Saba'/ Seba
Dit is de aanduiding in de koran voor de bijbelse koningin van seba, die koning Salomo bezocht.
In de bijbel:
1 Koningen 10
In de koran:
27:20-44; 34:15-21
Gedeelte van dit verhaal van koningin Seba’s bezoek aan Salomo is te traceren tot de Tweede Targum op Ester:
“Nogmaals, toen het hart van koning Salomo vrolijk was van de wijn, beval hij om tot hem te brengen de dieren van het veld en het gevogelte van de lucht en de kruipende dingen van de aarde en de djinns en de geesten en de nachtgnomen om voor hem te dansen, om zijn grootheid aan alle koningen te tonen die voor hem neergebogen waren. En de schrijvers van de koning riepen hen bij naam, en zij allen samen tot hem, behalve de gevangenen en slaven en behalve de man die over hen ging. Op dat uur vermaakte de woestijnhaan zichzelf onder de vogels en werd niet gevonden. En de koning beval dat zij hem onder dwang moesten brengen, en hij wenste hem te vernietigen. De woestijnhaan keerde terug tot de aanwezigheid van koning Salomo en zei tegen hem: “Luister mijn Heer, koning van de aarde, richt uw oor van en hoort mijn woorden. Is het niet drie maanden geleden dat ik mijn hart raadpleegde en de overtuigende beslissing nam dat ik niet zou eten, en geen water zou drinken, voordat ik de gehele wereld had gezien en daarover gevlogen zou hebben? En ik zei, welk gebied of koninkrijk is er dat niet gehoorzaam aan mijn Heer de koning? Ik aanschouwde en zag een versterkte stad, met de naam van Qitor, in een oosters land. Het stof is vol van goud, en het zilver is als afval in de straten, en de bomen zijn daar geplant vanaf het begin; en van de Hof van Eden drinken zij water. Er daar zijn grote massa's met decoraties op hun hoofden. Er zijn daar planten van de Hof van Eden, omdat het er dichtbij is. Zij weten hoe je met de boog moet schieten, maar zij kunnen niet door de boog gedood worden. Eén vrouw regeert over hen, en haar naam is de koningin van Sheba. Nu als het u behaagt, mijn heer de koning, zal deze persoon mijn lendenen omgorden en ik zal opstaan en naar de vesting van Qitor gaan, naar de stad van Sheba; ik zal “hun koningen kettingen omdoen en hun edelen in ijzer vastleggen,” en zal hen tot mijn heer de Koning brengen”. En wat hij zei stelde de koning tevreden, en de schrijvers van de koning werden geroepen, en zij schreven een brief en maakten die brief vast aan de vleugel van de woestijnhaan. En hij stond op en vloog hoog in de hemel en deed zijn kroon op en voelde zich machtig, en vloog tussen de vogels. En zij vlogen hem achterna. En zij gingen naar de vesting van Qitor, naar de stad van Sheba. En het geschiedde dat de koningin van Sheba in de ochtend naar de zee ging om te bidden. En de vogels verduisterden de zon; en zij legde haar hand op haar gewaad en scheurde het, en zij werd verrast en verontrust. En toen zij verontrust was, streek de haan van de woestijn bij haar neer en zij zag, en zie! een brief was bevestigd aan zijn vleugel. Zij opende en las het. En dit was wat daarin geschreven was: — “Van mij, koning Salomo. Vrede zij met u, vrede zij met uw edelen! Voor zover gij de Heilige kent, hij zij gezegend! Hij heeft mij tot koning gemaakt over de dieren van het veld, en over het gevogelte van de lucht, en over djinss en over geesten en over de nachtgnomen, en alle koningen van het Oosten en het Westen en het Zuiden en het Noorden bezoeken mij en vragen naar mijn gezondheid (vrede): nu, als gij gewillig zijt en komt om naar mijn gezondheid te vragen; wel dan, ik zal u groter maken dan alle koningen die voor mij neerbuigen. En als gij niet bereid bent en niet naar mijn gezondheid vraagt, zal ik tegen u koningen en legioenen en soldaten ter paard zenden. En als gij zegt: ”Welke koningen en legioenen en soldaten ter paard heeft koning Salomo? ’ — de dieren van het veld zijn koningen en legioenen en soldaten ter paard. En als gij zegt, “Welke soldaten ter paard?” — het gevogelte van de hemel zijn soldaten ter paard, mijn legers geesten en djinns, en de nachtgnomen zijn de legioenen die u in uw bedden in uw huizen zullen wurgen: de dieren van het veld zullen u op het veld doden; de vogels van de lucht zullen uw vlees van u eten.” En toen de koningin van Sheba de woorden van de brief hoorde, legde zij een tweede keer haar hand op haar gewaad en scheurde het. Zij stuurde en riep de oudsten en edelen, en zei tegen hen: “Weet gij niet wat koning Salomo mij verzonden heeft?” Zij antwoorden en zeiden: “Wij kennen geen koning Salomo noch houden wij rekening met zijn koninkrijk.” Maar zij was niet tevreden, noch luisterde zij naar hun woorden, maar zij liet alle schepen roepen en laadde hen met geschenken en juwelen en kostbare stenen. En zij stuurde naar hem zesduizend jongens en meisjes, en allemaal geboren waren in één en hetzelfde jaar, en zij waren allen geboren in dezelfde maand, en allen waren geboren op dezelfde dag, en allemaal waren geboren op hetzelfde uur, en zij waren allen van dezelfde gestalte, en allen hadden hetzelfde figuur, en allen waren gekleed in purperen kledingstukken en zij schreef een brief en gaf hen deze voor koning Salomo. “Van de vesting van Qitor naar het land van Israël is een reis van zeven jaar. Nu door uw gebeden en door uw verzoeken die ik van u afsmeek, ik zal aan het einde van drie jaren tot u komen.” En het geschiedde aan het eind van drie jaren dat de koningin van Sheba tot koning Salomo kwam. En toen de koning Salomo hoorde dat de koningin van Sheba was gekomen, zond hij haar Benaiah de zoon van Jehoiada, die gelijk was aan de toenemende dageraad, en leek op de Ster van het Licht (Venus) die schittert en uitblinkt onder de sterren, en was gelijk aan de lelie bij de waterstromen. En toen de koningin van Sheba Benaiah zag, de zoon van Jehoiada, steeg zij af van haar wagen. Benaiah, de zoon van Jehoiada, antwoordde en zei tegen haar, “waarom zijt gij afgestegen van uw wagen?” Zij antwoordde en zei: “Zijt gij niet koning Salomo?” Hij antwoordde en zei: “Ik ben niet koning Salomo, maar één van zijn dienaren die vóór hem staat.” En meteen wendde zij haar gezicht af en gaf de edelen een allegorie “Als de leeuw niet aan u verschenen is, dan heeft u zijn nakomeling gezien, en als u niet koning Salomo heeft gezien dan heeft u de schoonheid van een man gezien die vóór hem staat.” En Benaiah, de zoon van Jehoiada, bracht haar voor de koning. En toen de koning hoorde dat zij tot hem gekomen was, stond hij op en ging en zat in een kristallen huis. En toen de koningin van Sheba zag dat de koning in een kristallen huis zat, overwoog zij in haar hart en zei dat de koning in water zat, en zij tilde haar gewaad op opdat zij door het water kon oversteken, en hij zag dat zij haar op haar benen had. De koning beantwoordde en zei tegen haar: “Uw schoonheid is de schoonheid van vrouwen, en uw haar is het haar van een man; en haar siert een man, maar voor een vrouw is het beschamend.” De koningin van Sheba antwoordde en zei tegen hem: “Mijn heer de koning, zal ik u drie raadsels geven, en indien gij ze oplost, weet ik dat gij een wijs mens zijt, en indien niet, dan zijt gij als de rest van de mannen” (Salomo loste alle drie raadsels op.) En zij zei: “Gezegend is de Heer uw God die zich verheugd dat gij op de troon van het koninkrijk van rechtspraak en rechtvaardigheid zit.” En zij gaf de koning het goede goud en zilver. ... En de koning gaf haar alles wat zij wenste”.