Boechari Boek 61
Volume 6, Boek 61, Nummer 509:
Verteld door Zaid bin Thabit:
Aboe Bakr As-Siddiq liet mij halen toen de mensen! van Yamama gedood waren (dat wil zeggen, een aantal van de Metgezeleln van de Profeet die tegen Moesailama vochten). (Ik ging naar hem) en vond ‘Omar bin Al-Chattaab naast hem zittend. Aboe Bakr zei toen (tot mij): “Oemar is naar mij gekomen en zei: “Er waren veel slachtoffers onder de Qoerra’van de koran (dat wil zegen degenen die de koran uit hun hoofd kenden) op de dag van de Slag van Yamama, en ik ben bang dat meer slachtoffers zullen vallen onder de Qoerra’ op andere slagvelden, waardoor een groot deel van de koran verloren kan gaan. Daarom stel ik voor dat u (Aboe Bakr) beveelt dat de koran verzameld wordt.” Ik zei tot ‘Oemar: “Hoe kan u iets doen wat Allah’s Apostel niet deed?” ‘Oemar zei: “Bij Allah, dat is een goed project.” Oemar bleef mij erop aandringen om zijn voorstel te aanvaarden totdat Allah mijn hart opende en ik me het goede in het idee begon te realiseren dat ‘Omar zich had gerealiseerd.” Toen zei Aboe Bakr (tot mij): ‘U bent een wijze jonge man en wij hebben geen verdenking op u, en u was gewoon de Goddelijke Inspiratie voor Allah’s Apostel te schrijven. Dus u moet zoeken naar (de fragmentarische schriften van) de koran en het in één boek verzamelen.).” Bij Allah als zij mij geboden hadden om één van de bergen te verschuiven, zou het niet zwaarder voor mij zijn geweest dan dit, om mij te bevelen de koran te verzamelen. Toen zei ik tot Aboe Bakr: “Hoe zal u iets doen wat Allah’s Apostel niet deed?” Aboe Bakr antwoordde: “Bij Allah, het is een goed project.”Aboe Bakr bleef mij erop aandringen om dit idee te aanvaarden totdat Allah mijn hart opende waarvoor Hij de harten van Aboe Bakr en ‘Oemar geopend had. Dus ik begon te zoeken naar de koran en hem te verzamelen (wat geschreven was) op palmstelen, dunne witten stenen en ook van de mannen die hem uit hun hoofden kennen, totdat ik het laatste vers vond van Soera At-Tauba (Berouw) bij Abi Choezaima Al-Ansari, en ik vond het bij niemand anders dan bij hem. Het vers is:
‘Voorzeker, een boodschapper is uit uw midden tot u gekomen; het is hard voor hem wat u pijn doet; hij is bezorgd voor uw welzijn, liefderijk en barmhartig voor de gelovigen. Maar indien zij zich afwenden zeg dan: “Allah is mij toereikend. Er is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen want Hij is de Heer van de grote heerschappij.”
Vervolgens bleven de complete manuscripten van de koran bij Aboe Bakr totdat hij stierf, vervolgens bij ‘Oemar tot het einde van zijn leven, en vervolgens bij Hafsa, de dochter van ‘Oemar.
Volume 6, Boek 61, Nummer 510:
Verteld door Anas bin Malik:
Hoedhaifa bin Al-Yaman kwam tot ‘Oethmaan in de tijd dat het volk van Sjam en het volk van Irak oorlog voerden om Armenie en Azarbijan te veroveren. Hoedhaifa was bang voor hun (de mensen van Sjam en Irak) verschillen in de recitatie van de koran, dus zei hij tot ‘Oetmaan: “O overste van de Gelovigen! Red deze natie voordat zij verschillen over het Boek (koran) zoals joden en christenen dat eerder deden.” Dus ‘Oetmaan zond een boodschap naar Hafsa zeggend: “Stuur ons de manuscripten van de koran zodat we het koranmateriaal in volmaakte exemplaren kunnen samenstellen en de manuscripten terug aan jou kunnen geven.” Hafsa stuurde het naar ‘Oethmaan. ‘Oethmaan gebood toen Zaid bin Thabit, ‘Abdoellah bin Az-Zoebari, Said bin Al-As en ‘AbdoerRahman bin Harith bin Hisjaam om de manuscripten in volmaakte exemplaren te herschrijven. ‘Oetmaan zei tot de drie Qoeraisj mannen: “In geval je het oneens bent met Zaid bin Thabit op enig punt in de koran, dan schrijf het in het dialect van de Qoeraisj, de koran werd geopenbaard in hun taal.” Zij deden zo, en toen zij veel exemplaren geschreven hadden, stuurde ‘Oethmaan de originele manuscripten terug aan Hafsa. ‘Oethmaan zond aan ieder moslimprovincie één exemplaar van wat zij hadden gekopieerd, en gebood dat al het andere koranmateriaal, zij het geschreven in fragmentarische manuscripten of gehele exemplaren, wordt verbrand. Said bin Thabit voegde toe: “Een vers uit Soera Ahzab werd gemist door mij toen we de koran kopieerden en ik was gewoon Allah’s Apostel het te reciteren. Dus zochten we ernaar en vonden het bij Choezaima bin Thabit Al-Ansari. (Dat vers was): ‘Er zijn mensen onder de gelovigen die trouw gebleven zijn aan het verbond dat zij met Allah hebben gesloten.’ (33: 23)
Volume 6, Boek 61, Nummer 511:
Verteld door Zaid bin Thabit:
Aboe Bakr liet mij halen en zei: “U was gewoon de Goddelijke Openbaringen voor Allah’s Apostel te schrijven: Dus moet u de koran zoeken en hem verzamelen.” “Ik begon te zoeken naar de koran totdat ik de laatste twee versen van Soera At-Tauba vond bij Abi Choezaima Al-Ansari en ik kon deze verzen bij niemand anders dan bij hem vinden. (Deze waren):
‘Voorzeker, een boodschapper (Mohammed) is uit uw midden tot u gekomen; het is hard voor hem wat u pijn doet; hij is bezorgd voor uw welzijn, liefderijk en barmhartig voor de gelovigen. Maar indien zij zich afwenden zeg dan: “Allah is mij toereikend. Er is geen God naast Hem. In Hem leg ik mijn vertrouwen want Hij is de Heer van de grote heerschappij.” (9:128-129)
Volume 6, Boek 61, Nummer 512:
Verteld door Al-Bara:
Er werd geopenbaard: “Niet gelijk zijn die gelovigen die thuis zitten aan degenen die met hun rijkdommen en hun persoon terwille van Allah strijden.” (Soera 4: 95) De Profeet zei: “Roep Zaid voor mij en laat hem het bord brengen, de inktpot en het schouderbladbot.” Toen zei hij: “Schrijf: Niet gelijk zijn die gelovigen die thuis zitten ..”, en op dat moment zat ‘Amr bin Oem Maktoem, de blinde achter de Profeet. Hij vroeg: “O Allah’s Apostel! Wat is uw gebod voor mij (ten aanzien van bovengenoemd vers) aangezien ik een blinde ben?” Dus, in plaats van het bovengenoemde vers, werd het volgende vers geopenbaard:“Niet gelijk zijn die gelovigen die thuis zitten, , met uitzondering der onbekwamen, aan degenen die met hun rijkdommen en hun persoon terwille van Allah strijden.” (Soera 4: 95)
Volume 6, Boek 61, Nummer 513:
Verteld door ‘Abdoella bin ‘Abbaas:
“Gabriël reciteerde mij de koran op één manier. Vervolgens verzocht ik hem (om hem op een andere manier te lezen), en bleef hem vragen hem op andere manieren te reciteren, en hij reciteerde hem op verschillende manieren totdat hij uiteindelijk hem op zeven verschillende manieren reciteerde.”
Volume 6, Boek 61, Nummer 514:
Verteld door Oemar ibn Al-Chattaab:
Ik hoorde Hisjaam ibn Hakiem Al-Foerqaan (soera 25) reciteren tijdens het leven van Allah’s Apostel en ik luisterde naar zijn recitatie en merkte op dat hij op verschillende manieren reciteerde waarop Allah’s boodschapper het mij niet geleerd had. Ik had de neiging tijdens zijn gebed om op hem te springen en toen hij zijn gebed had beëindigd, plaatste ik zijn bovenkleding om zijn nek en hield hem hiermee in bedwang en zei: ‘Wie heeft u deze soera geleerd die ik u hoorde reciteren?’ Hij antwoordde: ‘Allah’s boodschapper leerde het mij.’ Ik zei: ‘U hebt gelogen want Allah’s boodschapper heeft het mij op een andere manier geleerd.’ Dus sleepte ik hem naar Allah’s boodschapper en zei tot hem:
‘Ik hoorde deze persoon soera Al-Foerqaan reciteren op een manier die u mij niet geleerd heeft.’ Waarop Allah’s Boodschapper zei: ‘Laat hem los, (O Oemar!) Reciteer, O Hisjaam!” Vervolgens reciteerde hij op dezelfde manier zoals ik hem hoorde reciteren. Vervolgens zie Allah’s Apostel: “Het werd op deze manier geopenbaard,” en voegde toe: “Reciteer, O Oemar!” Ik reciteerde het zoals hij mij geleerd had. Allah’s Apostel zei toen: “Het was op deze manier geopenbaard. Deze koran was geopenbaard om te worden gereciteerd op zeven verschillende manieren, dus reciteer het op welke (manier) is gemakkelijk voor jou (of lees zoveel ervan als gemakkelijk voor jou is).”
Volume 6, Boek 61, Nummer 521:
Verteld door Masriq:
‘Abdoellah bin ‘Amr noemde: ‘Abdoellah bin Masoed en zei: “Ik zal altijd die man liefhebben, want ik hoorde de Profeet zeggen: “Neem (leer) de koran van vier: ‘Abdoellah bin Masoed, Salim, Moe’adh en Oebai bin Ka’b.’”
Volume 6, Boek 61, Nummer 524:
Verteld door ‘Abdoellah (bin Mas’oed):
Bij Allah bij Wie anders niemand het recht heeft om te worden aanbeden! Er is geen Soera geopenbaard in Allah’s Boek dan dat ik weet op welke plaats het was geopenbaard; en er is geen vers geopenbaard in Allah’s Boek dan dat ik weet over wie.
Volume 6, Boek 61, Nummer 527:
Verteld door Ibn ‘Abbaas:
Oemar zei, “Oebai was de beste van ons in de recitatie (van de koran) maar we hebben wat weggelaten van wat hij reciteerde”. Oebai zegt, “Ik heb het van de mond van Allah’s Apostel vernomen en zal het niet voor iets anders laten”. Maar Allah zei: “Welk teken Wij ook opheffen of doen vergeten, daarvoor brengen Wij betere of daaraan gelijke .” (Soera 2:106).
Volume 6, Boek 61, Nummer 556:
Verteld door Aïsja:
De profeet hoorde een man de koran aan het reciteren in de moskee en zei: “Moge Allah Zijn Genade op hem schenken, omdat hij mij herinnerd heeft aan die en die verzen van die soera.”
Volume 6, Boek 61, Nummer 557:
Verteld door Hisjam:
(Dezelfde hadieth, toevoegend): die ik miste (de verzen wijzigend).
Volume 6, Boek 61, Nummer 558:
Verteld door Aïsja:
Allah’s apostel hoorde een man ’s avonds de koran reciteren, en zie, “Moge Allah Zijn Genade op hem schenken, omdat hij mij herinnerd heeft aan die en die soera’s, die ik aan het vergeten was.”
Volume 6, Boek 61, Nummer 559:
Verteld door Abdoellah
De profeet zei: “Waarom zegt iemand van de mensen, ‘Ik heb die en die verzen (van de koran) vergeten?’ Het is in feite Allah die hem doet vergeten.
Volume 6, Boek 61, Nummer 562:
Verteld door Aïsja
De profeet hoorde een voordrager de koran in de moskee ’s avonds reciteren. De profeet zei: “Moge Allah Zijn Genade op hem schenken, omdat hij me heeft herinnerd aan die en die verzen van die en die soera’s, die ik miste!”
Volume 6, Boek 61, Nummer 568:
Verteld door Aboe Moesa:
Dat de Profeet tot hem zei: “O Aboe Moesa! Aan u is één van de muzikale windinstrumenten van de familie van David gegeven.”