Moeslim Boek 17
Aboe Hoeraira deed verslag dat een persoon van onder de moslims naar Allah’s Boodschapper kwam terwijl hij in de moskee was. Hij riep hem door te zeggen: Allah’s Boodschapper. Ik heb overspel gepleegd. Hij (de Heilige Profeet) keerde zich af totdat hij dat vier keer gedaan had, en toen hij vier keer tegen zich zelf had getuigd, riep Allah’s Boodschapper hem en zei: Bent u gek? Hij zei: Nee. Hij zei (opnieuw): Bent u gehuwd? Hij zei: Ja. Daarop zei Allah’s Boodschapper: Neem hem en stenig hem. Ibn Shihaab (één van de vertellers) zei: Degene die had Djabir b. ‘Abdoellah had horen zeggen informeerde mij dus: Ik was één van degenen die hem stenigden. We stenigden hem bij de gebedsplaats (of dat van ‘Ied of een begrafenis). Toen de stenen hem bezeerden, rende hij weg. Wij vingen hem in de Harra en stenigden hem (ter dood). Deze hadieth wordt verteld via een andere keten van overbrengers.
‘Abdoellah b. Boeraida deed verslag op gezag van zijn vader dat Ma’iz b. Malik al-Aslami kwam naar Allah’s Boodschapper en zei: Allah’s Boodschapper, ik heb een fout begaan; ik heb overspel gepleegd en ik verlang oprecht dat u mij reinigt. Hij keerde hem weg. Op de volgende dag, hij (Ma’iz) kwam opnieuw tot hem en zei: Allah’s Boodschapper, ik heb overspel gepleegd. Allah’s Boodschapper keerde hem om voor de tweede keer, en zond hem naar zijn volk zeggend: Weet u of er iets verkeerd is in zijn hoofd. Zij ontkenden dit en zeiden: We kennen hem niet maar dan als een wijze goede man te midden van ons, zover kunnen we oordelen. Hij (Ma’iz) kwam voor de derde keer, en hij (de Heilige Profeet) zond hem zoals hij eerder gedaan had. Hij vroeg over hem zij informeerden hem dat er niets verkeerds was met hem of zijn hoofd. Toen het de vierde keer was, werd een greppel voor hem en hij (de Heilige Profeet) sprak oordeel over hem uit en hij werd gestenigd. Hij (de verteller) zei: Tot hem (de Heilige Profeet) kwam een vrouw van Ghamid en zei: Allah’s Boodschapper, ik heb overspel gepleegd, dus reinig mij. Hij (de Heilige Profeet) stuurde haar weg. Op de volgende dag zei zij: Allah’s Boodschapper, waarom stuurt u mij weg? Misschien, stuurt u mij weg zoals u Ma’iz hebt weggestuurd. Bij Allah, ik ben zwanger geworden. Hij zei: Goed, als je erop staat, ga dan weg totdat je (het kind) hebt gebaard. Toen zij gebaard had kwam zij met het kind (gewikkeld) in een doek en zei: Hier is het kind dat ik gebaard heb. Hij zei: Ga weg en zoog hem totdat u hem gespeend heb. Toen zij hem gespeend had, kwam zij tot hem (de Heilige Profeet) me het kind die een stuk brood in zijn hand hield. Zij zei: Allah’s Apostel, hier is hij aangezien ik hem gespeend heb en hij eten eet. Hij (de Heilige Profeet) vertrouwde het kind toe aan één van de moslims en sprak toen de straf uit. En zij werd geplaatst in een greppel tot haar borst en hij gebood de mensen en zij stenigden haar. Chalid b. Walid stapte naar voren met een steen die hij naar haar hoofd gooide en daar spatte bloed op het gezicht van Chalid en dus vervloekte hij haar. Allah’s Apostel hoorde zijn (Chalids) vloek die hij op haar uitgesproken had. Daarop zei hij (de Heilige Profeet): Chalid, weest beleefd in Wiens handen mijn leven is, zij heeft een dergelijk berouw getoond dat zelfs een corrupt belastinginner berouw zou tonen, hij vergeven zou worden. Daarna gevend opdrachten wat betreft haar, bad hij over haar en zij werd begraven.
Anas b. Malik deed verslag dat een persoon die wijn gedronken had naar Allah’s Apostel werd gebracht. Hij [Mohammed] gaf hem veertig stroken met twee zweepslagen. Aboe Bakr deed dat ook, maar toen Oemar de verantwoordelijkheden van het kalifaat op zich nam, raadpleegde hij mensen en Abd al-Rahman zei: De mildste straf (voor drinken) is tachtig (stroken) en ‘Oemar schreef hun deze straf voor.