Mohammed toorn om uw oog

 De wet van vergelding in de koran en de vroege islam

James M. Arlandson

De oorspronkelijke islam zoals die door Mohammed gepredikt werd, doet de wet van vergelding of lex talionis herleven, die bekend is in de Thora als “een oog voor een oog”.

Conservatieve moslims die de koran en hadith (verslagen van Mohammeds woorden en daden buiten de koran) begrijpen, geloven dat de islamitische wet (de sjaria) de hoogste en beste doelstellingen biedt voor alle samenlevingen. Dat is de wil van Allah.

Hier volgt hoe de wil van Allah vandaag de dag wordt uitgevoerd.

In het jaar 2000 vereiste de wet van vergelding (het Arabische woord is qisas) dat een oog moest worden verwijderd (ga naar 2.5):

. . . In augustus 2000 vermeldde de Saoedi-Arabische media dat Abdel Moti Abdel Rahman Mohammad, een 37-jaar oude Egyptenaar werd gedwongen tot chirurgische verwijdering van zijn linkeroog in het King Fahd Medisch Centrum in Medina. De operatie werd uitgevoerd als een gerechtelijke straf (qisas), nadat hij schuldig was bevonden van het toetakelen van Shahata Ajami Mahmoud, een 53-jarige Egyptenaar, door zuur in zijn gezicht te gooien en zo zijn linkeroog beschadigde .

In Saoedi-Arabië in 2003 werden twee tanden getrokken bij een man onder de wet van vergelding.

Naar verluidt werd in mei bij Awda al-Zahrani, een ingezetene van Saoedi-Arabië, twee tanden getrokken als een gerechtelijke straf voor een gelijkwaardige verwonding aan iemand tijdens een vechtpartij. Een persartikel vermeldde dat de tanden werden getrokken door een tandarts.

In 2003 veroordeelde een gerechtshof in Pakistan dat een man blind gemaakt moest worden door een zuur nadat hij eenzelfde aanval op zijn verloofde had uitgevoerd.

Het gerechtshof in Bahawalpur, een stad in de provincie Punjab, veroordeelde Mohammed Sajid binnen de islamitische qisaswet die dezelfde straf oplegt als de gepleegde misdaad.

Sajid maakte zijn verloofde blind en verminkte haar nadat haar ouders de verloving van het paar hadden afgezegd.

In 2004 maakte Rania al-Baz, die door haar echtgenoot was geslagen, haar gericht bekend om de publieke aandacht te richten op het geweld waaronder vrouwen in Saoedi-Arabië thuis lijden.

Op 4 april werd Rania al-Baz, een televisiepresentatrice en moeder van twee kinderen, aangevallen door haar echtgenoot in hun huis in Jeddah, blijkbaar omdat zij de telefoon had beantwoord. Zij had 13 botbreuken in haar gezicht. Naar zeggen zette haar echtgenoot haar vervolgens in zijn bestelwagen en dumpte haar, terwijl zij buiten bewustzijn was, bij het ziekenhuis in Jeddah. Hij beweerde dat zij het slachtoffer van een verkeersongeval was. Hij verstopte zich voordat hij zich aan de politie op 19 april overgaf. Naar verluidt werd hij belast met poging tot moord maar dit werd later verminderd tot mishandeling, waarvoor hij in mei werd veroordeeld. Hij werd veroordeeld tot zes maanden gevangenis en 300 zweepslagen. Rania al-Baz had de optie van vergelding (qisas) in de vorm van lichamelijke straf evenredig aan de verwonding die zij opliep, maar zij koos blijkbaar haar echtgenoot te vergeven in ruil voor echtscheiding en bevoogding over haar twee zonen. De echtgenoot diende meer dan de helft van zijn gevangenisstraf uit. Het is niet bekend of hij ook de zwepenslagen kreeg.

In 2005 beval een Iraans gerechtshof dat het oog van een man verwijderd moesten worden omdat hij zuur had gegooid naar een andere man die daardoor blind aan beide ogen was geworden.

Etemaad zegt dat de beschuldigde, geïdentificeerd als Vahid, 16 jaar oud was toen hij in 1993 een fles zuur naar een andere man wierp tijdens een gevecht op een groentemarkt. Vahid houdt vol dat de fles bij toeval opende - en maakte zijn slachtoffer blind in beide ogen. Een gerechtshof bepaalde dat de misdaad als qisas beoordeeld zou moeten worden, een categorie waarvoor de koran specifieke straffen vereist, in dit geval een oog voor een oog. In de krant stond dat de straf was: zuur in de ogen van Vahid te gieten, maar in hoger beroep werd beslist dat de straf chirurgisch moest worden uitgevoerd, zodat andere delen van zijn gezicht niet werden beschadigd.

Dit boek gaat over de wet van vergelding in Iran. Hierin wordt gezegd dat instrumenten voor het uitvoeren van de wet scherp en steriel moeten zijn, en dat iemand met één oog ook zijn goede oog kan hebben verwijderd.

Artikel 69
De instrumenten voor het uitvoeren van de vergelding moeten scherp, steriel en in overeenstemming zijn met de wijze van vergelding. Het is niet toegestaan om de dader grotere verwondingen toe te brengen dan hij veroorzaakte.

Artikel 70
Als iemand het oog van een ander verwijdert, kan hij overeenkomstig de wet van vergelding worden veroordeeld, zelfs als hij maar één oog heeft en vervolgens blind wordt. Dat is geen reden voor hem om dan tot financiële compensatie over te gaan.

Het verwijderen van ogen en tanden komt direct uit de koran, het eeuwige woord van Allah, opgelegd voor het bestwil van de mensheid. Daarom, hoe kunnen conservatieve moslims hervormen als zij niet hun heilig boek achter zich laten?

Hier volgt hoe de “oog voor oog” nachtmerrie in de islam voorkomt, onderwezen door Mohammed, - de zuivere, ware en oorspronkelijke islam. Ten eerste, het vers in de koran dat we analyseren op zijn letterlijke en historische context, geeft uitdrukkelijk opdracht tot deze straf. Ten tweede, de hadith (verslagen van Mohammeds woorden en daden buiten de koran) haalt betrouwbare overleveringen aan die zeggen dat tanden moeten worden verwijderd en dat ogen uitgestoken moeten worden. Ten derde, recente klassieke gerechtsuitspraken, die geënt zijn op in de koran en de hadith volgen deze barbaarse praktijken.

Tenslotte , na het analyseren van de Thora aangaande de wet van vergelding, vergelijken we de weg die Jezus aangeeft met die van Mohammed. Het is overbodig te vermelden dat Jezus ons leert dat het beter is om te vergeven dan te vergelden. Toen het christendom tenminste later in de geschiedenis hervormde, vielen de hervormers terug op het nieuwe testament, dat goddelijke vrede en liefde predikt.

Nadat Jezus het nieuwe tijdperk van redding inluidde, zou deze wet niet langer mogen bestaan. Zeshonderd jaar na dit nieuwe en verlichtende tijdperk, gaf Mohammed opdracht aan de hele wereld om achteruitwaarts te marcheren door op een vervormde en chaotische manier een oude wet opnieuw in te voeren.

De koran

Deze historische context van soera 5 wordt uitvoerig in dit artikel besproken. Het is voldoende om hier te zeggen dat Mohammed de soera van boven af ontving toen hij zijn gezag al in Medina en in vele gebieden in het Arabische schiereiland had gevestigd om vervolgens diverse wetten voor zijn gemeenschap te bepalen. Het beoordelen van lichamelijk letsel is daar één van. In de letterlijke context (die in hetzelfde, eerder gelinkte artikel wordt besproken) berispt Mohammed de joden en maant hen aan om naar hun eigen heilige Thora te luisteren en om wijselijk te oordelen, en zij moeten de verzen daarin niet te licht nemen. Welke verzen? Eén daarvan gaat over de wet van vergelding of lex talionis. Soera 5:45 spreekt van de Joden (“hen”) en hun Thora (“daarin”). De wet van vergelding wordt overgebracht naar de islam.

5:45 En Wij hebben daarin voor hen voorgeschreven: dat een ziel voor een ziel, een oog voor een oog, een neus voor een neus, een oor voor een oor, een tand voor een tand (vergolden wordt), en bij wonden geldt (ook) vergelding ( Qishash). En wie het kwijtscheldt: het is voor hem een uitwissing (van zijn zonden). En wie niet oordeelt met wat Allah neergezonden heeft: zij zijn het die de onrechtvaardigen zijn! (Siregar)

 We moeten hier vier feiten in dit vers beschouwen. Ten eerste, het Arabische woord voor “vergelding” is qiSaaS. De hoofdletters “S” betekenen dat de zware Arabische “S” of “ Saad” worden gebruikt, en dubbele “a” betekent alim of lange “a”. Voor ons doel, wordt dit woord als qisas getranslitereerd. Het betekent letterlijke vergelding, een fysiek oog voor een fysiek oog.

Ten tweede, de getroffen partij heeft de optie om zich te vergelden of een schadevergoeding te nemen in geld of goederen, of vee in een agrarische gemeenschap. Deze optie staat bekend als “ dija”.

Ten derde, latere juristen combineren dit vers met andere verzen en de hadith, en zien een derde optie: vergiffenis. Dit betekent dat de getroffen partij zich van vergelding en een geldelijke compensatie onthoudt. Het is echter moeilijk om deze optie terug te vinden in de hadith en de klassieke wetsopvattingen, de volgende twee secties.

Ten vierde, de laatste twee opties zijn redelijk en eerlijk. Een aanklager of een getroffen persoon zou voor zijn lichamelijke verwonding moeten worden gecompenseerd, en hij zou de optie moeten hebben te vergeven. Maar, zoals gebruikelijk met Mohammed en de islam, gaan zij tot het uiterste en leggen de oude wet van vergelding op. De inleiding van dit artikel en de volgende twee secties tonen aan dat de wet primitief en barbaars is, vooral wanneer zij worden vergeleken met het licht van Christus, die zeshonderd jaar vóór Mohammed kwam. Mohammed wil de oude wet van vergelding doen herleven, maar die is excessief en daarom onrechtvaardig.

Als u andere verzen in de koran op de wet van vergelding wilt lezen, kunt u soera’s 2:178-179 en 2:194 erop na slaan. Deze soera’s zijn Medinese soera’s, na Mohammeds migratie van Mekka naar Medina in het jaar 622. Het is tijdens deze periode dat Mohammed wreed en oorlogszuchtig wordt. De volgende verwijzingen worden gevonden in de Mekkaanse soera’s 16:126; 17:33; 22:60; 42:40, vóór de migratie en laten dus een geduldiger aspect zien.

Soera 2:178-179 is belangrijk omdat het specifiek spreekt van moord en de wet van vergelding, zoals ook in één van de delen in soera 5:45 (“leven voor leven”). In het geval van moord heeft de familie van het slachtoffer dezelfde drie opties: qisas (of leven voor leven), compensatie of vergiffenis. Maar dit is een volledig ander onderwerp en is hier daarom weggelaten.

De hadieth

De hadith is een verzameling van verslagen van Mohammeds woorden en daden buiten de koran. Twee betrouwbare hadithverzamelaars en verslaggevers die wij in dit artikel analyseren zijn Boechari († 870) en Aboe Dawoed († 875). De koran en de hadith zijn de fundamenten voor de latere wetgeving.

Wij onderzoeken eerst Boechari’s hadith. Zijn voorbeelden tonen de problemen die inherent zijn aan de wet van vergelding, zoals de lust tot het nemen van wraak onder het mom van een goddelijke wet, waardoor het mogelijk wordt in een rechtszaal, onder toezicht van een bekwaam rechter, fouten te maken die niet te corrigeren zijn.

Het volgende voorbeeld wordt vaak aangehaald om aan te tonen hoe een slachtoffer van een verwonding zou moeten worden gecompenseerd in plaats van wraak te nemen.

Een tante van Anas ibn Malik, één van de vrienden van Mohammed, sloeg een jong meisje van de Ansari stam (inwoners van Medina die de emigranten hielpen na hun hidjra van Mekka naar Medina in 622 na Christus) en brak daarbij één van haar tanden. De familie van het meisje eiste gelijke vergelding, een tand voor een tand. Maar Anas riep uit, “O boodschapper van Allah! In de naam van Allah, haar tand zal niet gebroken worden.” Mohammed antwoordde echter dat dit de wet van de koran is. Uiteindelijk zag de familie van het meisjes hun eis af en accepteerde in plaats daarvan een betaling (Commentaar, volume. 6, boek 60, nr. 27; vergelijk Ad-Dijaat of Bloedgeld, volume 9, boek 83, nr. 30).

Deze hadith is echter geen goed voorbeeld van erbarmen. In zijn confrontatie met Anas zegt Mohammed eenvoudigweg dat de wet moet worden gevolgd. De profeet verzocht de familie niet om een compensatie te accepteren. Bovendien accepteerden Mohammed en zijn vrienden niet altijd betaling in plaats van lichamelijke vergelding, zoals de volgende hadith laat zien.

De hadith die nu volgt laat zien hoe Mohammed wraak nam op zijn familie die hem dwong medicijnen te nemen tijdens een ziekte. Hij gebaarde hen het medicijn niet aan hem te geven (één van de overleveringen zegt dat hij dit deed zonder te spreken). De familieleden (mis)interpreteerden zijn aanduiding als een weigering vanwege de smaak van het medicijn. Dus gaven zij hem meer medicijnen. Toen hij aan de beterende hand was, berispte hij hen en paste de wet van vergelding toe. “Een ieder onder u zal worden gedwongen het medicijn   te drinken, en ik zal toekijken.” …(Ad-Dijaat of Bloedgeld, volume 9, boek 83, nr. 25; vergelijk nr. 35).

Dat wil zeggen dat iedereen wordt gedwongen om het bittere medicijn te drinken en Mohammed zal op hun uitdrukking van tegenzin letten als zij de bitterheid proeven. Deze overlevering toont aan dat de wet van Mohammed kan worden opgelegd om onbenulligheden. Om het maar eens ronduit te zeggen, het laat ook een gemene karaktertrek van hem zien. Zijn familie probeerde hem alleen maar te helpen met vriendelijk handelen, niet om hem te schaden of te pijnigen. De goedheid van zijn familie reikt verder dan zijn eigen goedheid. Men zou meer zelfbeheersing en vergiffenis verwachten van een door Allah-geïnspireerde profeet. Hij zou een voorbeeld moeten zijn en niet belust zijn op wraak.

Afgezien van Mohammeds familie hoeft niemand er aan te betwijfelen dat de wet van vergelding ook daadwerkelijk werd uitgevoerd. Deze eerste moslimleiders legden de wet als volgt op:

Aboe Bakr, Ibn az-Zoebair, Ali en Soewaid bin Moeqarrin pasten de veroordeling van Al-Qisas (gelijkheid van straf) toe in gevallen van slaan. Oemar paste Al-Qisas toe voor een slag met een stok. En Ali paste Al-Qisas toe voor drie zweepslagen. En Shuraih paste het toe voor één zweepslag en voor krabben. ( Ad-Diyat, nr. 6896)

Dus voor kleine vergrijpen zoals slaan, een stokslag en krabben moet de wet van vergelding worden toegepast. De islam neemt het serieus.

Eén van de meest vreemde overleveringen, die meerdere keren is vastgelegd, zegt dat je niet zondigt als je een oog beschadigt van iemand die gluurt. De profeet zegt: “Als iemand stiekem, zonder uw toestemming in uw huis kijkt en u een steen naar hem gooit en daarbij zijn ogen beschadigt, heeft u geen zonde begaan. Deze regel is niet verrassend omdat Mohammed een pijl richtte op het hoofd van een gluurder met als doel hem te raken. Mohammed zei ook tegen een ander gluurder dat als de profeet zeker had geweten dat “u me begluurde (door de deur), ik u hiermee (een scherp stuk ijzer) in uw oog zou hebben gestoken.” (Ad-Dijaat, volume 9, boek 83, nr. 26; vergelijk nummers 27 en 38; Het vragen van toestemming, vol. 8, boek 74, nummers 258 en 259; Kleding, volume 7, boek 72, nummer 807).

Op het eerste gezicht schijnt deze vergelding gerechtvaardigd of zelfs humoristisch, maar een diepere analyse laat zien dat het ernstig en excessief is. Iedereen wiens mening niet is beïnvloed door een levenslange toewijding aan de islam moet tot de conclusie komen dat het “vernietigen” van een oog niet gelijk staat met het kijken zonder toestemming in het huis van een ander. Het is terecht dat de overtreder gestraft dient te worden, maar bovenmatige straf is nooit terecht, en deze straf is excessief en niet in overeenstemming met de overtreding, zoals qisas impliceert. Wat zegt dit wraaklustige geweld over Mohammeds bewering de juiste weg te leiden? Men zou meer zelfbeheersing van een door Allah-geïnspireerde profeet mogen verwachten, in plaats van iemand in zijn oog te steken met een scherp stuk ijzer of een pijl, ondanks het feit dat de persoon verkeerd was. Hij zou gearresteerd en gewaarschuwd moeten worden. En als hij er toch mee door zou gaan, zou hij een tijdje in de gevangenis moeten doorbrengen.

De mogelijkheid bestaat dat de wet van vergelding onomkeerbaar is als deze ten onrechte wordt uitgevoerd. Dit is te zien bij de twee mannen die ten onrechte een man van diefstal beschuldigden, die daarop gestraft werd met het afhakken van een hand. Ali, de schoonzoon en neef van Mohammed accepteerde de verklaring van de twee mannen en hakte de hand af van de beschuldigde man. Daarna kwam een vierde man naar voren die aantoonde dat de nu verminkte man de diefstal niet had begaan. Ali accepteerde zijn verklaring, maar nu was het te laat. De hand van de man was al afgehakt. De straf kon niet omgekeerd worden. Ali vertelde de twee aanklagers “Als ik had geweten dat u opzettelijk een vals getuigenis had gegeven, had ik uw handen afgehakt.” Deze hadith is te vinden in de context van de wet van vergelding, die dezelfde verminking eist voor de twee beschuldigers. Deze tweede straf zou echter fout op fout stapelen, zelfs in een rechtszaal onder toezicht van een bekwame rechter. Dit is nu precies waarom de wet van vergelding niet zou moeten bestaan, nog afgezien van deze onrechtvaardige straf voor deze diefstal. Het daadwerkelijk uitvoeren van de wet is onomkeerbaar en daarom excessief (Ad-Dijaat, no. 6895).

Nogmaals , Mohammed en de islam gaan te ver met dit soort zaken, vooral wanneer we hem en zijn godsdienst met Jezus en het christendom verglijken in de sectie “Het christendom.”

De tweede hadithverzamelaar en redacteur is Aboe Dawoed.

Om te beginnen, net zo als de erfgenamen van een slachtoffer die door moord omgekomen is, kan een verwond iemand kiezen uit drie opties in de wet: vergelding, vergiffenis, of compensatie (volume 3, boek 39, nr. 4481. Volume 3 wordt frequent gebruikt in dit gedeelte van Aboe Dawoed). Wij verdelen onze analyse dus in drie aspecten: vergelding, compensatie, en vergiffenis.

Allereerst is er geen twijfel over mogelijk dat de vroege islam vergelding daadwerkelijk uitvoerde.

Wat hier volgt is wreed en bot. Als iemand de neus van een slaaf afsnijdt, zullen wij zijn neus afsnijden (Boek 39, nr. 4501).

Aboe Dawoed vermeldt dezelfde overlevering als Boechari; over een vrouw die een tand breekt van een meisje dat tot de Ansari stam behoorde. De rest van de overlevering vertelt ons hoe de wet van vergelding zou zijn uitgevoerd als de familie van het meisje voet bij stuk had gehouden in deze kwestie. “Ahmad b. Hanbal… werd gevraagd: Hoe moet wraak op een tand worden uitgevoerd? Hij zei: de tand zal gebroken worden met een vijl” (Boek 39, nr. 4578). Wij kunnen er zeker van zijn dat deze straf letterlijk in de vroege islam werd uitgevoerd. We kunnen er ook zeker van zijn dat dezelfde regels toegepast werden op andere lichaamsdelen zoals ogen en oren, zoals we in de links in de inleiding van dit artikel zagen.

Ten tweede, voor wat betreft een boete of compensatie voor een verwonding, in een hoofdstuk getiteld “Boete als compensatie voor ledematen”, registreert Aboe Dawoed overleveringen die lijsten van betalingen laten zien voor verwondingen aan ledematen en andere lichaamsdelen zoals tanden. Bijvoorbeeld, de volgende bedragen werden aangepast aan de inflatie ( nrs. 4526-4530), tijdens het kalifaat van Oemar (634-644 na Christus). Zij geven ons echter alleen maar een ruwe schatting. Hier zijn enkele voorbeelden van boetes:

( 1) Alle vingers hebben dezelfde waarde (boek 39, nr’s. 4540-4542), het slachtoffer krijgt dus tien kamelen per vinger.

(2) Tanden hebben dezelfde waarde als vingers, of het nu voortanden, hoektanden of kiezen zijn; het slachtoffer krijgt dus tien kamelen per tand (boek 39, nr’s. 4543-4544, 4547).

(3) Dit geldt ook voor tenen en vingers (boek 39, nr. 4545).

(4) Het volledig afsnijden van de neus vereist een boete van honderd kamelen (boek 39, nr. 4548).

(5) Het afsnijden van de tip van de neus vereist vijftig kamelen, of het equivalent in goud of zilver, of honderd koeien, of duizend schapen.

(6) Het afsnijden van de helft van een hand vereist de helft van de betaling van nr. vier.

(7) Voor één voet is de betaling de helft van nr. vier.

(8) Voor een wond aan het hoofd, moet een derde van de betaling (van nr. 4) worden betaald.

(9) “Voor een kopsteek dat het lichaam bereikt, moet hetzelfde worden betaald” (nr. 8).

Er moet op gewezen worden dat de meer recente juristen een geldelijke compensatie opleggen in plaats van vee. Als de bezittingen van de overtreder alleen maar uit vee bestond, dan werd daarmee betaald.

Voor onze doeleinden laat het derde aspect van Aboe Dawoeds hadith zien dat Mohammed zichzelf aanbiedt als wraakobject voor de gewone man , die de profeet vergeeft.

Toen de Apostel van Allah iets aan het verdelen was, kwam een man naar hem en boog zich voor hem neer. De Apostel van Allah sloeg hem met een grote dikke tak en zijn gezicht was gewond. De Apostel van Allah zei tot hem: Kom en neem vergelding. Hij zei: nee, ik heb u vergeven, Apostel van Allah! (boek 39, nr. 4521)

Ahmad Hasan, de vertaler van Aboe Dawoed, zegt in een voetnoot dat als een moslimleider iemand verwondt, hij wraak kan nemen op die leider. Hasan geeft echter toe dat niemand “wraak mag nemen op de profeet” (voetnoot 3957). Als antwoord daarop zegt deze hadith juist het tegengestelde van gelijkheid, en Hasan zinspeelt daarop in zijn “geen moslim zou de moed hebben” commentaar. De gewone man vergaf Mohammed eigenlijk omdat hij geen keus had. Hij zou nooit gewettigde wraak op profeet nemen, net zoals de gewone man geen wraak op een leider zou durven nemen. De klassenstructuur was te star voor een dergelijke gelijkheid. Deze hadith laat dus geen vergiffenis en gelijkheid zien, maar vrees en sociale starheid. Als de islam werkelijk een eind had gemaakt aan de vriendjespolitiek en klassenstructuur, zou deze hadith hebben laten zien dat de gewone man Mohammed evenredig zou verwonden, en vervolgens zou de profeet de gewonde man moeten eren en in de meest duidelijke bewoording verordenen dat niemand wraak op de man mag nemen en dat al zijn metgezellen en gouverneurs van alle onlangs veroverde gebieden in Arabië Mohammeds voorbeeld zouden moeten volgen.

Om deze sectie te besluiten, compensatie voor lichamelijke verwonding is redelijk. En niemand kan het met vergiffenis oneens zijn als de aanklager of het slachtoffer deze weg kiest. Het probleem met de islamitische wet ligt dus niet in deze twee opties. Het probleem ligt in de vergelding, een tand voor een tand en een oog voor een oog - letterlijk. Mohammed en zijn heilig boek gaan te ver in dit soort dingen. Hij voelt zich niet verheven tot het nemen van wraak voor onbelangrijke dingen zoals het dwingen van zijn huishouden tot het innemen van een bitter geneesmiddel of het richten van een pijl op een gluurder. Deze vergelding zou niet moeten bestaan, want het opent de deur voor vele problemen die je niet vindt in de eerste twee opties.

De laatste optie van vergelding is daarom primitief en mag niet in de moderne wereld worden toegepast, vooral wanneer wij het met de wijze van Jezus vergelijken (zie onder: “het nieuwe testament”).

De traditionele wetsopinies

De sjaria is de islamitische wet weergegeven in de koran en de hadith. Fiqh is de wetenschap van het toepassen en het interpreteren van de sjaria, uitgevoerd door gekwalificeerde rechters en wetgeleerden. In de loop van de eerste twee eeuwen na de dood van Mohammed in het jaar 632 na Christus, ontstonden er vier belangrijke Soenni fiqhscholen, geleid door de volgende geleerden: Shafi (†820), die hoofdzakelijk in Mekka woonde, maar die in Cairo in Egypte werd begraven; Malik (†795) die in Medina woonde; Aboe Hanifa (†767), die in Koefa (Irak) woonde; en Ibn Hanbal (†855) die in Bagdad woonde.

In het volgende gedeelte richten wij ons op vergelding (qisas), niet op boetes of schadevergoedingen ( dija). Eerst wordt de Shafi-school nader bekeken.

Het wetboek uit de middeleeuwen, A Sunni Law Code (vertaling: Anwar Ahmed Qadri, Lahore: Sh. Mohammed Ashraf, 1984), behandelt schadevergoedingen voor diverse lichamelijke verwondingen, maar de vertaler en de commentator verwijzen in een voetnoot hoe wonden met gelijke wonden moeten worden vergolden. Als iemand blind raakt door een verwonding aan het hoofd, “moet een gelijksoortige straf worden voorgeschreven… hij zou een gelijksoortige straf moeten ondergaan… zoals het houden van een roodgloeiend ijzer vlakbij de ogen. Soortgelijke wetten van vergelding zijn ook op andere organen van toepassing” (pag. 116, voetnoot 17).

In de inleiding van dit artikel, werden ogen chirurgisch verwijderd. Maar hier is een roodgloeiende pook die dichtbij of tegen het oog wordt gehouden, een gelijkwaardige straf. In ieder geval is de sjaria voor wat betreft de wet van vergelding excessief van aard, en exces is nooit juist.

Het volgende middeleeuwse handboek Reliance of the Traveler (De weg van de Reiziger), dat door Ahmad ibn Naqib al-Misri (†1368) werd gecompileerd, vat de uitspraken van de Shafi fiqhschool samen. Het is een klassiek handboek van de islamitische heilige wet (herziene uitgave, vertaling Nuh Ha Mim Keller, Beltsville, Maryland: Amana, 1994).

Vergelding van lichamelijke verwondingen kan worden opgelegd op dezelfde lichaamsdelen van de overtreder, op voorwaarde dat de vergelding de oorspronkelijke verwonding niet te boven gaat. Bijvoorbeeld, niet-fatale kogelwonden in de maag of in de borst mogen niet worden vergolden omdat de verwonding niet precies kan worden nagebootst. Ook er is geen vergelding voor het breken van een bot. Voor deze verwondingen wordt een geldelijke vergoeding toegepast. De volgende lichaamsdelen zijn wel onderhevig aan vergelding: “een oog, ooglid, het zachte deel van de neus, het oor, de tand, lip, hand, voet, vinger, vingertop, penis, testikels, vulva, en dergelijke” (p. 585, o3.2).

Hetzelfde handboek weidt uit over de lijst van lichaamsdelen die voor vergelding in aanmerking komen. “Vergelding is ook verplicht… voor elke wond tot het bot, zoals een snee op het hoofd of het gezicht tot op de schedel, of een snee aan het been op de bovenarm,   het benedenbeen, of de dij. Tot het bot betekent dat men weet dat bijvoorbeeld een mes of een naald het bot heeft bereikt, niet dat het bot te zien is door de wond (blz. 587-88, o3.13).

Het is adembenemend de islam in actie te zien. Zal een rechter of zijn vertegenwoordiger een mes of een naald nemen en dezelfde wond in een arm of een been toebrengen? Hoe wordt een gelijkwaardige straf letterlijk en fysiek toegepaste op de geslachtsorganen? Het antwoord wordt gevonden in de hadith en in voorbeelden in de inleiding van dit artikel. Een rechter of zijn vertegenwoordiger brengt daadwerkelijk dezelfde wond toe op de overtreder als die van het slachtoffer.

Imam Malik, stichter van een andere belangrijke rechtsschool, geeft ons een verschillend perspectief op deze vragen. Hij stelde een wetboek samen dat eveneens als een betrouwbare verzameling van de hadith wordt beschouwd: Al-Muwatta of Imam Malik ibn Anas: The First Formation of Islamic Law (herziene vert. Aisha Bewley, Inverness, Scotland: Madina Press, 1989, 2001).

Het volgende geval gaat over een moord, dat, hoewel het buiten het toepassingsgebied van dit artikel ligt, hier toch behandeld wordt omdat het over een bijzondere manier van wraak gaat. Malik vertelt hier de volgende overlevering:… “Abd al-Malik… eiste wraak op een man die een mawla [bevrijde slaaf] met een stok doodde - en vervolgens doodde de baas van de mawla die man met een stok” (p. 368, 43.20.15). Dus in dit geval slaat de eigenaar van het slachtoffer de dader met een stok totdat hij sterft. Hoeveel keer moest de eigenaar de moordenaar slaan voordat hij stierf? En waar? Op het hoofd? De islam gaat te ver in dit soort zaken.

Hoe zit dat met huiselijk geweld? “Malik zei: ‘Wanneer een man bewust zijn vrouw haar oog uitsteekt of opzettelijk haar hand breekt of een vinger afsnijdt of iets dergelijks, en hij doet dat opzettelijk, dan wordt vergelding op hem toegebracht.’” Maar wanneer hij haar met een touw of een zweep slaat op een deel van haar lichaam dat hij niet van plan was te raken, zoals het gezicht, dan betaalt hij bloedgeld, en de vergelding wordt niet toegebracht (pag. 370, 43.23). In de inleiding van dit artikel sloeg een man zijn vrouw tot een bloederige massa, en zij nam geen wraak op hem op een “oog voor een oog” manier. In plaats daarvan koos zij voor als schadevergoeding: echtscheiding en voogdij over de kinderen. In Saoedi-Arabië is het moeilijk voor de moeder aanspraak op de kinderen te krijgen. De rechters maakten blijkbaar een deal met haar omdat de internationale schijnwerper op het geval gericht was.

Voor de andere rechtsscholen, gebruiken wij het compendium van Ibn Rushd, bekend in het westen als Averroës († 1198). Hij was een rechter, arts en wetenschapper, maar was bovenal een rechter in Spanje, waar de islam regeerde van de achtste tot de vijftiende eeuw. Hij werd begraven in Cordoba. Het schrijven van zijn tweedelig werk, The Distinguished Jurist’s Primer, (vertaling Imran Ahsan Khan Nyazee, Centrum voor de Moslim Bijdrage tot de Beschaving, Reading, UK: Garnet, 1994-1996), nam meer dan twintig jaar. Ibn Rushd legt hier de fundering voor de islamitische wetgeving voor rechters en wetgeleerden in de hele islamitische wereld, en het wordt tot op de dag van vandaag nog gebruikt.

Zoals blijkt, laat de beoordeling van Ibn Rushd zien dat de vier belangrijkste rechtsscholen parallel lopen, met uitzondering van enkele details die hier geen rol spelen. Wij moeten hier echter opmerken, dat hij enkele criteria aangeeft die bepalen of het geval voor wraak of voor financiële compensatie in aanmerking komt. Deze zijn: (1) wettelijke leeftijd, bepaald door puberteit (vijftien tot achttien jaar); (2) verstandelijk vermogen; (3) haat of voorbedachte raad. De straf voor niet-als-zodanig-bedoelde permanente verwondingen die de dader heeft toegebracht, is compensatie met een verhoogde financieel bedrag.

Samenvattend kunnen we concluderen dat de traditionele wetsmeningen de rechtsuitspraken zonder twijfel aantonen dat vergelding letterlijk werd uitgevoerd. Het gerechtshof hield toezicht op de uitvoering ervan, verricht door een gekwalificeerde vertegenwoordiger. In één voorbeeld voerde de vroegere eigenaar van een gedode slaaf de straf uit door de dader met een stok te slaan totdat hij stierf. Huiselijk geweld komt veel voor in de islamitische landen, zoals de hadith van Malik en het geval van de Saoedische vrouw aantonen. Moeten wij ons hierover verbazen, als de koran mannen toestemming verleent hun vrouwen te slaan? Zij kan wraak nemen, maar wat zal er met haar gebeuren als zij terugkeert naar haar man of na een echtscheiding?

De sjaria in het algemeen en de wet van vergelding in het bijzonder, mogen nooit verspreid worden over de rest van de wereld, want beide degraderen en vernederen mensen in hun Godgegeven waardigheid, zeshonderd jaar nadat Jezus kwam en ons een betere wijze toonde.

Het christendom

De Thora

Exodus 21:23-25 zegt zonder meer:

23 Heeft ze wel ander letsel opgelopen, dan geldt: een leven voor een leven, 24 een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet, 25 een brandwond voor een brandwond, een kneuzing voor een kneuzing, een striem voor een striem. (verg. Leviticus 24:17-22 en Deuteronomium 19:21)

De vraag is: moet deze straf letterlijk worden toegepast of niet? Het merendeel van het bewijsmateriaal suggereert een niet-letterlijke toepassing.

Ten eerste moet de historische context van het oude nabije oosten in overweging worden genomen. De wet van vergelding in het wetboek van Hammurabi, (genoemd na een keizer van Babylon die heerste van 1792-1750 na Christus), vergrootte het toepassingsgebied van het strafrecht door het ook op de rijken toe te passen voor hun misbruik op de lagere klassen of anderen van dezelfde klasse. Rechteren 1: 6-7 spreekt van een koning die dezelfde straf krijgt die hij oplegde aan andere koningen die hij had overwonnen. Dit impliceert dat de wet eigenlijk werd afgedwongen. Hij was echter geen Hebreeër en hij was in oorlog gewikkeld. Deze passage is geen onderdeel van de wetgevende Thora. En in het wetboek van Hammurabi, is het niet bekend of de rijken werkelijk voor de armen stierven, wanneer wraak tegen hen geëist werd. Zo is het onwaarschijnlijk dat de een-oog-voor-een-oog wet in oude nabije oostelijke culturen werd uitgevoerd.

“Het blijft onduidelijk of talionis [een oog voor een oog] ooit bedoeld was om in de praktijk toegepast te worden” in Hammurabi ’s Babylon. Geldelijke compensatie was meer gebruikelijk, vooral wanneer een man van een hogere klasse (bijv. een vrije man) een man aanviel van een lagere klasse (bijv. een slaaf). Ook in de wetten van de omringende culturen is een geldelijke boete de enige sanctie. Het is dan ook waarschijnlijk dat de wet van vergelding in de Thora niet letterlijk werd uitgevoerd, maar dat het wijst op een onderliggend principe van gelijke schade, een duidelijk woordbeeld dat aangeeft dat de compensatie voor de verwonding evenredig moet zijn. Het is overal in de bijbel duidelijk dat vergiffenis altijd een optie was (Leviticus 19:18 en Matteüs 5:42-45). Een oog-voor-een-oog stopt de wraakcyclus die in het oude nabije oosten heerste.

Ten tweede, behalve de historische context van het oude nabije oosten, suggereren passages in de Thora schadevergoeding, geen lichamelijke straffen. Aanwijzingen zijn er in Exodus 21:18-19, 32; Numeri 35:32; Deuteronomium 22:19, 29. Dit is vooral duidelijk in de derde versie van de wet van vergelding in Deuteronomium 19:21. Hierin gaat het over een man die zijn verklaring vervalste. Daar de liegende getuige niet letterlijk het oog van de beschuldigde verwondde, moet zijn straf ook niet letterlijk worden genomen. (Bernard S. Jackson, “The Problem of Exodus XXI 22-5 ( Ius Talionis),” Vetus Testamentum 23 (1973), pag. 273-304; M. J. Selman, “Law,” Dictionary of the Old Testament: Pentateuch, InverVarsity Press, 2003).

Dus de strenge fysieke straf in de Thora zou wellicht geïnterpreteerd moeten worden in het kader van de minder strenge opties die ook in Thora gevonden worden, zoals schadevergoeding.

Ten derde, het is hoogst waarschijnlijk dat de straf van een oog voor een oog in de oude Hebreeuwse samenleving een “gestereotypeerde formule is die alleen maar aangeeft dat de straf in overeenstemming moet zijn met de misdaad, en niet groter mag zijn dan de berokkende schade... ‘ Een oog voor een oog ’ kan nu ook gelezen worden als: “een bumper voor een bumper, een spatbord voor een spatbord” ... De straf “was geen machtiging voor individuen om hun tegenstanders te vertellen zich niet te bewegen terwijl zij revanche namen door een gelijk aantal tanden uit te slaan”. Deze fysieke straf werd zelfs niet letterlijk door een rechter uitgevoerd, en helemaal niet in een privégeschil, waar irritatie en boosheid een rol kunnen spelen om de vergelding groter te laten zijn dan de schade. (zie Genesis 4:23-24; W. Kaiser, Toward Old Testament Ethics, Zondervan, 1983, pag. 104). Dit is ook te zien in Deuteronomium 19:21, de derde versie van lex talionis. De valse getuige verminkte de beschuldigde niet letterlijk, maar vers 21 vermeldt een oog voor een oog, een tand voor een tand, of een hand voor een hand. Dit betekent dat de clausule automatisch en vanzelfsprekend was geworden, zonder de straf in werkelijkheid op te leggen.

Het onderliggende principe van de woorden in de wet van vergelding, is daarom niet letterlijk een oog of een tand nemend, maar gelijkwaardige compensatie.

Ten vierde, gedurende de vorming van de Talmoedische literatuur, bepleitte een grote meerderheid van de rabbijnen een niet-letterlijke interpretatie van Exodus 21:23-24. In plaats daarvan kon de aanvaller compensatoire schade betalen. Bijvoorbeeld, Rashi (die zo naar de initialen van zijn naam en titel wordt genoemd, Rabbijn Shelomo Yizhaki, † 1145), vat de vroegere tradities samen: “Als iemand zijn medemens blind maakt aan een oog, moet hij hem de waarde van zijn oog betalen”, wat neerkomt op het bedrag wanneer de gewonde man hypothetisch als slaaf zou zijn verkocht vóór zijn verwonding. “Op de zelfde manier moeten alle andere gevallen [van de wet van vergelding] worden behandeld, maar het betekent niet het daadwerkelijke afsnijden van een der ledematen van de overtreder—zoals onze rabbijnen   hebben verklaard in. B Kamma 83b, dat een traktaat en een hoofdstuk in deTalmoed is. (Pentateuch with Rashi’s Commentary, vert. en geannoteerd door M. Rosenbaum and A. M. Silbermann, Jerusalem: Silbermann Family, 1972, (1930) vol. 2, pag. 113).

De meeste rabbijnen interpreteren het vers dus niet letterlijk, gebaseerd overigens op bijbelpassages (zie de tweede punt, hierboven). Deze redelijke interpretatie verbetert de samenleving en degradeert het niet, in tegenstelling tot Mohammeds gezichtspunt.

Ten vijfde, we moeten niet uit het oog verliezen dat de straf van fysieke vergelding, een oog voor een oog, een tand voor een tand, nooit in de Thora wordt afgeschilderd als zijnde werkelijk uitgevoerd. Dit is belangrijk omdat bij ten minste twee gebeurtenissen mensen werden gestenigd voor het overtreden van andere wetten (Leviticus 24:10-16 en Numeri 25:1-16). Het ontbreken van de vermelding van vergelding, gecombineerd met de eerste vier factoren, zijn genoeg om een niet-letterlijke betekenis van de woorden te bepleiten. Dat wil zeggen dat de woorden een formule of een principe van gelijke schade uitdrukken.

Ter afsluiting van dit gedeelte: Zelfs als wij veronderstellen, in tegenstelling tot overvloedig bewijsmateriaal, dat de wet van vergelding werkelijk en fysisch werd uitgevoerd, zoals weergegeven in Exodus 21:23-25, evolueerde het jodendom naar de meer menselijke vorm van geldelijke compensatie. Verzen in de Thora wijzen in die richting. Het bewijsmateriaal veronderstelt echter dat de drie passages die de wet van vergelding opmaken niet letterlijk werden uitgevoerd; de woorden betekenen eerder gelijkheid in straf en schade.

Deze vooruitgang in het jodendom staat tegenover de benadering van Mohammed, die de gehele mensheid opdracht geeft terug te gaan in de tijd tot 1.400 jaar vóór Christus, door de fysieke straf van een oog voor een oog toe te passen. Mohammed had een vervormde en een onvolledige kennis van de Thora. Hij begreep niet dat de wet van vergelding een principe was en niet letterlijk genomen moest worden. Zijn begrip van dergelijke kwesties was primitief.

Om te herhalen: De historische context van Mohammed kwam zeshonderd jaar nadat Jezus de samenleving had verbeterd. Jezus interpreteerde de wet van vergelding in Exodus 21:23-25, het uitvoeren van de straf van een fysiek oog voor een fysiek oog, niet letterlijk.

Dus zowel het jodendom als het christendom maakte vooruitgang, terwijl de islam achteruit in de tijd ging.

Het nieuwe testament

Jezus verbetert de letterlijke interpretatie van de passages over de wet van vergelding. Matteüs 5:38-39 zegt:

38 Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Een oog voor een oog en een tand voor een tand.” 39 En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren. (zie Lucas 6:29).

Jezus verheft de belangrijkheid van lichamelijk letsel tot een hoger niveau. Hij volgt een gebod dat in de Heiligheidsbepalingen wordt gevonden, waarin vele verzen een universele toepassing hebben. Leviticus 19:18 zegt: “Streef niet naar wraak of koester geen wrok tegen iemand, maar heb uw naaste lief als uzelf. Ik ben de HEER”. Dit is het algemene principe van Matteüs 5:38-39. De achtergrond in het vers van Leviticus wordt ondersteund door Matteüs 5:42-45, dat zegt om vijanden lief te hebben en voor hen te bidden (zie Lucas 6:32). Het is beter om de overtreding te laten gaan.

Dus om verkeerde interpretaties van Jezus’ woorden in Matteüs 5:38-39 te voorkomen, moeten wij de volgende vijf richtlijnen overwegen.

Ten eerste, zoals gebruikelijk met bijbelse passages, moeten zij in de historische context worden geplaatst. Jezus leefde in Israël van de eerste eeuw en in die tijd verschijnt de wet van vergelding in een wetscontext, in een rechtszaal, niet in een privé-geschil dat in privé-ruzies werd geregeld. De Mishnah, één van de eerste commentaren op de Thora, werd voltooid in zijn geschreven vorm aan het eind van de tweede eeuw, maar de mondelinge overleveringen werden lang daarvoor doorgegeven. Deze passage uit deze bron van wijsheid zegt over lichamelijke verwondingen, dat alle geschillen van dit soort in een gerechtshof moeten worden gehoord: “De beoordeling (betreffende een verwonding) over de hoeveelheid geld of de geldswaarde moet in een gerechtshof plaatsvinden”. (Baba Kamma 1.3, pag. 332 in Danby’s vertaling). In het jodendom van toen konden lichamelijke verwondingen met een bedrag in geld worden gecompenseerd. Ook Matteüs 5:40 bevestigt een wetscontext: “Als iemand u voor het gerecht wil dagen”. Tenslotte, in Matteüs 5:25 worden de discipelen van Jezus vermaand zich te verzoenen met een tegenstander, die hen voor de rechtbank daagt.

Dus Jezus’ interpretatie van de wet van vergelding moet in een wetscontext worden gezien. Hij leert dus in die twee verzen dat het beter is niemand voor het gerecht te slepen, zelfs niet wanneer die persoon slecht is. Het is beter om de eis van vergelding te laten voor wat het is.

Ten tweede, de woorden in deze twee verzen verschijnen ook in andere contexten en dit kan de betekenis ervan verduidelijken. Bijvoorbeeld, het Griekse woord voor “slaan” kan betekenen slaan met de palm van de hand, als of de aanvaller dit doelbewust doet en niet tijdens een ruzie (A. B. Bruce, The Expositor’s Greek Testament, vol. 1, Eerdman, pag. 112). Dit Griekse woord wordt gevonden in Matteüs 26:67, Marcus 14:65, Johannes 18:22 en 19:3, die van een wetscontext spreken, na de berechting van Jezus. Dit wijst op formaliteit, bijna een ritueel. (Dit betekent ook dat de volgelingen van Jezus de optie hebben om zich te verdedigen als zij door de samenleving aangevallen worden, hoewel dit niet de belangrijkste overweging is van Matteüs 5:38-39). Hoe dan ook, zij die Jezus volgen en aangevallen worden, zouden geen wraak moeten nemen tijdens een conflict of wanneer zij beledigd worden. Het is beter om vergelding te laten voor wat het is.

Ten derde, deze twee verzen moeten niet overgeïnterpreteerd worden in de verdediging van hulpelozen. Het is één ding om een overtreding te laten wat het is als het persoonlijk jou raakt, maar het is zeker iets anders om weg te lopen als de inbreuk bij iemand anders gebeurde. In dat geval zou niemand die hulp kan bieden zijn plicht moeten verzaken tegenover de hulpeloze en vervolgde. In deze context moet men zich verzetten tegen een “kwaadwillende persoon” of tegen “het kwaad”, afhankelijk van de vertaling van vers 39.

Ten vierde, ook het bevel zich niet tegen het kwaad te “verzetten” moet niet verkeerd geïnterpreteerd worden. Het moet worden gezien binnen de ruimere wetscontext waarin de aangevallen volgeling van Jezus recht kon eisen op het aangedane onrecht in een gerechtshof. Onder de inspiratie van de heilige Geest, gezonden door Jezus die de uit de dood is opgestaan, vertelt Paulus de christenen in Rome dat God zelf wetshandhavers en de autoriteiten (lees: de gerechtshoven) heeft gevestigd om rechtvaardigheid voor hen die recht doen te bewerkstelligen, in tegenstelling tot hen die kwaad berokkenen (Romeinen 13:1-5). Dus Jezus verzet zich niet persé tegen rechtspraak in een civiel gerechtsgerechtshof, als dat de enige manier is om recht te spreken. Maar 1 Korintiërs 6:1-8 adviseert christenen om de kerkautoriteiten te laten recht te spreken in geschillen tussen broeders in Christus. Nergens veroordeelt Jezus de gerechtshoven voor het regelen van geschillen.

Vervolgens, nog steeds binnen het vierde punt in onze analyse, heeft het Griekse woord dat hier vertaalt wordt als “verzet” ook nog andere genuanceerde betekenissen. Matteüs 5:25-26 zegt een geschil, op weg naar het gerechtsgerechtshof, vreedzaam te regelen, wanneer een tegenstander iets heeft tegen de volgeling van Jezus. Maar in Matteüs 5:38-39, heeft de volgeling van Jezus een grief tegen een naaste. In beide gevallen zegt Jezus alleen maar dat het beter is of om vrede na te streven (verzen 25-26) en de overtreding te laten wat hij is (verzen 38-39), in plaats van de overtreder voor het gerechtshof te slepen om een oog voor een oog te eisen (en dan nooit letterlijk) en in plaats dat de tegenpartij de christen voor het gerecht sleept. Daarom moet het sleutelwoord “verzetten” in vers 39 worden geïnterpreteerd als “zich verzetten tegen” of “weerstaan” van een vijand of “een kwaadwillend mens” met als doel genoegdoening in een gerechtshof. Om te voorkomen dat de discipelen van Christus een tegenstrijdig standpunt innemen, geeft Jezus hen aan om de kwaadwillende persoon te zien als toekomstige vriend en broeder buiten een gerechtshof, terwijl zij hun vijand liefhebben en voor hem bidden (verzen 43-48). Dit is juiste raadgeving aan zijn volgelingen die worden opgeroepen tot een leven in Christus, in plaats van hun rechten op te eisen.

Ten vijfde, deze twee verzen moeten in hun letterlijke context worden geïnterpreteerd, evenals de verzen die vooraf gaan en volgen op de twee doelverzen. Eén commentator parafraseert het centrale thema van Christus in Matteüs 5:38-39 op deze wijze: “Hoewel de rechter herstel moet geven wanneer dit wordt geëist, ben je niet verplicht het te vragen, en als je mij (Jezus) volgt, zal je het niet doen” ( Bruce, pag. 112). Met andere woorden, Christus ontkent niet dat iedereen de wettelijke vrijheid heeft een overtreding te vervolgen, omdat hij de Thora, die dat toestaat, begreep en eerbiedigde, maar hij toont ons een betere wijze: vergiffenis en verzoening. Zijn discipelen moeten geen wraak en vergelding zoeken, maar Leviticus 19:18 en Matteüs 5:42-45 volgen, die ons aanmanen om een betere weg te volgen.

Om dit gedeelte samen te vatten, christenen interpreteren het oude testament door de visie van Jezus. In Matteüs 5:38-39 vernieuwt hij de letterlijke interpretatie van de wet van vergelding. Hierin volgt hij de meerderheid van de rabbijnen die deze wet niet letterlijk interpreteerden. Hij verheft het letterlijke bevel en de wetsoptie tot het navolgen van vrede en vergiffenis, overeenkomstig Leviticus 19:18. Niemand die hem volgt moet naar wraak streven en niemand die beledigend is zou zijn oog of een tand moeten verliezen. Het is beter om de offensieve naaste met de vrede en liefde van God te winnen. Het is het erbarmen van God, in dit geval uitgedruk door zijn volgelingen tijdens beledigingen, dat mensen tot berouw brengt (Romeinen 2:4).

Deze juiste en redelijke interpretatie van de Thora staat lijnrecht op de wrede optie van Mohammed van lichamelijk letsel — door letterlijk een oog of een tand te verwijderen. Het moet evenwel worden gezegd dat eerste twee van zijn opties redelijk zijn: vergiffenis en compensatie. Maar de derde is extreem, zeshonderd jaar na Christus werd een nieuwe wijze van redding verkondigd en een betere manier om samen te leven met onze naaste. Nogmaals, Mohammed volgt een oude wet en voert die te ver door.

Toepassing

De beste manier om de feiten in dit artikel toe te passen is om twee websites bekijken die de onverdedigbare straf van letterlijke vergelding verdedigen.

Deze website geeft een nuttige samenvatting van de islamitische wet. Het thema is de rechten van de mens en de islamitische wet. Zij legt serieus verband tussen de twee, maar het artikel druipt van sarcasme. Sjaria en de rechten van de mens zijn tegenovergestelden en antithetisch. Het veronderstelt zonder meer dat de wet van vergelding (gespeld “ Qesas” op deze website) het beste is voor mensheid. De meeste moslims zijn er van overtuigd dat de koran direct van God neerkwam, zij vragen zich nooit af of dit ook werkelijk zo is.

Dit artikel van een moslimwebsite is gericht op jonge mensen, en bevat een andere nuttige samenvatting van de sjaria; het artikel is geplaatst op moslim-websites op universiteiten. De conclusie ervan is als volgt:

Sjaria [met inbegrip van qisas] is een geïntegreerd en homogeen geheel. Zodra je één van de basisconcepten, doelstellingen en kader ervan begrijpt, kan je alleen maar tot de conclusie komen dat het in staat is om de meest menselijke en juiste samenleving tot stand te brengen; een zegen en vrede voor de mensheid. Moeilijkheden doen zich alleen maar voor wanneer critici proberen om de oceaan van goddelijke kennis, wijsheid en rechtvaardigheid te meten met hun eigen vingerhoedje van laag-bij-de-grondse kritiek en normen .

Het citaat vergelijkt de “oceaan van kennis, wijsheid en rechtvaardigheid” met “het vingerhoedje van laag-bij-de-grondse kritiek en normen”. Dit is precies het probleem met moslimleiders (en veel andere problemen). Zij willen dat de mensheid het geloof in Allah (een oceaan) zonder meer aanneemt, zonder het verstand (een vingerhoedje) te gebruiken, en dat de sjaria goed is voor de samenleving. Het gebruik van het verstand (een gift van God), en het nieuwe testament, geïnspireerd door God (een oneindige Wezen), toont aan dat sjaria slecht is voor de samenleving.

Sjaria is slecht voor de samenleving omdat het teveel wrede regels en straffen bevat die eeuwen nadat Christus kwam, ingesteld werden om ons een betere weg te wijzen. Eén van de meest tragische en onvoldoende gerapporteerde gebeurtenissen in het Westen is het ontstaan van een sjaria-gerechtshof in Canada. Moslims ijveren eveneens voor een gerechtshof van sjaria-echtscheiding in Australië. Een arbitragegerechtshof gebaseerd op westerse wet en wetstheorie is wettig, maar de sjaria houdt zich niet aan deze norm. Canada moet elk sjaria-gerechtshof onmiddellijk sluiten, en Australië moet er nooit één toestaan.

Gelukkig heeft de provincie Quebec in Canada, een sjaria-gerechtshof afgewezen. Dit is de juiste richting en het juiste beleid. Een dergelijk gerechtshof mag nooit in de V.S., Europa en elders in de wereld worden toegestaan.

Sjaria degradeert uiteindelijk de samenleving en vermindert vrijheid.

Conclusie

Wij, die buiten de islam staan, mogen ons afvragen of de straffen in de koran beter zijn dan de richtlijnen van het nieuwe testament van vergeven en herstellen van zondaars. Leidt de koran de samenleving beter dan het nieuwe testament dat doet? Zou de ware God Gabriël naar Mohammed sturen met een wrede en bloedige boodschap, zeshonderd jaar na Jezus? Zou deze boodschap die van Jezus moeten vervangen?

Gezien het overvloedige bewijsmateriaal, beantwoorden christenen die met de bijbel zijn opgegroeid deze vraag met “nee”. De ware God stuurt niet een dergelijk extreem beleid na het nieuwe tijdperk van redding dat Jezus inluidde. Zij realiseren zich dat de koran empirisch en feitelijk slechter is dan het nieuwe testament.

Jezus Christus kwam met goed nieuws en de liefde van God. Mohammed kwam met verwijderen en afhakken. Het christendom helpt de samenleving vooruit. Islam trekt de samenleving naar achteren.

Jezus vergeeft. Mohammed vergeldt.