratie verleende aan de berouwvolle afvallige. Nadat Oethmaan weggegaan was, zei Mohammed tegen hen die bij hem waren: “Ik hield me stil opdat één van jullie zou opstaan en zijn hoofd zou afslaan!” Eén van hen vroeg waarom Mohammed hen geen signaal had gegeven. Hij antwoordde dat een profeet niet doodt door aanwijzingen.

Hoewel Abdoellah aan de dood ontsnapte, is dit verhaal ingesloten omdat het Mohammeds houding onthult ten aanzien van afvalligen.

Bron: Ibn Ishaq, blz. 550/818.

9. Na januari 630: Eén van de twee van Abdoellah bin Katals zingende meisjes

Op de lijst van hen die waren uitgesloten van amnestie na de verovering van Mekka, was niet alleen Abdoellah b. Katal, inzamelaar van de wettelijke armenbelasting, die zijn slaaf had gedood wegens incompetentie, een afvallige werd, en die het geld naar Mekka mee terugnam, maar ook zijn twee zingende meisjes die satirische verzen over Mohammed zongen, die Abdoellah had gecomponeerd. Hij werd gedood, ondanks dat hij zich had vastgeklampt aan het gordijn van het Ka’bahheiligdom. En één van de meisjes werd ook gedood; het andere meisje rende weg totdat zij Mohammed om gratie vroeg, die haar vergaf.

Bron: Boechari volume 4, 3044; Ibn Ishaq, blz. 550-51/819.

10. Na februari 630: bijna-fatale afloop voor Kab bin Zoehair

Zelfverzekerd door de overwinning over Mekka keerde Mohammed naar Medina terug als een held en stevig de touwtjes in handen over het zuidwesten van het Arabische schiereiland. In deze context zijn we aangekomen bij een andere dichter, Kab bin Zoehair die Mohammed en de moslims hekelde, (we noemen hem Zoehair om hem van Kab bin al-Ashraf te onderscheiden, hierboven, nr.5). Zoehairs broer schreef hem dat Mohammed een aantal satirische dichters tijdens zijn verovering van Mekka had gedood, maar dat de profeet een dichter zou vergeven die in berouw tot hem kwam, wat in realiteit betekende: moslim worden. Zijn broer vertelde hem dat de dichters die met rust waren gelaten in alle richtingen waren gevlucht. “Als je om je leven geeft, ga dan snel naar de apostel [Mohammed], want hij doodt niemand die in berouw tot hem komt,” schreef de broer, die verder ging met: “en als je dat niet doet, zoek dan een schuilplaats.”

Zoehair antwoordde echter met een gedicht dat zei dat hun vaders de islam nooit een warm hart hadden toegedragen, dus waarom zou hij dat doen? Als waarschuwing antwoordde zijn broer zelf ook met een gedicht; als hij geen berouw zou tonen, zou Zoehair schuldig worden bevonden op de Dag des Oordeels. De dichtkunst speelde een grote rol in de Arabische cultuur en toen hij de brief ontving werd Zoehair verontrust en gaf uiteindelijk toe. Geen uitweg te kunnen zien schreef hij een brief aan Mohammed waarin hij hem prees. Spoedig daarna reisde hij naar Medina en vroeg om bescherming als een moslim. Mohammed bad zijn ochtendgebeden en een vriend bracht Zoehair tot Mohammed. “Zou u hem accepteren als hij tot u kwam?” vroeg zijn vriend. De profeet zei dat hij dat zou doen.

Eén van de Ansaars (of helpers: inheemse inwoners van Medina die Mohammed hulp aanboden na zijn hidjrah) sprong boven op Zoehair en vroeg de profeet of hij de vijand van God kon onthoofden, want sommige van Zoehairs verzen bespotten ook de Ansaars. De apostel zei dat hij met rust gelaten moest worden, want Zoehair had gebroken met zijn verleden. De implicatie is duidelijk: Als Mohammed Zoehair had gevangen vóór zijn berouw, zou Mohammed hebben ingestemd met zijn onthoofding. Of hij bekeert zich of hij sterft – voor het schrijven van satirische gedichten. Wat zo opmerkelijk is in het verhaal is hoe het ochtendgebed de omstandigheden bepaalt voor een moslim die op een dichter springt en dreigt zijn hoofd af te snijden, alsof dit de gewoonstee zaak van de wereld is.

Bron: Ibn Ishaaq, blz. 597-602/887-93.

Rechtvaardiging en uitdagingen

Van al deze verhalen is het duidelijk dat de verslagen over de moorden schokkend moeten overkomen bij de lezer die verwacht had een godsdienst van vrede aan te treffen. Het is natuurlijk een normal zaak dat moslims, en sommige westerse geleerden of islamofielen, deze omstandigheden graag in een gunstig daglicht stellen. Hun rechtvaardiging telt gewoonlijk zes punten. Onze analyse volgt ieder punt.

Als eerste herinneren gereputeerde geleerden ons aan de wreedheid van de Arabische cultuur. Als een vreemdeling of een vijand in deze cultuur niet beschermd werd door een stam of een stam verlaten had, riskeerde hij of zij te worden aangevallen en te worden vermoord. Wie zou wraak nemen? Bloedvete zou ontstaan. Dus, de enige belemmering op geweld in deze cultuur is wraak en meer geweld, aangezien adequate gerechtshoven en wetshandhaving niet bestonden, zoals deze wel bestonden in het Romeinse keizerrijk. Mohammed volgde daarin alleen maar de Arabische cultuur (Watt, Muhammad: Prophet and Statesmen, (Oxford UP, 1961), blz. 128-30).

Oppervlakkig gezien lijkt dit een redelijke uitleg. Mohammed was een man van zijn tijd en omgeving. Welbeschouwd is het echter teleurstellend dat de door Gabriël-geïnspireerde profeet niet wilde of niet kon uitstijgen boven zijn cultuur, vooral boven de twijfelachtige gewoonte van moord. Wat nog belangrijker is, het schijnt dat veel moslims vandaag de dag naar zijn voorbeeld kijken, en dit brengt de islam in interpretatiemoeilijkheden zoals we thans kunnen zien in de fatwa’s tegen verscheidene auteurs. Hoe moeten moslims, vooral de radicalen, Mohammeds bereidheid om tegenstanders en lasteraars te elimineren, interpreteren? Nogmaals, je zou mogen verwachten dat de profeet zou uitstijgen boven de dubieuze gewoontes, zoals bloedtwisten die zoveel voorkwamen in zijn cultuur. Maar hij deed dit niet, en één van zijn dubieuze kwaliteiten was zijn meesterlijke handelswijze bij bloedvetes en het taxeren van tegenstanders op hun sterkte of zwakte. Daarom vonden de moorden niet plaats vóór de slag van Badr in 624 toen zijn situatie in Medina minder zeker was, maar ná de slag, toen hij sterk geworden was, en na de verovering van Mekka in 630, samen met de iets latere veldslagen te Hoenain en Ta’if. Het is waar dat de slachtoffers die in dit artikel worden vermeld tot stammen behoorden die wraak hadden moeten nemen, maar blijkbaar te zwak waren om dit te doen. Mohammed was wijs in zijn berekeningen.

Ten tweede, moslimapologeten (verdedigers van de islam) nemen de moord op Kab bin al-Ashraf (nr. 5, hierboven) serieus omdat het uitvoerig beschouwd wordt in de betrouwbare hadith over hem. Maulana Mohammed Ali, hoewel hij behoort tot de Ahmadiyyah-sekte die als afvallig wordt beschouwd, en hier alleen vermeld wordt omdat hij zijn profeet door dik en dun verdedigt, wijst erop dat Kab een strijder en een vijandelijke leider van de joden was (Muhammad the Prophet, 7 de editie, 1993, blz. 202-06). Ook een andere moslimgeleerde zegt dat, omdat Kab bereid was om de zonen en de vrouwen van zijn pleegbroer als onderpand te nemen, hij een verdorven hart had en zijn dood verdiende (Abdul Hamid Siddiqi, vert. van Sahieh Moeslim, 3:990, noot 2269). Evenmin was hij bereid om zijn misdaad openlijk te plegen, maar in het geheim, zodat hij in het geheim vermoord moest worden. Maar geheime moord is een uitzondering in de islam, zegt Sayyid Abul A’La Maududi (aangehaald in Siddiqi, 3:991, noot 2272). Nog een andere commentator zegt dat hij een groot contingent ruiters naar Mekka leidde (veertig? Twee tot drie honderd? De ramingen variëren), vermoedelijk om de Mekkanen op te ruien om hun verlies te Badr te vergelden, alsof zij deze éne man en zijn bende daartoe nodig hadden (Razi, aangehaald in Maulana Ali’s commentaar op soera 59:2).

In respons hierop: Waarom werd Kabs misdaad zo uitvergroot? Zelfs als Kab een slecht karakter had die kwaad oordeelde met zijn beledigende dichtkunst en ondanks dat hij in het vijandige Medina woonde, was hij geen formele strijder in een veldslag. De waarneming van zijn vrouw dat de stammen oorlog voerden wijst op de spanning tussen de joden en de groeiende moslimgemeenschap. In plaats daarvan lijkt hij in een “grijs” gebied te leven tussen de joodse stam van zijn moeder en de verre nomadische stam van zijn vader, en Mohammed oordeelde juist dat hij zwak genoeg was om te worden vermoord. Voor wat betreft Kabs verdorven karakter en zijn geheime misdaden, Mohammed had Kab kunnen verbannen wegens verdorvenheid (zie soera 5:33). En wat betreft zijn dichtkunst: die was wijd verspreid en was geen geheim. Het feit dat hij in een vesting dichtbij Medina woonde was niet zo geheim dat de vijf moordenaars hem niet konden vinden. Tenslotte leidde hij niet openlijk een bende van veertig of honderden ruiters in een tijd waarin paarden duur waren, daarmee Kabs macht en leiderschap van een joodse stam aangevend? Antwoord: noch Boechari noch Moeslim vermeldt dit. Kort gezegd ondanks al deze ongebruikelijke en tegenstrijdige uitleggingen, is het waarschijnlijker dat Mohammed alleen maar de Arabische cultuur navolgde en een tegenstander elimineerde die na de slag van Badr kwetsbaar was, eenvoudigweg vanwege het schrijven van laatdunkende poëzie. Een simpele uitleg is altijd beter dan een ingewikkelde (Ockhams scheermes).

Ten derde, één van de geleerden zegt dat de moslimgemeenschap in Medina, zelfs na Badr nog zwak was, zodat Mohammed gedwongen was om een harde lijn tegen spotters en vijanden (zoals hij ze zag) te volgen, enkel en alleen om te overleven. Deze geleerde gebruikt woorden als “onderdrukking, ” “vervolging” en “samenzwering,” die zowel vanuit de joodse als de heidense gemeenschappen in Medina kwamen.

Mohammed zag zichzelf echter niet zo zwak dat hij geen moorden kon uitvoeren. Herinner dat Asma bint Marwan (nr. 3), Aboe Afak (nr. 4) en Kab (nr. 5) tot stammen behoorden, maar zij konden de vereiste gewoonte van bloedwraak niet uitvoeren. Daarom schatte Mohammed hun zwakheid en zijn sterkte op de juiste manier in en volgde de Arabische gewoonte van moord. Het is uiterst belangrijk dat moslimapologeten (verdedigers van de islam) een stapje terug doen om het totale beeld te zien. Het was Mohammed die in het eerste anderhalf jaar na zijn migratie naar Medina de Mekkaanse karavanen zes keer overviel zonder provocatie en zonder zelfverdediging. Het was de door Allah-geïnspireerde profeet die ongeveer 120 km, een reis van twee tot drie dagen naar het westen naar de bronnen van Badr maakte om de ongewapende karavaan die vanuit het noorden uit Mekka kwam aan te vallen met als enig doel: de belading (soera 8:7). Vanuit het totale plaatje gezien was het Mohammed die in Medina neerstreek en onrust teweeg bracht. Als Mohammed in Medina was gebleven en zijn boodschap alleen door prediking had verkondigd, dan was er geen militair of politiek probleem ontstaan. Weliswaar zouden de mensen zich verzet hebben tegen zijn boodschap, maar als hij de mensen iets te bieden had, had zijn beweging kunnen groeien. Weliswaar had men hem ook willen vermoorden, maar hij had een lijfwacht.

Wij zien deze groei door prediking alleen in de boodschap van Jezus, die grote menigten trok toen hij predikte, heelde en wonderen deed – met het uiteindelijke doel om aan het kruis voor de zonden van de wereld te sterven. Hij vermoordde geen mensen, hoewel hij weerstand ondervond van godsdienstige leiders (zie hieronder). De groei van het ware koninkrijk van God door vreedzame middelen impliceert dat God achter deze boodschap stond. In tegenstelling hiertoe ging Mohammeds boodschap altijd gepaard met een leger op de achtergrond en dat impliceert dat God de groei van deze boodschap niet steunde en dat de islam voor vele toehoorders onaantrekkelijk en onaanvaardbaar was, zoals we bijvoorbeeld kunnen zien in de opstand van de Arabische stammen nadat Mohammed in 632 aan koorts stierf. Het vergde Aboe Bakr, de opvolger van Mohammed, twee jaar om deze opstanden met geweld te onderdrukken en de stammen te dwingen tot de islam terug te keren.

Ten vierde, één van de moslimgeleerden redeneert met betrekking tot Kab (en hetzelfde is op andere dichters van toepassing) dat hij het hoofd van een de islamitische staat (Mohammed) en de staat zelf beledigde. Het hoofd kon geen immorele dichtkunst toestaan die de goede naam van de Arabische vrouwen “door het slijk haalt,” en hij kan geen politieke dichtkunst toestaan die het hoofd beledigt en de vijanden van de staat ophitst (Siddiqi 3:991, noot 2269). Met andere woorden, Kab (en anderen) kreeg (kregen) wat hij (zij) verdiende(n). De tactiek van deze geleerde staat haaks op de derde uitleg. De vroege islam was niet kwetsbaar, maar sterk. Het was geen gemeenschap die groeide in macht in een stad met rivaliserende stammen en belangen.

Deze analyse is echter twijfelachtig, want in dit stadium van de vroege islam probeerde Mohammed nog zijn eigen weg te vinden. Maar zelfs als deze uitleg juist is, blijft de vraag: moest het staatshoofd moorden, ongeacht hoe serieus de Arabische cultuur de dichtkunst nam? Hij had voor verbanning kunnen kiezen (soera 5:33), dat hij op de joodse Qaynoeqa-stam toepaste. Bovendien stelde Mohammed dichters te werk om zich af te zetten tegen zijn vijanden, maar zijn vijanden hadden blijkbaar niet de kracht om Mohammed of zijn dichters te vermoorden of te verbannen. Het gevolg van Mohammeds beleid is dat vandaag de dag in een sterk islamitische staat, extremisten toestemming krijgen om zwakke dissidenten en hekeldichters aan te vallen. Als Mohammed het deed, waarom kunnen extremisten dan niet zijn voorbeeld volgen? Dat is nu precies wat zij, die dodelijke fatwa’s uitgeven, doen.

Ten vijfde, in het algemeen halen moslimapologeten de wreedheden aan die in en door de westerse wereld zijn begaan, soms in naam van het christendom, dus waarom zouden christenen of westerlingen (de twee zijn niet dezelfde) zich beklagen?

Maar deze vergelijking is vals en oneerlijk. Het is beter om een vergelijking te maken tussen de vroege islam, tijdens het leven van Mohammed, en het vroege christendom, tijdens het leven van Jezus. En dan zijn de overeenkomsten ver te zoeken. Geen enkele keer onthoofdde of moordde Jezus of wenste hij de onthoofding of moord van zijn tegenstanders, ondanks het feit dat velen van hen hem in zijn gezicht bespotten en uitdaagden. Dit is wellicht waarom gedurende de eerste drie eeuwen het christendom de wereld op zijn kop zette zonder oorlogvoering – Constantijn verschijnt in de vierde eeuw op het toneel en bepaalde niet de genetische code van het christendom noch doen de middeleeuwse kruistochten dat.

Het zesde en laatste punt stelt de betrouwbaarheid van de vroege tradities van deze verhalen ter discussie. Zoals gezegd, alleen het verhaal over Kab in ons artikel wordt uitvoerig besproken in de meest betrouwbare hadith, die van Boechari en Moeslim. Daarom verwerpt één van de moslimgeleerden iedere traditie behalve die over Kab ( Maulana Mohammed Ali, blz. 202-06), terwijl een andere conservatieve biograaf de andere verhalen aanvaardt, zoals de moorden van Asma (nr. 3) en Aboe Afak (nr. 4). (Muhammad Haykal, The Life of Muhammad, 8e editie, vert. Ismail Raji al- Faruqi, 1935, 2002, p. 243). In Maulana Ali’s geval komt samen met deze ontkenning de vooronderstelling dat omdat de islam de godsdienst van vrede is, een profeet als Mohammed nooit zingende meisjes, dichters en een onschuldige joodse toeschouwer zou vermoorden. Ali citeert dan passages uit de koran of de hadith waarin staat dat oude mannen en vrouwen niet gedood mogen worden. Dit soort beredeneren is zwak omdat het een heilig boek de historische gebeurtenissen laat bepalen. Deze opstelling kan eenvoudig in een “als-dan” argument worden uitgedrukt:

  1. Als A, dan B. Als de vroege islam de godsdienst van vrede is, dan had Mohammed nooit opdracht kunnen geven tot de moord op dichters, zingende-meisjes en een onschuldige joodse toeschouwer.
  2. A is van toepassing. De islam was de godsdienst van vrede (volgens de koran en de hadith)
  3. Dan is B ook van toepassing. Daarom zou hij nooit opdracht hebben kunnen geven tot hun moorden (en hij heeft dat ook nooit gedaan).

Achter deze veronderstelde logica sluimert de wens om buitengewone misdaden in het gedrag van Kab vinden (zie de tweede rechtvaardiging, hierboven). Vanzelfsprekend is dit hoe moslims vandaag de dag het geweld moeten elimineren dat elke redelijke moslim doet huiveren. Maar is er bewijsmateriaal voor deze logica? Dit artikel toont aan dat het bewijsmateriaal deze dubieuze redenering niet ondersteunt.

Hoewel het moeilijk te geloven is dat al deze verhalen die uit pro-moslimbronnen komen verzonnen zijn, laten we omwille van dit onderzoek veronderstellen dat al deze verhalen, inclusief die over Kab, fantasie zijn en daarom afgewezen moeten worden. Zelfs als zij allemaal fantasie zijn en ongeacht de motieven achter de logica van moslimapologeten, dan nog moet de volgende vraag over het prille begin van de islam ten tijde van Mohammed gesteld worden:

Hoe zit dat eigenlijk met de islam van destijds waarin verhalen verschenen over moorden voor het schrijven van een beledigend gedicht en de misdaad om joods te zijn?

De auteurs van dergelijke “fantasieverhalen” lijken enthousiast ze op te schrijven.

Er werden tenslotte verhalen bedacht over Jezus, maar geen ervan gaat over moorden die gesitueerd zijn in niet-miraculeuze sociale contexten die daarom de indruk zouden kunnen geven dat ze echt gebeurd zijn – zoals in Mohammeds geval. De verhalen gaan daarentegen veelal over bizarre wonderen, zoals Jezus als baby in een wieg die als een volwassene spreekt, of Jezus als jongentje die uit klei vogels maakt, hen beademt om vervolgens hen weg te laten vliegen (twee fantasieverhalen die Mohammed in de foutloze koran opnam; zie 19:29-34 en 3:49). Het is waar dat in het antisemitische Kind evangelie van Thomas (waarin het verhaal van de kleivogels kan worden teruggevonden) Jezus als kind een joodse leraar vervloekte die toen stierf. Maar de sociale context van deze mythe is bovennatuurlijk en betreft de kinderjaren van Jezus, waarover de canonieke en historische verslagen bijna niet spreken. Aan de andere kant zijn de moorden van Mohammed geplaatst in niet-miraculeuze sociale contexten en gebeurden niet tijdens zijn kinderjaren, waarover de vroege de islamitische verslagen weinig zeggen. Bovendien getuigt Boechari erover in zijn betrouwbare hadith.

In contrast tot deze legendes over Jezus kende de cultuur van Israël in de eerste eeuw moorden van politici en andere wrede straffen zoals kruisigingen. Toen een boze menigte Jezus van een klif dreigde te gooien loste de echte Jezus het probleem eenvoudigweg op door vol vertrouwen weg te lopen en zijn eigen weg te gaan (Lucas 4:28-29). Dus, Jezus moedigde het gebruik van geweld niet aan voor zijn eigen politieke programma. Evenmin stond hij achter de amputatie van handen of voeten of het stenigen voor welke zonde dan ook, en Paulus beveelt aan dat een dief met zijn handen moet werken, niet dat zijn handen afgesneden moesten worden (Efeziërs 4:28); inderdaad, Jezus hield het naderende steniging van de overspelige vrouw tegen (Johannes 8:1-11). De bekende boodschap en het leven van Jezus sloten geen moorden en andere bestraffingen in, dus een bedenker van dergelijke extreme legendes zou hardop uitgelachen worden.

Ten tijde van Mohammed maakten onthoofdingen en moorden van zwakke tegenstanders, zoals die in de eerste punt hierboven werden vermeld, deel uit van het sociale milieu. Nog belangrijker is dat de betrouwbare hadith zonder enige twijfel aantoont dat Mohammed amputaties uitvoerde voor diefstal, vermeld in de koran (soera 5:38), en stenigde voor overspel, vermeld in de betrouwbare hadith, waarin ook de moorden op Kab en op een joodse leider worden vermeld. We zien dus het samengaan van de wrede cultuur waarin Mohammed leefde en zijn eigen wrede praktijken, in tegenstelling tot Jezus die, ondanks dat hij ook in een wrede cultuur leefde, er geen wrede praktijken op nahield. Het leven en de boodschap van de twee stichters verschillen sterk, en dus verschillen de legendes over hen eveneens sterk – hoewel in het geval van Mohammed deze legendes niet gefingeerd zijn.

Het is dan ook duidelijk dat Jezus boven zijn gewelddadige cultuur uitsteeg, waar Mohammed dat niet deed. Jezus vertrouwde op God maar Mohammed nam de kwesties in eigen hand en doodde zijn vijanden en tegenstanders in het geheim.

Gereputeerde historici accepteren inderdaad dat de meeste moorden in dit artikel historisch zijn. Dat wil zeggen dat het zeer waarschijnlijk is dat Mohammed vijanden van de islam vermoordde, zelfs voor de misdaad van het maken van beledigende gedichten. Tenslotte komen de talrijke verhalen uit vroege pro-moslimbronnen die er prat op schijnen te gaan Mohammed af te beelden als de opdrachtgever van de moorden. Nog belangrijker is dat dit debat puur academisch is. Moeten we er nog aan twijfelen of de huidige gewelddadige radicalen deze eerste moorden als historisch beschouwen? Wat zegt het voorbeeld van de profeet tegen deze radicalen die zich heilig voelen als zij een zevende eeuwse Arabische gewoonte vandaag de dag toepassen? Het lijkt dat de terroristen en de moordenaars door de volgende logica worden geterroriseerd:

  1. Als A, dan B. Als de vroege islam de godsdienst van vrede was, dan zou Mohammed nooit opdracht gegeven hebben tot de moord van dichters, zingende-meisjes en een onschuldige joodse toeschouwer.
  2. B is niet waar. Mohammed gaf wel opdracht tot hun moorden. (De geschiedenis vermeldt dit)
  3. Daarom is A niet waar. De vroege islam was dus niet de godsdienst van vrede.

Om deze logica en de schokkende kant van vroeg islamitisch geweld te weerstaan, moeten terrorist-moordernaars blijven bij (1)-(3), hierboven, ongeacht het bewijsmateriaal en de kosten die de waarheid moet betalen. Allah moest Mohammed volmaakt geleid hebben, dus, om gehoorzaam te zijn, moeten en mogen zij nu Mohammeds voetstappen volgen door auteurs en filmakers (zie hieronder) vandaag de dag te vermoorden voor de zonde van godslastering. De vroege islam inspireert hen. Allah wil het. Het komt nooit in hen op dat Allah Mohammed weleens niet volmaakt geleid zou kunnen hebben en dat de islam niet de godsdienst van vrede is (4)-(6); dat zou te schokkend zijn. In plaats daarvan beroepen de gewelddadige radicalen zich op een hogere bron dan de hadith – de koran zelf.

De donkere inspiratie van de koran

Beweert de koran dat zij die beledigen en bespotten niet moeten worden opgepakt, gedood of tot de hel worden veroordeeld? Wij analyseren vijf passages, niet in tekstuele, maar in chronologische volgorde.

Na de slag van Oehoed in maart van 625, die de moslims verloren, was Mohammed zwaar gekwetst. Hij en zijn moslimgemeenschap hadden prestige verloren. De gemeenschap viel echter niet uiteen, maar krabbelde snel terug en groeide, en het verlies was niet ernstig. In het volgende vers over het ondergaan van beledigingen door de Mensen van het Boek (joden, die destijds vooral in Medina woonden) moet Mohammed de weg van nederigheid bewandelen.

3:186. Jullie [Mohammed] zullen zeker op de proef gesteld worden in jullie eigendommen en in jullie zelf en jullie zullen zeker van degenen die de Schrift vóór jullie gegeven was en degenen die deelgenoten (aan Allah) toekenden veel pijnlijks horen [ aa- dh-aa]. En als jullie geduldig zijn en (Allah) vrezen: voorwaar, dat behoort tot de aanbevolen daden. (Siregar)

Het woord “pijnlijks” is hetzelfde Arabische woord (de drieletterige stam is aa-dh-aa) dat hieronder is vertaald met “irritatie” en “belediging.” Het heeft de semantische reeks van kwetsen, lijden, beschadigen, verwonden of schade toebrengen. “Het woord... suggereert een licht kwaad... of iets dat een lichte schade veroorzaakt ” ( Abdul Mannan Omar, Dictionary of the Holy Qur’an, Noor Foundation, 2003, blz. 19). Fakhry vertaalt het stamwoord in dit vers als “misbruik ” (An Interpretation of the Qur’an, NYUP, 2000, 2004). Allah vertelt zijn profeet dat hij de beledigingen moet accepteren en geen wraak moet nemen. Geschiedkundig gezien was na de slag van Oehoed Mohammed te zwak om zich te wreken tegen deze beledigingen. Maar Allah zegt dat als hij geduldig is, hij een grote sterkte zal vinden. Hij verbande namelijk de joodse Nadir-stam in augustus van dat jaar en de joodse Qoeraiza-stam na de slag van de loopgraven in 627.

Hoewel Mohammed voortdurend in macht toenam, nam zijn macht na de slag van de Loopgraven in 627 in Medina exponentieel toe, meer dan na de slag van Badr in 624; daarom stuurt Allah soera 33 in de context van de slag van de loopgraven. In feite lezen we in deze soera dat Mohammed zo krachtig is geworden dat hij de joodse bolwerken in Medina in bezit neemt, gevangenen maakt, 600 mannelijke joden van de Qoeraizah-stam onthoofdt en de vrouwen en kinderen tot slaven maakt, hoewel hij een mooie jodin voor zichzelf houdt (33:26-27). Na deze grote overwinning en confiscatie is Mohammed rijker dan ooit. En dus vragen Aïsja, Hafsa en Mohammeds andere vrouwen hem om meer geld. Geïrriteerd geeft Mohammed elk de keus om te vertrekken of bij hem te blijven en tevreden te zijn met hun toelage. Hij scheidt zich gedurende 29 dagen van hen af en daarna beslissen zij bij hem te blijven (33:28-33). Vervolgens vaardigt hij een acte uit die hem speciale toestemming geeft om Zainab, de vrouw van zijn geadopteerde zoon Zaid, te huwen. De Arabische cultuur stond mannen niet toe de vrouwen van hun zonen te huwen, maar Mohammed beweerde dat Zaid slechts zijn geadopteerde zoon was. Bovendien vertelde Allah hem dat zijn wens legitiem was (33:35-40). Het is dus in de context van Mohammeds macht en rijkdom, de toenemende wreedheid tegen dejoden, nieuwe huwelijkswetten en het gedrag van vrouwen dat deze verzen in soerah 33 werden ontvangen:

33: 57. Voorwaar, degenen die Allah en Zijn Boodschapper beledigen [ aa-dh-aa]: Allah zal hen vervloeken in deze wereld en in het Hiernamaals en Hij zal voor hen een vernederende bestraffing bereiden. 58. En degenen die de gelovige mannen en de gelovige vrouwen kwetsen [ aa-dh-aa], zonder dat zij iets (slechts) hebben verricht: voorzeker, zij hebben laster en een duidelijke zonde op zich geladen. (Siregar)

Moslimgeleerden zijn het erover eens dat het Arabische woord ook lasteren betekent. Dus Mohammed bepleitte eeuwige vervloeking louter voor het irriteren van de profeet en de moslims, “de gelovige mannen en de gelovige vrouwen,” en voor laster.

Dan vervolgt de soera met geboden aan Mohammeds vrouwen om sluiers te dragen zodat de beledigingen zouden ophouden. Maar hij belooft de lasteraars ook dat ze gegrepen en gedood zullen worden (v. 61), wat klinkt als een echo van de wreedheden die de joodse Qoeraizah-stam onderging.

33: 59. O Profeet, zeg tot jouw echtgenotes en tot jouw dochters en tot de vrouwen van de gelovigen dat zij hun overkleden (Djilbâb) over zich heen laten hangen. Op die manier is het gemakkelijker om hen te herkennen en worden zij niet lastig gevallen [ aa-dh-aa]. En Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig. 60. Als de huichelaars, en degenen in wier harten een ziekte is, en de lasteraars in Medinah, niet ophouden, dan zullen Wij jou tegen hen maatregelen laten nemen. Daarna zullen zij daar niet jouw buren zijn, behalve even. 61. Vervloekten zijn zij. Waar zij ook worden aangetroffen: grijpt hen en doodt hen. (Siregar)

Deze passage is grimmig. Hier vinden we Mohammed die een wet voorschrijft dat alle moslimvrouwen sluiers moeten dragen zodat er geen praatjes meer rond gaan. De uitdrukking “degenen in wier harten een ziekte is” wordt door moslimcommentators zoals Maulana Ali en Hilali en Khan begrepen als degenen die bovenmatige seksuele verlangen hebben, dus de vrouwen moeten zich bedekken. Hoe dan ook, de groep lasteraars is onderhevig aan strenge straffen. Als zij niet ophouden, zullen zij niet alleen verbannen worden, maar zij zullen ook geen rust vinden waar zij ook gaan. Dan zullen zij “gegrepen en gedood” worden zoals de Qoeraiza-stam werd. Deze verzen, geopenbaard in 627, voorspellen keurig wat er met de satirische dichters tijdens de verovering van Mekka in 630 zal gebeuren, want zij verspreiden leugens en beledigen de eer van moslimvrouwen en Mohammed zelf.

David Harsanyi, die in de inleiding van een artikel voor Frontpagemag.com naar dit artikel verwijst, doet verslag van een moslimrel die veroorzaakt werd door een opmerking van mode-journaliste Isioma Daniel in de Nigeriaanse krant This Day in november 2002 tijdens de Miss World verkiezingen in Nigeria. Zij merkte op dat Mohammed wellicht één van mooie mededingers als één van zijn vrouwen gekozen zou hebben. “Het resultaat van wat in het slechtste geval een gedachteloze opmerking was in een modecolumn, leidde direct tot de dood van 200 mensen en nog eens 500 gewonden in Nigeria tijdens vier dagen van oproer en massahysterie,” schrijft Harsanyi.

Het artikel van Harsanyi gaat verder. Gebruiken de gewelddadige radicalen de koran om hun acties te rechtvaardigen? Zij deden dat tegen Mevr. Daniel:

Wat wij zeggen is dat heilige koran duidelijk verklaart dat iedereen die de profeet van de islam, Mohammed, beledigt, gedood moet worden,” zei Zamfara’s staatssecretaris voor Informatie, Umar Dangaladima Magaji. The New Nigeriankrant zei dat de fatwa was uitgevaardigd door Zamfara’s ondergouverneur Mamuda Aliyu Dallatun Shinkafi, die Daniel met Rushdie vergeleek: “Net als Salman Rushdie, kan de het bloed van Isioma Daniel worden vergoten.”

Dus de staatssecretaris voor Informatie en geen anonieme moordenaar die zich in de schaduw kan schuilhouden, beweert dat de koran de acties van de moslims goedkeurt, en de ondergouverneur publiceerde de fatwa in de krant en over de radio zodat een moslimmenigte de zaak in zijn eigen hand kan nemen en iedereen kan doden die op een christen lijkt, zoals de BBC rapporteerde, volgens Harsanyi.

Tenslotte, in soera 9 is de macht van Mohammed volledig, vooral in de laatste tweederde gedeelten van de soera, die de expeditie naar Taboek (gelegen in het uiterste noorden van het huidige Saoedi-Arabië) laat in 630 behandelen. De huichelaars van de islam zijn ofwel lauwe randmoslims die loeren op het geld van de gemeenschap, ofwel zij die in rijkdom toenemen en voortvarend blijven. Zij volgen de profeet niet wanneer hij met dreigementen komt; zij weigeren hem naar Taboek te volgen, vanwege de kosten, het oogstseizoen en de hitte (soera 9:81-83). Mohammed kon dergelijk halfbakken gedrag niet tolereren, aangezien hij van plan was zijn gebied in noordelijke richting uit te breiden, zelfs voorbij Taboek. Watt is juist wanneer hij opmerkt: “... als de islamitische gemeenschap expedities naar Syrië [het verre noorden in het Byzantijnse Imperium] wilde uitvoeren, betekende dit dat de meeste mannen die aan het gevecht zouden deelnemen, voor lange periodes afwezig zouden zijn, het zou dan geen groep dissidenten toe kunnen staan om zich te nestelen in de voorsteden van Medina” (Muhammad at Medina, blz.. 190). Dus het is in deze context dat Mohammed deze beledigende en spottende verzen en de satires van de huichelaars ontvangt.

9:61. En onder hen zijn er die de Profeet kwetsen [ aa-dh-aa] en zij zeggen: “Hij is een oor (dat naar iedereen luistert).” Zeg [Mohammed]: “Een oor dat goed is voor jullie...” En degenen die de Boodschapper van Allah kwetsen [ aa-dh-aa] .: voor hen is er een pijnlijke bestraffing… 63. Weten zij (de huichelaars) niet dat voor degene die Allah en zijn Boodschapper uitdagen het vuur van de Hel (terecht) is? Zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. Dat is de geweldige vernedering. (Siregar; toevoeging tussen vierkante haakjes van ons].

Dus de huichelaars beschuldigen Mohammed dat hij naar iedereen en alles luisterde en dus ontbreekt het hem aan wijsheid en inspiratie van Allah. Maar Allah lacht het laatst want zij zullen in het vuur van de hel worden geworpen. Volgens soera 9:73 en 123 voert Mohammed een fysieke en gewelddadige oorlog tegen hen. Dus Watt’s uitleg is misleidend als hij het geweld van Mohammed excuseert.

Mohammed gaat verder met zijn beschuldigingen aan het adres van de huichelaars met hun bespottingen:

9: 64. De huichelaars vrezen dat er over hen een; Soerah (hoofdstuk) wordt neergezonden die hen bekend maakt wat in hun harten is. Zeg: Spotten jullie maar: voorwaar, Allah zal dat waar jullie voor vrezen zeker bekend maken”. 65. En als jij (O Moehammad) hen vraagt (over hun gespot), dan zullen zij zeker antwoorden: “Wij kletsten en schertsten maar wat.” Zeg: “Plachten jullie de spot te drijven met Allah en Zijn Verzen en Zijn Boodschapper?” 66. Verontschuldigt jullie maar niet, waarlijk, jullie zijn ongelovig geworden nadat jullie geloofden. (Siregar)

Mohammed gaat verder met het beweren dat de huichelaars een aantal mensen misleiden en gezien de gewelddadige radicalen van vandaag, kan dit gemakkelijk op moslims worden toegepast die “ongelovig geworden” zijn aangezien zij de islam en Mohammed bekritiseren. Zij zijn huichelaars geworden die waardig zijn om in de hel te worden verbrand (v. 68); en als we vers 33:61 (hierboven) serieus nemen die belegering en de dood belooft, dan helpen de radicalen van vandaag de huichelaars sneller naar de hel door hen te vermoorden in plaats van dat zij een natuurlijke dood sterven. De huichelaars ten tijde van Mohammed en van vandaag kunnen zich niet verbergen achter “kletsen en schertsen” omdat God, de koran, en de boodschapper niet met zich laten spotten. In 1980 zei Ayatollah Khomeini († 1989), kort nadat hij aan de macht kwam in Iran en de eerste fatwa tegen Rushdie uitgaf: “Er is geen ruimte voor spelletjes in de islam... Islam is dodelijk serieus over alles.”

De volgende hadieths van Soenan Aboe Dawoed, een betrouwbare bron, is het met de verzen in de koran en de overleden Opperleider eens. Deze volgende passage wordt verteld door Ibn Abbas, de neef van Mohammed, en wordt beschouwd als een zeer betrouwbare overdrager van vroege tradities.

De blinde echtgenoot van een vrouw die de gewoonte had om kwaad te spreken over Mohammed, zei tegen haar dat ze daar mee op moest houden, maar zij deed dat niet. Uiteindelijk nam hij een dolk en stak haar dood. Mohammed hoorde dit en verzamelde zijn aanhangers om erachter te komen wie dit gedaan had. Bevend stond de man op en vertelde Mohammed dat hij het gedaan had, waarop de profeet zei: “Oh, wees getuige, er is geen vergelding voor haar bloed” (volume 3, nr. 43-48). De vertaler van Soenan Aboe Dawoed, Ahmad Hasan, zegt dat de latere juristen of wetgeleerden unaniem van mening zijn dat een moslim die de profeet misbruikt of beledigt, gedood moeten worden (noot 3799). Mohammed arresteerde de moordende misdadiger niet, maar liet hem vrijuit gaan en de juristen gebruiken deze passage (en andere) om deze straf op de wereld buiten Medina toe te passen. Het is adembenemend om de islam in actie te zien.

Tenslotte vertelt Ali, de neef en schoonzoon van Mohammed, over de volgende moord van een joodse vrouw voor het beledigen van Mohammed: “Een man wurgde haar totdat zij stierf. De apostel van Allah [Mohammed] verklaarde dat er geen compensatie voor haar bloed betaald hoefde te worden” (volume 3, nr. 43-49). De vertaler deelt ons mee dat alle joden en alle niet-moslims die de profeet beledigen eveneens gedood moeten worden (noot 3800). Wederom dient het voorbeeld van Mohammed als leidraad voor de latere islam. Allah leidde deze godsdienst, niet de ware God.

Deze hadiethpassages, hoewel ze niet direct over de beledigende gedichten gaan, tonen aan dat de vroege islam gewelddadig was. Alles bij elkaar, de bronnen van de vroege islam – de koran, de hadieth, de biografieën en de geschiedenissen – komen samen en onderschrijven dit geweld. Zij schilderen een donker beeld van deze godsdienst.

De islam is niet de godsdienst van vrede.

Conclusie

De dodelijke fatwa’s en de moorden gaan dus door. Radicale moslims zijn niet alleen bezorgd over hun profeet, maar ook over een andere “profeet,” Jezus, die in belangrijkheid na Mohammed komt. David Harsanyi rapporteert dat in 1999, een groep in Londen, genaamd Muhajiroun (genoemd naar Mohammeds mede-emigranten van Mekka naar Medina in 622), die zichzelf de verdedigers van de boodschapper Jezus noemt, een beloning op het hoofd van schrijver Terrence McNally zette voor zijn toneelstuk Corpus Christi, toen het Londen bereikte. Het toneelspel, dat zich in het huidige Texas afspeelt, toont Jezus die niet als koning der koningen sterft, maar als koning der homoseksuelen nadat zijn homominnaar Judas hem verraadt. Dit toneelspel is vooral stuitend voor christenen en sommigen hebben er wellicht tegen geprotesteerd, maar geen christen kan in het nieuwe testament de bevestiging vinden of met een voorbeeld van Jezus komen, om McNally te vermoorden. De Muhajiroun echter heeft voldoende bewijsmateriaal uit het voorbeeld van Mohammed en de koran om de toneelschrijver te elimineren.

Zoals vermeld in de inleiding werd Theo van Gogh, 47, nakomeling van de broer van de beroemde negentiende-eeuwse schilder Vincent, vermoord vanwege zijn film Submission, die geweld tegen vrouwen in de moslimmaatschappij afschildert. Een vrouw in een gedwongen huwelijk wordt door haar echtgenoot geslagen. De al fietsende Van Gogh werd vermoord door een man gekleed in een traditionele Marokkaanse djellaba. De Nederlandse kunstenaar, die om genade smeekte, werd de keel doorgesneden nadat zijn moordenaar zes keer op hem schoot. Er moet gezegd worden dat Van Gogh Jezus de “rotte vis van Nazareth” noemde, blijkbaar verwijzend naar het christelijke symbool van een vis, maar geen christen – zelfs niet de meest fanatieke fundamentalist – zou hem vermoorden of daar een poging toe doen. En als iemand dat gedaan zou hebben, zouden de christelijke leiders over de hele wereld hem ronduit veroordeeld hebben, net zoals zij enkele moordenaars van abortusartsen veroordeelden en mensen die gedurende de laatste twee decennia bommen naar abortusklinieken gooiden . De stilte van de moslimleiders over van Gogh’s dood spreekt boekdelen over de staat van de islam.

Radicale moslims aarzelen niet om rellen te ontketenen als de koran ontheiligd wordt. Ter ere van hun heilig boek doden zij onschuldige mensen. Hoewel hun dood als dusdanig geen moorden zijn, tonen zij aan hoe ver de radicalen gaan in het beantwoorden van beledigingen van hun godsdienst. Dit artikel analyseert waarom de islam niet gerespecteerd wordt. Van de belangrijkste godsdiensten is het er één die in geweld losbarst wanneer ontheiliging plaatsvindt.

Wij begonnen dit artikel met de drieletterige stam van het woord islam ( s-l-m), wat vrede betekent. Websters woordenboek zegt echter ook dat het woord “assassin” (moordenaar) van een ander Arabisch woord afstamt: “hashshashin,” (meervoud van hashshash). Dit komt van “iemand die rookt of hasjiesj kauwt,” een andere naam voor “een geheime moslimorde die tijdens de kruistochten christenen en andere vijanden terroriseerde door geheime moorden te plegen onder invloed van hasjiesj.” Het is aangetoond dat de terroristen in Irak drugs gebruiken wanneer zij hun mede-Irakezen en ongelovigen terroriseren.

Nog erger, het religieuze en door Mohammed-goedgekeurde geweld in de vroegste brondocumenten – de koran, de hadith, de biografieën en de geschiedenissen – functioneren als een soort drug op het geweten van de gewelddadige radicalen. Zij lezen deze bronnen en beredeneren dat Allah geweld goedkeurt. Waarom zouden zij zich dan schuldig voelen voor geweld als zij hun geweten tot rust gebracht hebben door het voorbeeld van Mohammed?

De verdovende “moordkiemen” zijn geplant in de gronden van de vroegste islam en nu zijn zij volgroeid in de moorden op kunstenaars, schrijvers en filmmakers.Vroege islam inspireert dergelijke terroristische ‘ assassins’ (moorden).

Jezus vermoordde niemand, noch keurde hij moorden goed ter bevordering van het ware koninkrijk van God.

Jezus redt. Mohammed moordde.