Wat was werkelijk het teken van Jona?
Door John Gilchrist
1 Was Jezus dood of leven in de tombe?
2 Drie dagen en drie nachten
3 Jona een teken voor de mensen van Nineve
4 Geen teken dan het teken van Jona
5 “Vernietig deze tempel in drie dagen”
6 De ultieme betekenis van het teken van Jona
Volgens zowel de bijbel als de koran deed Jezus Christus veel machtige wonderen tijdens zijn korte driejarige bediening in het land van Israël. Veel van de joden gingen in hem geloven toen zij dergelijke tekenen en wonderen zagen. De joodse leiders, echter, weigerden in hem te geloven en hoewel zijn wonderen wijds bekend waren presten zij vaak hem om tekenen te verrichten, of, inderdaad, zelfs hen een teken uit de hemel te geven (Matteüs 16:1). Eens antwoordde Jezus hen door te zeggen dat hij hen slechts één teken zou geven:
‘Dit is een verdorven en trouweloze generatie. Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van de profeet Jona. Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven. Matteüs 12:39-40.
Jona was één van de grote profeten van Israël en hij werd door God geroepen om te preken in een Assyrische stad genaamd Nineve om de aanstaande ondergang te proclameren. Jona vluchtte echter op een schip naar Tarsis en toen een grote storm de boot heen en weer begon te schudden werd hij overboord gegooid en door een grote vis opgeslokt. Na drie dagen in de vis werd hij levend uitgespuwd en ging hij werkelijk naar de stad.
Jezus sprak over zijn driedaagse internering in de maag van de vis als “het teken van Jona” en zei dat het het enige teken was dat hij bereid was te geven aan de ongelovige joden. In 1976 publiceerde Ahmet Deedat van het Islamic Propagation Centre in Durban een boekje getiteld ‘Wat was het Teken van Jona?’ , een titel die de lezer een weloverwogen uiteenzetting van het onderwerp doet verwachten. In plaats daarvan vind je dat Deedat in zijn geheel niet zijn vraag beantwoordt maar de gelegenheid neemt om een aanval te openen op de uitspraak door Jezus gemaakt en hij spant zich in om die te weerleggen. Zijn argumenten zijn geheel gebaseerd op twee veronderstellingen, namelijk dat als Jona gedurende zijn verblijf levend in de vis was, dan moest Jezus levend in de tombe zijn nadat hij van het kruis genomen was; en als Jezus gekruisigd was op een vrijdag en op de volgende zondagmorgen opstond, dan kon hij niet drie dagen en drie nachten in de tombe zijn geweest. We zullen deze twee bezwaren om de beurten bekijken en zullen vervolgens verder gaan het hele onderwerp te analyseren om te zien wat het Teken van Jona werkelijk was.
1. Was Jezus dood of leven in de tombe?
Het is een aanvaard feit in christelijke commentaren op het bijbelboek Jona dat Jona miraculeus levend werd gehouden gedurende de tijd dat hij in de maag van de vis was. Op geen moment gedurende zijn beproeving stierf hij in de vis en hij kwam net zo levend aan land als toen hij in de zee werd geworpen.
In zijn boekje neemt Deedat enkele woorden die hierboven in de tekst geciteerd worden uit hun context en doet uitspraken als “Zoals Jona was... zo zal de Mensenzoon zijn” en concludeert:
Als Jona levend was gedurende drie dagen en drie nachten, dan moest Jezus ook levend in de tombe zijn zoals hij zelf voorspelde! (Deedat, Wat was het Teken van Jona?, p.6).
Hoewel Jezus alleen zei dat de gelijkenis tussen hem en Jona zou zijn in de tijdsperiode die zij beiden in internering zouden zijn - Jona in een vis, Jezus in het hart van de aarde - laat Deedat deze kwalificerende verwijzing weg en beweert dat Jezus ook in andere opzichten als Jona moest zijn geweest, de gelijkenis uitbreidende door de levende toestand van Jona in de vis erbij te betrekken. Wanneer de uitspraak van Jezus als geheel wordt gelezen, is echter duidelijk dat de gelijkenis beperkt is tot de tijdsfactor. Zoals Jona drie dagen en drie nachten in de maag van de vis was, zo zou Jezus een overeenkomstige periode in het hart van de aarde zijn. Je kunt dit niet verder uitrekken, zoals Deedat doet, door te zeggen dat zo LEVEND als Jona in de vis was, zo levend Jezus in de tombe zou zijn. Jezus zei dit niet en een dergelijke interpretatie ontspringt niet uit de uitspraak van Jezus maar wordt erin gelezen. Verder deed Jezus in het spreken over zijn aanstaande kruisiging op een andere gebeurtenis een overeenkomstige uitspraak dat het punt erg adequaat duidelijk maakt:
De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, (Johannes 3:14)
Hier is de gelijkenis duidelijk in het “opgeheven” zijn. Zoals Mozes de slang OMHOOGGEHEVEN heeft, zo zou de Mensenzoon HOOG VERHEVEN worden, de één voor de genezing van de joden, de andere voor de genezing van de naties. In dit geval was de koperen slang die Mozes maakte nooit levend en als Deedats logica op dit vers wordt toegepast, moeten we aannemen dat het betekent dat Jezus dood geweest moest zijn voordat hij werd opgeheven, dood aan het kruis, en dood toen hij ervan afgenomen werd. Niet alleen is dit niet logisch, de tegenstelling tussen de toestanden van Jona en de koperen slang (de ene was altijd levend gedurende zijn beproeving, de ander was altijd dood toen hij gebruikt werd als een symbool op een paal) toont aan dat Jezus alleen een gelijkenis trok tussen hem en respectievelijk Jona en de koperen slang, in de zaken die hij uitdrukkelijk noemt: de DRIE DAGEN EN DRIE NACHTEN en de OMHOOG VERHEFFING op een paal. Het maakt niet uit of Jona levend was of niet – dit heeft niets van doen met de gelijkenis die Jezus aan het maken was.
Door de kwalificerende verwijzing naar de tijdsperiode in Jona’s geval weg te laten, laat Deedat de uitspraak van Jezus luiden: “Zoals Jona was... zo zal de Mensenzoon zijn” en het is uit deze onbegrensde gelijkenis dat hij probeert de vergelijking uit te breiden met de toestand van de profeet in de vis. Maar als we dezelfde methode volgen met het andere geciteerde vers, komen we tot precies de tegenovergestelde conclusie. In dit geval zou de uitspraak luiden: “Als de slang... zo zal de Mensenzoon zijn” en de toestand van de slang was altijd één van een dode. Dit toont erg duidelijk aan dat in ieder geval, Jezus niet van plan was om de gelijkenis tussen hem en de profeet of het onderwerp dat hij noemt op de vraag van leven of dood uit te breiden, maar puur op de vergelijkingen die hij uitdrukkelijk naar voren brengt. Dus we zien dat Deedats eerste bezwaar geheel uiteenvalt. Een tegenstellende conclusie ontstaat automatische uit zijn redeneerlijn en geen bezwaar of argument dat zichzelf tegenspreekt, kan ooit met enig mate serieus genomen worden.
Christenen zijn het met enkele uitzonderingen, universeel eens, dat Jezus gekruisigd werd op een vrijdag en dat hij op de daaropvolgende zondag uit de dood opstond . Deedat argumenteert bijgevolg dat er slechts één dag was waarop Jezus in de tombe was, namelijk de zaterdag, en dat deze periode slechts twee nachten besloeg, namelijk vrijdagnacht en zaterdagnacht. Hij probeert dus ook om het Teken van Jona te ontkrachten ten aanzien van de tijdfactor die Jezus noemt en concludeert:
Ten tweede ontdekken we ook dat hij er niet in slaagde om de tijdsfactor te vervullen. De grootste wiskundige in het christendom zal er niet in slagen om de verlangde resultaten te verkrijgen – drie dagen en drie nachten. (Deedat, Wat was het teken van Jona?, p.10).
Helaas ziet Deedat hier het feit over het hoofd dat er een groot verschil was tussen Hebreeuwse taal in de eerste eeuw en Engelse taal in de twintigste eeuw. We zien hem steeds deze fout maken wanneer hij probeert bijbelonderwerpen te analyseren. Hij slaagt er niet in om rekening te houden met het feit dat in die tijden, bijna tweeduizend jaar geleden, de joden ieder deel van een dag rekenden als een hele dag wanneer zij opeenvolgende tijdsperiodes berekenden. Omdat Jezus in de vrijdagmiddag in de tombe werd gelegd, daar de gehele zaterdag was, en iets voor de dageraad op de zondag (de zondag begon officieel bij zonsondergang op de zaterdag volgens de joodse kalender) opstond, kan er geen twijfel zijn dat hij in de tombe was voor een periode van drie dagen.
Deedats onwetendheid over de joodse methode van het berekenen van perioden van dagen en nachten en hun eigentijdse alledaagse uitdrukkingen brengt hem ertoe een serieuze fout over Jezus’ uitspraak te maken en hij gaat verder dezelfde fout te maken over zijn profetie dat hij ook drie nachten in de tombe zou zijn. De uitspraak drie dagen en drie nachten is een manier van spreken die we vandaag de dag nooit gebruiken. Voor de betekenis ervan moeten we dus kijken naar het gebruik als een Hebreeuwse alledaagse uitdrukking in de eerste eeuw en we zullen ons zeer waarschijnlijk vergissen als we het beoordelen of interpreteren volgens de taalstructuur of manieren van spreken in een erg verschillende taal in een veel later tijdperk.
In de twintigste eeuw spreken wij nooit in termen van dagen en nachten. Als iemand weggaat voor laten we zeggen twee weken, zal hij zeggen dat hij veertien dagen of twee weken weggaat. Ik heb echter nooit iemand ontmoet die zegt dat hij veertien dagen en veertien nachten weg zal gaan. Dit was een manier van spreken in het Hebreeuws van vroeger. Daarom moeten we direct vanaf de start voorzichtigheid betrachten, als we dergelijke manieren van spreken niet kennen; we kunnen niet aannemen dat zij in die tijden de betekenis hadden die we vanzelfsprekend vandaag de dag aan hen zouden toekennen. We moeten proberen de betekenis van de profetie vast te stellen die Jezus gaf in de context van de tijden waarin die gegeven was.
Verder moeten we ook opmerken dat de manier van spreken in het Hebreeuw, altijd dezelfde aantal dagen en nachten kent. Mozes vastte veertig dagen en veertig nachten (Exodus 24:18). Jona was in de vis drie dagen en drie nachten (Jona 1:17). Jobs vrienden zaten zeven dagen en zeven nachten bij hem (Job 2:13). We zien dat geen jood zou spreken van “zeven dagen en zes nachten” of “drie nachten en twee nachten”, zelfs als dit de periode was die hij aan het beschrijven was. De uitdrukkingen in die tijd spraken altijd van een gelijk aantal dagen en nachten en, als een jood wenste te spreken van een periode van drie dagen die alleen twee nachten beslaat, zou hij moeten spreken van drie dagen en drie nachten. Een goed voorbeeld hiervan wordt gevonden in het bijbelboek Ester waar de koningin zei dat niemand gedurende drie dagen en drie nachten mocht eten of drinken, (Ester 4:16), maar op de derde dag, toen slechts twee nachten gepasseerd waren ging Ester de kamer van de koning binnen en het vasten werd beëindigd.
Dus we zien erg duidelijk dat “drie dagen en drie nachten” in de joodse terminologie, niet noodzakelijk een volledige periode van drie werkelijke dagen en drie werkelijke nachten betekent, maar dat het slechts een uitdrukking was om een deel van de eerste en de derde dag uit te drukken.
Belangrijk op te merken is dat van een gelijk aantal dagen en nachten gesproken werd, zelfs als de het aantal werkelijke nachten één minder was dan de dagen waarnaar verwezen werd. Aangezien we vandaag niet dergelijke manieren van spreken kennen, kunnen we geen haastige oordelen over hun betekenis vellen, noch mogen we dergelijke manieren van spreken dwingen de vanzelfsprekende interpretaties te geven die wij hen zouden geven.
Er is sluitend bewijs in de bijbel dat toen Jezus de joden vertelde dat hij drie dagen en drie nachten in de aarde zou zijn, zij begrepen dat de vervulling van de profetie al na twee nachten verwacht kon worden. Op de dag na zijn kruisiging, dat is, na slechts één nacht, gingen zij naar Pilatus en zeiden:
Heer, wij hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt. Geef daarom bevel het graf te verzekeren tot de derde dag. (Matteüs 27:63-64)
We zouden de uitdrukking “na drie dagen” verstaan als ieder moment op de vierde dag, maar, volgens hun uitdrukkingen, wisten de joden dat dit naar de derde dag verwees en ze waren niet bezorgd om de tombe gedurende drie volle nachten verzegeld te houden maar alleen tot de derde dag na slechts twee nachten. Het is duidelijk dat de uitdrukkingen “drie dagen en drie nachten” en “na drie dagen” geen volledige periode van tweeënzeventig uur betekenen zoals we ze zouden verstaan, maar iedere mogelijke tijdsperiode die een periode tot en met drie dagen beslaat.
Als iemand ons op een vrijdagmiddag zou vertellen dat hij na drie dagen naar ons terug zou keren, zouden we hem waarschijnlijk niet eerder terug verwachten dan de volgende dinsdag. De joden, echter, bezorgd om vervulling van Jezus profetie te voorkomen (zij het werkelijk of beraamd), waren alleen bezorgd om de tombe tot de derde dag verzegeld te hebben, dat is, de zondag, omdat zij wisten dat de uitdrukkingen “na drie dagen” en “drie dagen en drie nachten” niet letterlijk genomen moesten worden maar volgens de manier van spreken die zij in die tijd gebruikten.
De belangrijke vraag is, niet hoe wij dergelijke uitdrukkingen verstaan, maar hoe de joden die lezen volgens de terminologie van hun tijden. Het is erg belangrijk op te merken dat toen de discipelen standvastig beweerden dat Jezus op de derde dag, dat is, op de zondag, nadat slechts twee nachten gepasseerd waren (zie Handelingen 10:40) uit de dood was opgestaan, niemand ooit dit getuigenis zou weerspreken zoals Deedat doet door te beweren dat drie nachten zouden passeren voordat de profetie vervuld geacht kan worden. De joden van die tijden kenden hun taal goed en het is alleen vanwege Deedat onwetendheid over dergelijke spreektaal dat hij aanmatigend de profetie die Jezus deed, aanvalt, eenvoudig omdat Jezus niet in de tombe was gedurende een werkelijke driedaagse en drienachtenperiode van tweeënzeventig uur. (Dit betekent dat Jona’s verblijf in de vis ook alleen een deel periode van drie dagen beslaat en hij was er evenmin niet persé drie werkelijke dagen en nachten).
Hiermee adequaat Deedats zwakke argumenten tegen het teken dat Jezus de joden aanbood te hebben weerlegd, kunnen we nu verder gaan uit te zoeken wat het teken van Jona werkelijk was.
3. Jona een teken voor de mensen van Nineve
Twee belangrijke gebeurtenissen gebeurden toen God Jona naar Nineve stuurde om het volk van die stad te waarschuwen dat God van plan was om het te vernietigen vanwege zijn verdorvenheid. De eerste hebben we al kort behandeld, namelijk het werpen van de profeet in de zee en zijn verblijf in de maag van de vis gedurende een periode van drie dagen. Het zal nu handig zijn, hoewel, om het verhaal weer te geven zoals het gevonden wordt in de koran en dat te vergelijken met het verhaal zoals het in de bijbel verschijnt om te zien in hoeverre de verhalen samenvallen. Het verhaal in de koran luidt:
En Jonas was voorzeker ook een der boodschappers. Toen hij in het geladen schip vluchtte, En hij lootte en werd ( overboord) geworpen. Een grote vis slokte hem op terwijl hij zelfverwijt had. Indien hij niet behoorde tot hen die Ons verheerlijken, Dan zou hij in diens buik zijn gebleven tot de Dag der Opstanding. Wij wierpen hem op een kaal strand terwijl hij ziek was. En Wij lieten een pompoen voor hem opgroeien. En Wij zonden hem als boodschapper tot honderdduizend of meer mensen. En zij geloofden, daarom gaven Wij hun voor een korte tijd de voorziening (van dit leven). (Soera 37:139-148)
Het verhaal is nogal ontwricht in deze passage aangezien er geen opeenvolging van gebeurtenissen is en toont daarmee aan hoe ieder incident tot het volgende leidt. Het is in het bijbelboek Jona echter, dat je het gehele verhaal juist aan elkaar verbonden vindt. Jona kwam met de andere soldaten op het schip overeen om het lot te werpen om te ontdekken wie de oorzaak van de storm was die hen allen dreigde te verdrinken. Het lot viel op hem en dus werd hij in de zee gegooid waar hij werkelijk werd ingeslikt door een grote vis. Na drie dagen hoestte de vis hem op het droge en hij ging echt naar Nineve, proclamerend dat de stad in veertig dagen ondersteboven gekeerd zou worden.
De andere grote gebeurtenis was de totale bekering van de hele stad, van de koning tot alle slaven, toen zij de onheilspellende waarschuwing hoorden. Jona werd, verbazingwekkend, boos toen hij de mensen zich zag afwenden van hun zonden want hij wist dat God genadig was en waarschijnlijk de stad zou sparen. Als een patriottische Hebreeuw hoopte hij op de vernietiging van de stad want het was de hoofdstad van Assyrië en een constante bedreiging voor het volk Israël. In de hitte van de dag beklom hij een berg in de hoop de ondergang van de stad te zien, en God liet een kalebas (een grote plant) opgroeien die hem onderdak gaf. De volgende dag, echter, wees God een worm aan om de wortels te op te eten wat de boom liet verdorren. Jona was erg boos hierover maar God zei tot hem:
‘Als jij al verdriet hebt om die wonderboom, waar jij geen enkele moeite voor hebt hoeven doen en die jij niet hebt laten groeien, een plant die in één nacht opkwam en in één nacht verging, zou ik dan geen verdriet hebben om Nineve, die grote stad, waar meer dan honderdtwintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen, en dan nog al die dieren?’ (Jona 4:10-11)
De tweede grote gebeurtenis in dit verhaal, de bekering van de hele stad Nineve, was zoveel te meer opmerkelijk wanneer je beschouwt dat de Assyriërs noch God kenden noch hem vreesden en geen duidelijke reden hadden waarom zij aandacht zouden moeten schenken aan de waarschuwing die Jona bracht. Er was geen teken dat de stad vernietigd zou worden in veertig dagen zoals Jona waarschuwde omdat het leven zijn normale gang ging zonder enige aanwijzing van het weer of de elementen dat enig gevaar naderde.
Geen donderwolken formeerden zich boven de stad zoals gebeurde in de tijd van Noach toen de zondvloed op de aarde uitbrak. Nineve was een machtige stad en was op geen manier onder enig militaire bedreiging. Alles wat de stad hoorde was de eenzame stem van een joodse profeet die proclameerde: “Nog veertig dagen en Nineve wordt ondersteboven gekeerd!” (Jona 3:4).
We zien vaak spotprenten van bebaarde oude mannen die protestborden dragen met “de wereld eindigt vannacht” en dergelijke mannen zijn altijd een bron van amusement wanneer zij op de straten met dergelijke boodschappen verschijnen. Inderdaad de inwoners van Nineve zouden Jona beschouwd kunnen hebben als één van deze religieuze fanatiekelingen en hoewel vermaakt door zijn schijnbare ernst, zouden zij wellicht wat verontwaardigd kunnen worden voor de inhoud van zijn waarschuwing.
Toen de apostel Paulus naar de stad Athene ging werd hij met een dergelijke ontvangst geconfronteerd. Als antwoord op zijn prediking zeiden sommigen: “Wat zou die betweter willen beweren?” (Handelingen 17:18). De mensen van Nineve luisterend naar de Hebreeuwse profeet Jona zouden net zo over hem gedacht kunnen hebben als de Atheners deden over de apostel Paulus, “hij schijnt een verkondiger van vreemde goden te zijn” (Handelingen 17:18). We ontdekken, echter, dat:
De inwoners van Nineve geloofden God: ze riepen een vasten uit en iedereen, van hoog tot laag, hulde zich in een boetekleed. (Jona 3:5)
Van de troon van de koning tot het gewone volk namen honderdduizenden inwoners van Nineve Jona serieus, toonden berouw in grote ernst, en probeerden wanhopig o het dreigende oordeel van hun stad te verwijderen. Jona spande zich om geen enkele manier in om hen te doordringen van de waarheid van zijn korte, eenvoudige waarschuwing – hij predikte het slechts als een voldongen feit. Hij gaf hen ook geen verzekering dat God de stad zou sparen als zij zich bekeerden. Het was, in tegenstelling, zijn wens en verwachting dat de stad vernietigd zou worden in termen van Gods waarschuwing of de inwoners van Nineve hem serieus namen of niet.
Waarom toonde de hele stad berouw en deed dat zo in de hoop dat God hen niet zou laten omkomen? (Jona 3:9). Joodse historici waren gefascineerd door dit verhaal en concludeerden dat de enige mogelijke uitleg was dat de inwoners van Nineve wisten dat Jona door een vis was opgeslikt als Gods oordeel op zijn ongehoorzaamheid, en wisten ook dat hoewel hij normaal zou sterven in dergelijke omstandigheden, God in zijn genade hem in leven liet en hem op de derde dag uit de maag van de vis verloste. Dit alleen kon de serieusheid uitleggen waarmee zij naar Jona luisterden en hun hoop op genade als zij berouw betoonden.
De joodse historici concludeerden dat de inwoners van Nineve redeneerden dat als God zijn geliefde profeten zo streng behandelt wanneer zij hem ongehoorzamen, wat konden zij verwachten wanneer de stad in de verbittering tegen hem en in de band van ongerechtigheid en zonde was?
De conclusie van de joden was correct. Jezus bevestigde dat Nineve’s bekering gebeurde als gevolg van hun volledige kennis van Jona’s godsgericht van de voorgaande dagen. Hij maakt dit erg duidelijk toen hij zei:
Zoals Jona een teken was voor de inwoners van Nineve, (Lucas 11.30)
Door dit te zeggen plaatse Jezus de zegel van authenticiteit op het verhaal van Jona’s godsoordeel en Nineve’s berouw en bevestigde dat het historisch waar was. Tegelijkertijd gaf hij ook geloofwaardigheid aan de theorie dat de mensen van Nineve gehoord hadden van Jona’s godsoordeel en opmerkelijke verlossing en als gevolg hiervan, zijn boodschap volledig serieus namen, hopend op een overeenkomstige verlossing in het afkeren van hun verdorvenheid in berouw voor God. Door te zeggen dat Jona een teken voor de mensen van Nineve was geworden, maakte hij duidelijk dat de stad wist van de recente geschiedenis van Gods omgang met de rebellerende joodse profeet. Dit legde de ernst uit waarmee de inwoners van Nineve voor God berouw toonden.
Het was echter niet Jezus’ bedoeling om slechts de joodse speculaties te bevestigen. Hij wenste te laten zien dat wat in de tijd van Jona en daarna gebeurde, van toepassing was op het volk Israël in zijn eigen generatie en dat een gelijksoortig teken op het punt stond om gegeven te worden dat overeenkomstig tot de verlossing van degenen die het ontvingen zou leiden en tot de vernietiging van allen die het niet ontvingen.
4. Geen teken dan het teken van Jona
Volgens zowel de koran als de bijbel deed Jezus vele tekenen en wonderen onder het volk van Israël (Soera 5:110, Handelingen 2:22). Ondanks dat zij niet deze werken konden ontkennen (Johannes 11:47), weigerden zij desondanks in hem te geloven en dat helemaal tot het einde van zijn dienst. Terwijl hij zijn bediening aan het voltooien was, lezen we van hun reactie op alles dat hij onder hen gedaan had:
Ondanks de wondertekenen die hij voor hun ogen gedaan had, geloofden ze niet in hem. (Johannes 12:37)
Keer op keer lezen we dat de joden tot hem kwamen om tekenen te zien (Matteüs 12:38) en bij één gebeurtenis vroegen zij uitdrukkelijk hem om werkelijk hen een teken uit de hemel zelf te tonen (Matteüs 16:1). Op andere gebeurtenissen bestookten zij hem met vragen als deze:
Met welk teken kunt u bewijzen dat u dit mag doen? (Johannes 2:18)
Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen? Johannes 6:30
Hoewel de Grieken van die tijd in eerste plaats de filosofen waren, wilden de joden iedere bewering bewezen worden door het vermogen om tekenen te doen. Zoals de apostel Paulus juist zei in één van zijn brieven:
De Joden vragen om wonderen en de Grieken zoeken wijsheid (1 Korintiërs 1.22)
De joden wisten erg goed dat Jezus, op zijn eigen manier, beweerde de Messias te zijn. Als zodanig, redeneerden zij, moest hij tekenen doen om zijn bewering te bewijzen. Hoewel hij al vele grote tekenen had gedaan, waren zij nog steeds niet tevreden. Zij zagen hem vijfduizend mensen voeden met slechts vijf gerstebroden en twee vissen (Lucas 9: 10-17) maar zij redeneerden dat Mozes overeenkomstige wonderen deed (Johannes 6: 31). Op welke manier kon hij bewijzen dat hij werkelijk de gekozen Messias was, redeneerden zij? Welk teken kon hij doen om hen te tonen dat hij groter was dan Mozes?
In die dagen waren de mensen niet gemakkelijk overtuigd door grote tekenen. Toen Mozes zijn staf in een slang veranderde, deden Farao’s magici hetzelfde. Zij evenaarden ook zijn daad van het veranderen van water in bloed en het brengen van kikkers uit de Nijl. Het was alleen toen Mozes duizenden muskieten uit het stof toonde dat de magici toegaven: “Dit is de vinger van God” (Exodus 8:19), want zij waren uiteindelijk niet in staat om dit ook te doen. Evenzo waren ook de joden alleen bereid om Jezus beweringen te overwegen wanneer hij de tekenen van profeten uit de oudheid kon overtreffen. Zij zagen hem vijfduizend mannen voeden en leprozen en blindgeborenen genezen; verlamden op doen staan, demonen uitdrijven; en uiteindelijk een man uit de dood opwekken ondanks dat de man al vier dagen dood was. Zij erkenden deze wonderen.
Dit alles stelde hen echter niet tevreden, want andere profeten hadden overeenkomstige wonderen verricht. Welk teken had Jezus voor hen dat alle andere profeten oversteeg? Zeker als hij de Messias was, kon hij grotere dingen doen dan deze? Waarom, omdat Mozes hun voorvaders brood uit de hemel gaf om te eten. Zoals voorspeld was over de Messias dat hij overeenkomstige tekenen zou doen (Deuteronomium 18: 18, 34: 10-11), kwamen zij daarom uiteindelijk naar Jezus en “kwamen hem op de proef stellen met de vraag hun een teken uit de hemel te tonen.” (Matteüs 16: 1). Jezus absorbeerde hun ernstige zucht voor tekenen en zei tot hen:
‘Dit is een verdorven generatie! Ze verlangt een teken, maar zal geen ander teken krijgen dan dat van Jona. Zoals Jona een teken was voor de inwoners van Nineve, zo zal de Mensenzoon een teken voor deze generatie zijn. (Lucas 11:29-30)
Zij wilden een teken dat voorbij alle schaduw van twijfel, zou bewijzen dat Jezus inderdaad de Messias, de Redder van de wereld was. Hier gaf Jezus hen een duidelijk antwoord en gaf voor hen slechts één teken door welke zij verzekerd konden zijn van zijn beweringen, namelijk, het teken van Jona. Hoewel we het al noemden, zal het nu nuttig zijn om er opnieuw naar te verwijzen:
Want zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven. (Matteüs 12:40)
Hier legde Jezus erg duidelijk het bewijs van zijn aanspraken uit. Jona was drie dagen en drie nachten in de maag van de vis. Niet alleen was dit een teken voor Nineve, het stelde ook het teken vooraf voor dat Jezus moest zijn voor zijn volk en niet voor hen alleen maar voor alle mensen van alle tijden. Hij zou zijn in het “binnenste van de aarde” voor een overeenkomstige periode. Wat betekende dit? Zou hij dood zijn? Waarom zou hij daar drie dagen zijn? Zeker waren de joden erg verbijsterd over deze aanspraak, maar ieder keer als zij Jezus vroegen om een teken, beloofde hij hen geen ander teken dan het teken van Jona. Tijdens één gebeurtenis met hen vertelde hij hen de duidelijke betekenis.
5. “Vernietig deze tempel in drie dagen...”
Toen Jezus zag dat de joden de tempel (de belangrijke plaats van aanbidding waar Gods glorie in het centrum van Jeruzalem was, bekend in de islam als de Baitoel-Moeqaddas) aan het veranderen waren van een gebedshuis in een handelsplaats, verjoeg hij de geldwisselaars en degenen die schapen, ossen en duiven verkochten. De joden zeiden tot hem:
Met welk teken kunt u bewijzen dat u dit mag doen? (Johannes 2:18)
Met andere woorden, met welke autoriteit betreedt u, een man, de tempel van de levende God en handelt alsof u de Heer ervan bent? Opnieuw vroegen zij om een teken en opnieuw werd hetzelfde teken door Jezus beloofd:
Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen. (Johannes 2:19)
Opnieuw gaf Jezus hen het teken van Jona. Opnieuw kwam er de periode van drie dagen maar nu wordt er iets aan toegevoegd. Hij daagde de joden uit om de tempel te vernietigen en waar hij eerder van zichzelf sprak van het zijn in de binnenste van de aarde gedurende drie dagen, spreekt hij nu van de tempel van God die voor drie dagen vernietigd zal zijn en daarna opgebouwd zal worden. Dus de joden zeiden tot hem:
Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd, en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen? (Johannes 2:20)
Nu dat was een domme vraag. Zij vroegen om een teken van bovennatuurlijke aard om de daad die Jezus verrichtte te valideren. Als hij gezegd had: “Vernietig deze tempel en in zesenveertig jaren zal ik een nieuwe bouwen”, wat voor teken zou dat zijn? Maar hij zei dat hij het slechts in drie dagen zou doen. Dat zou zeker een teken voor hen zijn om te zien en te bekijken, bewijzend dat hij inderdaad alles was dat hij beweerde te zijn.
Dit was één van de meest gewichtige uitspraken die Jezus ook maakte en als er ooit een opmerking van hem was die een onuitwisbare impressie op de geesten van de joden maakte, dan was het deze.
Toen Jezus jaren later naar het gerecht werd gebracht, noemden de twee getuigen om tegen hem te getuigen beiden deze opmerkelijke bewering. Eén zei: “Deze man zei: “Ik kan de tempel van God afbreken en in drie dagen weer opbouwen.” (Matteüs 26:61). De ander zei: “We hebben hem horen zeggen: “Ik zal die door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen die niet door mensenhanden gemaakt is.”” (Marcus 14:58). Beide mannen verdraaiden zijn uitspraak voornamelijk door een totaal misverstand en ongeschiktheid om de betekenis ervan te begrijpen. Maar dat het een bewering van groot belang was, realiseerden zij zich!
Inderdaad zelfs toen Jezus aan het kruis genageld was, bespotten enkele van de joodse priesters hem, door te zeggen: “Jij was toch de man die de tempel kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen? Als je de Zoon van God bent, red jezelf dan maar en kom van dat kruis af!” (Matteüs 27:40). Zelfs enige tijd nadat Jezus naar de hemel was opgevaren, praatten de joden nog steeds over zijn uitdaging en verbeelden dat het een christelijke overtuiging was dat Jezus nog zou komen om hun heilige plaats te vernietigen (Handelingen 6:14).
De overweldigende aandacht van de joden voor deze uitspraak: “Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen” toont aan hoe belangrijk hij was. Zelfs toen deze joden hem bespotten, waren zij zich niet bewust dat zij zelf op dat moment dat de tempel aan het afbreken waren door Jezus aan het kruis te hangen; en op de derde dag daarna zouden zij weten dat hij opgestaan was. Toen Jezus zei: “Breek deze tempel maar af” verwees hij niet naar het grote gebouw in de stad maar naar zijn eigen lichaam. In zijn Evangelie becommentarieert Johannes het antwoord van de joden over het aantal jaren dat het duurde om de tempel te bouwen: “Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam.” (Johannes 2:21).
Jezus zei dat hij het was, de Mensenzoon, die in het binnenste van de aarde drie dagen moest zijn en toen hij de joden toesprak, sprak hij vanzelfsprekend niet van de tempel in Jeruzalem die hij zojuist gereinigd had, maar van zichzelf. Maar waarom verwees hij naar zichzelf als de tempel? Het vereist alleen een beetje perspectief op zijn bediening en identiteit om het antwoord te verkrijgen. De joden wilden dat hij bewees dat hij de Messias was en om dit te doen, verwachten zij van hem, tekenen te tonen dat hij groter was dan alle andere profeten. In zijn antwoord zet Jezus uiteen dat hij geen gewone profeet was. De tempel in Jeruzalem bevat alleen de aanwezigheid van een manifestatie van de glorie van God, maar over Jezus worden we verteld:
In hem heeft heel de volheid willen wonen … Beeld van God, de onzichtbare, is hij. Want in hem is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig. (Kolossenzen 1:19,15; 2.9)
Wat Jezus zei was dit: Breek mij af, in wie de gehele volheid van God lichamelijk woont, dood mij, en door mijzelf drie dagen later uit de dood op te wekken zal ik je al het bewijs geven dat jij ooit nodig zult hebben dat ik de Heer van deze tempel ben, het huis van God.
6. De ultieme betekenis van het teken van Jona.
Nu wordt het duidelijk waarom Jezus de joden dit ene teken gaf, het teken van de profeet Jona. Zijn dood, begrafenis en opstanding uit de dood zouden zeker aan hen bewijzen dat hij de Messias was.
We zagen al dat de joden een teken uit de hemel wilden, een grotere prestatie dan die verricht door enig ander profeet in de geschiedenis om zijn aanspraken te bewijzen; en als je kijkt naar de wonderen van de eerdere profeten, zie je meer en meer de belangrijkheid van het teken van Jona. Zoals eerder genoemd, vóór de rechtszaak en arrestatie van Jezus was zijn grootste teken, Lazarus uit de dood op te wekken nadat hij vier dagen dood was geweest. Maar dit overtuigde de joden niet (Johannes 12: 911). Dergelijke dingen werden gedaan in de tijd van de profeet Eliza.
Maar welk grotere prestatie kan een mens doen dan een dode man weer tot leven te wekken? Alleen één groter teken kan gedaan worden. Als die man na te sterven in staat is om zichzelf uit de dood te wekken en opnieuw te leven, zal dit zeker een groter teken zijn en dit teken was door geen andere profeet voor Jezus verricht.
Levende profeten hadden de doden opgewekt maar het teken dat Jezus hen beloofde was dat de Messias uit de dood zou opstaan. Dit is het teken van Jona. De joden stonden bij de voet van het kruis Jezus bespottende: “Jij was toch de man die de tempel kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen?” maar zij wisten niet dat, na het verstrijken van enkele uren, Jezus zelf op de derde dag uit de dood zou opstaan in overweldigend bewijs dat hij werkelijk de Messias en de uiteindelijke tempel van God was, degene in wie de levende God van de hele schepping volledig woont. Zoals Jona uit de maag van een vis in de diepten van de zee terug was gekomen om nog op de aarde te leven, zo moest Jezus sterven, worden begraven, alleen om zichzelf tot leven te wekken op de derde dag. Bij één gebeurtenis maakte Jezus dit erg duidelijk aan de joden door te zeggen:
De Vader heeft mij lief omdat ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen. Niemand neemt mijn leven, ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die ik van mijn Vader heb gekregen. (Johannes 10:17-18)
Niet alleen maakte Jezus duidelijk dat hij zichzelf uit de dood op derde dag zou opwekken maar hij toonde ook vaak aan dat hij groter was dan alle profeten die voor hem waren geweest. Toen de joden hem vroegen: “Bent u soms meer dan onze vader Abraham, die gestorven is?” (Johannes 8:53), maakte Jezus duidelijk dat hij dat was, zeggend dat Abraham zich op deze dag verheugde (Johannes 8:56) en voegde eraan toe: “van voordat Abraham er was, ben ik er.” (Johannes 8:58). Op dezelfde manier zei een Samaritaanse vrouw tot hem: “U kunt toch niet meer dan Jakob, onze voorvader?” (Johannes 4:12) waarop Jezus antwoordde dat, waar Jacob een bron in het land van Samaria had achter gelaten waarvan mensen konden drinken, slechts om opnieuw dorst te krijgen, kon hij mensen in een bron van levend water plaatsen waarvan niemand ooit dorst zou krijgen (Johannes 4:14)
Hij toonde aan dat hij groter dan Mozes was, want Mozes had over hem geschreven (Johannes 5:46). Hij was groter dan David, want over David zei hij: “Hoe kan David hem dan, geïnspireerd door de Geest, Heer noemen?” (Matteüs 22:43). Hij verklaarde openlijk dat hij groter was dan de profeten Salomo en Jona (Lucas 11: 31, 32) en dat hij zelfs groter was dan de tempel van God (Matteüs 12: 6), want de tempel bevat alleen een manifestatie van Gods aanwezigheid maar in hem woont de gehele volheid van God lichamelijk.
Geen mens had ooit grotere wijsheid dan Salomo maar Jezus is de wijsheid van God (1 Korintiërs 1:24). Jona werd een bron van gratie voor het volk van Nineve maar Jezus is de bron van eeuwige redding aan allen die hem gehoorzamen (Hebreeën 5:9).
Hoewel er veel profeten waren, was er slechts één Messias. En waar de profeten vele tekenen deden, reserveerde de Messias het grootste teken van allen voor zichzelf. Zoals Jona’s godsoordeel in de maag van de vis op vele manieren dit teken voorafschaduwde, namelijk de opstanding van Jezus uit de dood, brengt Jezus daarom alleen dit teken naar voren als een bewijs dat hij inderdaad de Messias was.
Dit leidt ons ten einde lopend tot het beschouwen van een andere uitspraak gedaan door Deedat in een ander boekje, met als gevolg dat er geen duidelijker uitspraak van Jezus in de Evangeliën over zijn aanstaande kruisiging is dan het teken van Jona (Deedat, Was Christus gekruisigd?, p.33). Hij maakte deze opmerking als een poging, gelijk aan die we al hebben beschouwd, om te bewijzen dat Jezus levend van het kruis kwam, herstelde in zijn tombe, en op de één of andere manier zijn gezondheid hervond.
Nu als Jezus levend van het kruis was genomen en alleen overleefde omdat hij zo dichtbij de dood was dat de Romeinse soldaten dachten dat hij dood was, en via clandestiene ontmoetingen met zijn discipelen en verscheidene vermommingen erin slaagde om geleidelijk te herstellen, mogen we oprecht vragen, wat voor soort teken dit is? Als we Deedat standpunten serieus nemen, moeten we concluderen dat Jezus de dood geheel toevallig ontsnapte en herstelde volgens een natuurlijk proces. Dit zou helemaal geen mirakel zijn, laat staan een teken groter dan alle tekenen gedaan door de profeten voor hem. Deedats analyse van het teken van Jona laat ons dus helemaal zonder teken achter!
Aan de andere kant, als we de vertellingen van de kruisiging in de bijbel als waar aannemen en aanvaarden dat Jezus stierf aan het kruis, alleen om zelf uit de dood op de derde dag op te staan, dan hebben we inderdaad een zeker teken en manifest bewijs dat al zijn beweringen waar zijn. Andere levende profeten hebben dode mensen tot leven opgewekt maar Jezus alleen wekte zichzelf op uit de dood, en dat tot eeuwig leven, want hij voer op naar de hemel en is daar al twintig eeuwen. Het is hierin alleen dat we de ware betekenis van het teken van Jona vinden en in staat zijn om te begrijpen waarom Jezus het uitkoos als het enige teken dat hij bereid was om de joden te geven.
We zien, daarom, dat Deedats laatste argument ter ondersteuning van de theorie dat Jezus het kruis overleefde eigenlijk het sterkste bewijs is dat je ertegen kunt vinden. Hoewel zijn boekjes dus gemakkelijk te weerleggen zijn, kan de zaak hier niet alleen gelaten worden want het teken dat Jezus gaf, heeft implicaties voor alle mensen van alle tijden. Zoals Jona’s verblijf in de maag van een vis in de diepten van de zee gedurende drie dagen zijn woord aan Nineve autenticeerde, zo plaatste de dood, begrafenis en opstanding van Jezus Christus het stempel van authenticiteit op zijn missie van redding voor alle mensen van alle tijden. Als je het belang van dit teken mist, geeft Jezus je geen ander. Geen verder bewijs dat hij de Redder van alle mensen moet worden gegeven aan degenen die weigeren in hem te geloven als hun Heer en Redder
Niettemin hebben we een prachtige verzekering voor degenen die de betekenis van dit teken waarnemen en die bereid zijn om in Jezus te geloven en hem alle dagen als Redder en Heer te volgen: precies zoals geen ziel die in Nineve berouw betoonde omkwam, zo zal niemand als je je hele leven aan Jezus opdraagt, die voor jou stierf en uit de dood op de derde dag opstond, en dat je ook met hem voor altijd mag leven in het koninkrijk van de hemel dat onthuld zal worden wanneer hij terugkeert naar de aarde.
In 1978 publiceerde Deedat een ander boekje genaamd ‘Opstanding of Opwekking?’ dat, net als zijn boekje over het teken van Jona, probeert te bewijzen dat Jezus levend van het kruis kwam – een theorie die geen grond heeft noch in de bijbel noch in de koran, die door christenen en moslims afgewezen wordt, en alleen door de Ahmadiyya-stroming geloofd wordt, die als een niet-moslimstroming in Pakistan gehekeld wordt.
Vroeg in dit boekje, net als in de andere die hij schreef, promoot Deedat argumenten die op niets anders gebaseerd zijn dan zijn eigen onwetendheid van de bijbel en in zekere mate de Engelse taal. Hij spreekt van een gesprek dat hij eens had met een “dominee” en zegt onbeschaamd over Lucas 3:23:
Ik legde uit dat in de “oudste” manuscripten van Lucas, de woorden ‘(zoals algemeen werd aangenomen)’ er niet zijn.(Deedat, Opstanding of opwekking?, p.7).
Erg opvallend geeft hij geen autoriteit voor deze uitspraak en wij zijn erom verbijsterd want het is absoluut onwaar. Deze man lijkt te denken dat hij kan zeggen wat hij wil over de bijbel, hoe feitelijk absurd zijn uitspraken ook zijn. Ieder manuscript van het Evangelie van Lucas, inclusief alle oude manuscripten, begint de stamboom van Jezus met de woorden: “Hij was, zoals algemeen werd aangenomen, de zoon van Jozef” (betekenend dat hij niet zijn werkelijke zoon was en alleen uit zijn moeder Maria geboren was). Er is helemaal geen bewijs voor Deedats dwaze bewering. Tot zover zijn zelfbeweerde kennis van de bijbel! We zijn er zeker van dat verstandige moslims nu hebben gezien dat deze man geen ware geleerde is van de christelijke Geschriften.
Hij lijkt te geloven dat de geciteerde woorden in de oudste teksten missen omdat zij in sommige Engelse vertalingen tussen haakjes verschijnen. Maar een geleerde zal weten dat het gebruik van de haakjes een gewoonte de Engelse taal is waarmee goedgekeurde commentaren en persoonlijke aantekeningen worden gekarakteriseerd. In de Griekse tekst zijn er niet zulke haakjes maar omdat de woorden in Lucas 3:23 duidelijk een commentaar zijn, plaatsen sommige vertalingen hen tussen haakjes. ... (Hetzelfde gaat op voor aanhalingstekens om een citaat te aan te geven. Aanhalingstekens werden noch gebruikt in klassiek Grieks noch in klassiek Arabisch). Voorbeelden zijn Handelingen 1:18-19, Romeinen 3:5, Galaten 1:20 en 2 Petrus 2:8. Deedats argument is geheel gebaseerd op valse veronderstellingen en foute aannames.
Zijn pogingen om te bewijzen dat Lucas 24: 36-43 aantoont dat Jezus levend van het kruis moest zijn gekomen zijn eveneens ongefundeerd. Hij baseert zijn hele argument op een gehele misveronderstelling van bijbelonderricht over de opstanding. Het is alom aanvaard dat ieder mens een lichaam en een ziel heeft. Bij de dood sterft het lichaam en de ziel verlaat het lichaam. De bijbel leert duidelijk dat het lichaam en de ziel bij de opstanding verenigd zullen worden en dat de lichamen van de ware gelovigen veranderd en opgewekt zullen worden in geestelijke lichamen (1 Corinthiërs 15:51-53). Dit betekent dat de ziel bekleedt zal zijn met een lichaam dat het ware karakter van de ziel zal openbaren en eeuwig zal zijn. Deedat begrijpt dit, echter, geheel verkeerd en neemt ten onrechte “geestelijk” als dat het lichaam zelf niet uit dood opgewekt en getransformeerd zal worden, maar dat de geest alleen zal worden “opgewekt”.
Toen Jezus aan zijn discipelen verscheen na uit de tombe gekomen te zijn, werden zij “verbijsterd en door angst overmand, en meenden een geestverschijning te zien.” (Lucas 24:37). Deedat beargumenteert dat dit betekent dat zij geloofden dat Jezus dood was en dus dachten dat het een geest moest zijn, maar de bijbel maakt duidelijk waarom zij zo verbijsterd waren. De deuren waren op slot vanwege de vrees van de discipelen voor de joden, doch plotseling stond Jezus te midden van hen (Johannes 20:19). Door opgewekt te zijn uit de dood in een geestelijk lichaam, kon hij verschijnen en verdwijnen naar believen en was niet langer aan fysieke begrenzingen gebonden (vergelijk ook Lucas 24: 31, Johannes 20: 26).
Niettemin, omdat Jezus de discipelen riep hem aan te raken en omdat hij een stukje vis voor hen at (Lucas 24: 39-43), suggereert Deedat dat dit aantoont dat Jezus niet uit de dood opgestaan was. Hij baseert zijn argument op de aanname dat een geestelijk lichaam op geen enkele wijze stoffelijk kan zijn maar alleen een geest moet zijn. Hij argumenteert dat Jezus probeerde zijn discipelen te laten zien dat hij daarom niet uit de dood was opgestaan en zegt:
Hij vertelt hen in de duidelijkste taal menselijk mogelijk dat hij niet is wat zij denken. Zij dachten dat hij een geest was, een opgestaan lichaam, iemand teruggekomen uit de dood. Hij geeft nadrukkelijk aan dat hij dat niet is! (Deedat, Opstanding of Herleving?, p.11).
Dus, volgens Deedat, verklaarde Jezus in de “helderste taal menselijk mogelijk” dat hij niet uit de dood is opgestaan. Doch, in het volgende wat Jezus tot zijn discipels zei, vinden we hem nogal duidelijk zeggen dat dit in feite precies was, wat er was gebeurd – dat hij inderdaad uit de dood was opgestaan. Hij zei tot hen:
Er staat geschreven dat de Messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. (Lucas 24:46-47)
In de “helderste taal menselijk mogelijk” zien we daarom dat Jezus onmiddellijk na het eten, zijn discipels vertelde dat hij zojuist de profetieën van de eerdere profeten vervuld had, dat hij op de derde dag uit de dood zou opstaan. Dus opnieuw zien we Deedats argument in duigen vallen en dat geheel en al omdat hij geen echte geleerde van de bijbel is en de bijbelse theologie niet vat.
De bijbel leert duidelijk dat het het lichaam zelf is – een stoffelijke substantie – dat zal oprijzen bij de opstanding (zie Jezus’ eigen onderricht in Johannes 5: 28-29), doch dat het zal worden getransformeerd. Vandaag kunnen twee mannen op hetzelfde veld ploegen. Als zij identieke tweelingen zijn zal het bijna onmogelijk zijn hen te onderscheiden. Niettemin kan de ene rechtvaardig zijn en de ander niet (Matteüs 24: 40). Het verschil zal niet uiterlijk zichtbaar zijn maar het zal zijn in de opstanding. Een geestelijk lichaam betekent dat de voorwaarde van het lichaam bepaald zal worden door de status van de geest. Als de mens rechtvaardig is, zal zijn lichaam schijnen als de zon (Matteüs 13: 43); als hij slecht is, zal hij niet in staat zijn om zijn slechtheid te verbergen zoals hij dat nu kan doen, maar het zal in al zijn ellende in de toestand van zijn lichaam blootgelegd worden. Dit is wat we bedoelen wanneer we zeggen dat mensen “geestelijke lichamen” hebben in de opstanding. Merk duidelijk op dat de opstanding dus leidt tot een geestelijk lichaam en niet slechts tot een opgestane geest. De bijbel zegt dit als volgt:
Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt, wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt. Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt. Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam.(1 Korintiërs 15:42-44)
Het is het lichaam zelf dat begraven wordt in een vergankelijke staat en het is hetzelfde lichaam dat in onvergankelijkheid wordt opgewekt. Deze passage toont duidelijk aan dat het hetzelfde fysieke lichaam is, begraven als een zaad – gezaaid is in de grond, dat opgewekt zal worden als een geestelijk lichaam. Dit is duidelijk een bijbellering die Deedat zo eenvoudig verkeerd voorstelt.
In 2 Korintiërs 5:1-4 maakt de bijbel opnieuw helder dat het niet de wens van ware gelovigen is om blootgestelde geesten zonder lichamen te worden. In plaats daarvan verlangen zij om hun sterfelijke lichamen te vervangen door geestelijke lichamen die onsterfelijk zijn.
Opnieuw zien we dat Deedats inspanningen om christendom in het diskrediet te brengen puur komen uit vooronderstellingen gebaseerd op zijn eigen inadequate kennis van de bijbel, en hij lijkt één van degenen te zijn die zich schuldig maakt aan “lasteren datgene, waarvan zij geen verstand hebben,” (2 Petrus 2:12). Jezus’ eigen uitspraak dat hij verschenen was in vervulling van de profetieën, dat de Messias op de derde dag uit de dood zou opstaan, laat erg duidelijk zien dat er geen enkele grond is voor Deedats pogingen om te bewijzen dat Jezus levend van het kruis moest komen.
Jezus Christus stond op de derde dag uit de dood op en steeg niet lang daarna naar de hemel op in zijn eigen lichaam. Hij ging heen om een plaats voor degenen voor te bereiden die hem liefhebben en die hem al hun dagen zullen volgen als Heer en Redder van hun leven. Wanneer hij terugkeert, zal hij hen ook uit de dood doen opstaan en hen met onsterfelijke lichamen bekleden, en hen toegang tot zijn eeuwig koninkrijk geven waarmee hij wacht om op de laatste dag te openbaren. Ware christen kunnen met vertrouwen zeggen:
Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel, en van daar verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. Met de kracht waarmee hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal hij ons armzalig lichaam gelijk maken aan zijn verheerlijkt lichaam. (Filippenzen 3:20-21)
In 1977 publiceerde Deedat ook een klein boekje dat de titel van een boek geschreven door Frank Morison, plagiariseerde getiteld ‘Wie bewoog de steen?’ Veel van dit boekje probeert opnieuw de theorie te bewijzen dat Jezus levend van het kruis kwam, en zoals we zagen dat deze theorie geen grond heeft, lijkt het niet noodzakelijk om uitvoerig in te gaan op de punten die Deedat te berde brengt om het te promoten. We moeten alleen - wederom - aantonen dat hij gebruik maakt van duidelijke absurditeiten om te proberen zijn theorie te laten beklijven.
Bijvoorbeeld, hij probeert te bewijzen dat Maria Magdalena naar een levende Jezus zocht toen zij kwam om zijn lichaam te zalven. Hoewel het zalven van een lichaam onderdeel was van de normale begrafenisgewoonte van de joden, kan hij dit niet aanvaarden aangezien het zijn argument weerlegt, dus suggereert hij dat het lichaam van Jezus al van binnen aan het rotten was als hij aan het kruis gestorven was, door te zeggen: “als we een rottend lichaam masseren, zal het in stukken vallen” (Deedat, Wie verplaatste de Steen?, p. 3), ondanks dat Maria slechts 39 uur nadat Jezus gestorven was naar de tombe kwam. Het is absolute wetenschappelijke onzin om te zeggen dat een lichaam binnen 48 uur na het overlijden in stukken zal vallen! Als er enig waarde in dit argument was, zou Deedat het niet nodig vinden om zijn toevlucht te zoeken tot een dergelijke belachelijke uitspraak.
Hij moest overeenkomstig over duidelijke waarschijnlijkheden heen kijken toen hij zei dat, toen Maria Magdalena van plan was het lichaam van Jezus weg te nemen (Johannes 20:15), zij alleen kon denken, hem te helpen weg te lopen en niet van plan kon zijn om een lichaam weg te dragen. Hij beweert dat zij een “ broze jodin” was die “geen lichaam van tenminste 160 pond, gewikkeld met nog een ‘honderd liter van mirre en aloë’ (Johannes 19:39) in totaal een nette bundel van 260 pond” (Deedat, Wie verplaatste de steen?, p.8) weg kon dragen.
Er is een veel waarschijnlijker uitleg voor Maria’s uitspraak dat zij het lichaam van Jezus weg zou dragen. Er wordt niet gezegd dat zij van plan was het helemaal zelf weg te dragen. Toen zij eerst het lichaam verwijderd van de tombe vond haastte zij zich naar Jezus’ discipelen Petrus en Johannes en vertelde hen:
Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald en we weten niet waar ze hem nu neergelegd hebben. Johannes 20:2
De andere Evangeliën maken duidelijk dat Maria niet alleen was toen zij voor de eerste keer naar de tombe ging die zondagochtend en dat te midden van de vrouwen die haar vergezelden, Joanna en Maria de moeder van Jacobus waren (Lucas 24:10. Dit is waarom zij zei: “WIJ weten niet waar zij hem gelegd hebben.” Aangezien het slechts was nadat Petrus en Johannes naar de tombe gegaan waren dat zij Jezus voor de eerste keer zag, is er geen reden om aan te nemen dat zij niet van plan was om de hulp van deze twee discipelen of van de andere vrouwen in te roepen om haar te helpen het lichaam weg te dragen.
In iedere gebeurtenis is er concreet bewijs in de bijbel dat Maria Magdalena geloofde dat Jezus uit de dood was opgestaan en dit brengt ons naar het hele thema van Deedats boekje, namelijk “Wie bewoog de steen?”. Zijn conclusie is dat het verwijderd was door Jozef van Arimatea en Nicodemus, twee van Jezus’ discipelen die behoorden tot de partij van de Farizeeën. Hij zegt in zijn boekje:
Het was Jozef van Arimatea en Nicodemus, de twee getrouwen die niet de Meester in de steek lieten toen hij grote nood was. Deze twee hadden Jezus een joods begrafenis (?) bad gegeven, en wonden de lakens met de ‘aloë en mirre’, en verplaatsten tijdelijk de steen op zijn plaats, als het überhaupt gebeurde; zij waren dezelfde twee werkelijke vrienden die de steen verwijderden, en hun ontstelde Meester spoedig in het donker namen, diezelfde Vrijdagnacht naar een meer geschikte plaats in de onmiddellijke omgeving voor verzorging. (Deedat, Wie verplaatste de steen?, p.12).
Hij begint zijn boekje met een uiting van hoop dat hij in staat zou zijn om “een bevredigend antwoord op dit probleem” (p. 1) te geven en de omslag van zijn boekje bevat een commentaar van Dr. G.M. Karim die het verplaatsen van de steen beschrijft als een “probleem die de geesten van alle denkende christenen bezig houdt”. De indruk wordt dus gewekt dat de bijbel over dit onderwerp zwijgt en dat christenen ingesloten zijn door een probleem en moeten speculeren over wie de steen verplaatste. Dit is pure nonsens want de bijbel zegt duidelijk (om Deedats woorden te gebruiken, “in de “helderste taal menselijk mogelijk”):
Een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. (Matteüs 28:2)
Kan er werkelijke een “probleem” zijn over deze zaak? Is het te moeilijk te geloven dat een engel uit de hemel de steen kon wegrollen? Volgens de bijbel waren het slechts twee engelen om de steden Sodom en Gomorra te vernietigen (Genesis 19:13) en het was slechts één engel om Sennacheribs’s hele leger van 185.000 soldaten uit te wissen (2 Koningen 19:35). Op een andere gebeurtenis strekte een enkele engel zijn hand uit om de hele stad Jeruzalem te vernietigen voordat de Heer hem riep om zijn hand te laten zakken (2 Samuël 24:16). Dus moet het niemand verbazen te lezen dat het één engel was die de steen verplaatste.
De koran zegt duidelijk dat alle gelovige moslims niet alleen moeten geloven in Allah maar ook in de mala’ ikah, de engelen (soera 2:285), en één van de zes hoofdleringen van een moslim zijn imaan is geloof in engelen. Niet alleen dit, maar de koran is in overeenstemming dat de engelen die naar Abraham en Lot kwamen, hen vertelden dat zij moesten komen om de stad waar Lot woonde, genaamd als Sodom in de bijbel, te vernietigen (soera 29:31-34)
De koran legt daarom moslims op, niet alleen in engelen te geloven maar ook in hun machtige kracht over de zaken van mensen en de substantie van de aarde. Geen moslim kan daarom oprecht bezwaar maakt tegen de uitspraak in de bijbel dat het een engel was die de steen bewoog. Waarom ziet Deedat deze heldere uitspraak in de bijbel over het hoofd en suggereert foutief dat de identiteit van de persoon die de steen bewoog een “probleem” is? Waarom wordt er in zijn boekje geen vers genoemd dat duidelijk uitspreekt dat het een engel was die de steen bewoog? De reden is, dat zijn theorie dat Jezus levend van het kruis werd genomen en dat Maria naar een levende Jezus zocht, ronduit wordt tegengesproken door wat dezelfde engel onmiddellijk tot Maria zei:
Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, hij is immers opgestaan, zoals hij gezegd heeft. Kijk maar, dat is de plaats waar hij gelegen heeft. En ga nu snel naar zijn leerlingen en zeg hun: “Hij is opgestaan uit de dood, en dit moeten jullie weten: hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zul je hem zien.” Dat is wat ik jullie te zeggen had. (Matteüs 28:5-7)
De engel vertelde Maria en de andere vrouw ronduit om de discipelen te vertellen dat Jezus, die gekruisigd was, nu ook opgestaan was uit de dood. Zij vluchtten onmiddellijk van de tombe met “angst en schrik” (Marcus 16:8). Als zij gedacht hadden dat Jezus het kruis overleefd had zouden zij alles behalve verrast zijn, hem weg van de tombe te vinden. Maar zij kwamen om een dood lichaam te vinden en waren absoluut verbaasd om een engel aan te treffen die hen in de “helderste taal menselijk mogelijk” vertelde dat Jezus uit de dood was opgestaan.
Dus we zien dat Deedat niet alleen absurditeiten moet promoten om zijn argumenten te onderbouwen maar ook duidelijke uitspraken in de bijbel moet onderdrukken die hen volledig weerleggen. We verzoeken alle moslims dringend om de bijbel zelf te lezen en zijn prachtige waarheden te ontdekken in plaats van om Deedats boekjes te lezen die zo overduidelijk het bijbelonderricht verdraaien en alternatieven promoten die vol zijn van absurditeiten zoals dit artikel constant aantoont.