De bijbel, Gods ware Woord, als ook de koran stelt het vormgeven van afbeeldingen toe, op voorwaarde dat deze voorwerpen niet aanbeden of vereerd worden.
10 Laat van acaciahout een ark maken, een kist van tweeëneenhalve el lang, anderhalve el breed en anderhalve el hoog. 11 Overtrek die met zuiver goud, zowel vanbinnen als vanbuiten; aan de bovenkant moet je rondom een gouden sierlijst aanbrengen. 12 Giet vier gouden ringen en bevestig ze aan de vier poten: twee ringen aan elke kant van de ark. 13 Maak draagbomen van acaciahout, verguld ze 14 en steek ze door de ringen aan weerszijden; zo kan de ark gedragen worden. 15 De draagbomen moeten in de ringen blijven, ze mogen er niet uit gehaald worden. 16 In de ark moet je de verbondstekst leggen die ik je zal geven. 17 Je moet ook een verzoeningsplaat maken van zuiver goud, tweeëneenhalve el lang en anderhalve el breed. 18-19 Maak aan de beide uiteinden daarvan een cherub, eveneens van goud, één aan het ene uiteinde en één aan het andere uiteinde. Het moet drijfwerk zijn, de twee cherubs moeten één geheel met de plaat vormen. 20 Ze moeten tegenover elkaar staan, met het gezicht naar de verzoeningsplaat gekeerd, en hun vleugels moeten gespreid zijn zodat ze zich daar beschermend over uitstrekken. 21 Leg de verzoeningsplaat op de ark; leg de verbondstekst die ik je zal geven in de ark. 22 Daar zal ik je ontmoeten, en vanaf die plaats, boven de verzoeningsplaat , tussen de twee cherubs op de ark met de verbondstekst, zal ik met je spreken en je alles zeggen wat ik van de Israëlieten verlang. (Exodus 25:10-22)
23 Verder maakte Chiram de Zee, een bekken van gegoten brons van vijf el hoog, met een middellijn van tien el en een omtrek van dertig el. 24 Onder de rand liep een festoen van tien el lang, dat bestond uit twee rijen kolokwinten die met het bekken waren meegegoten. 25 Het bekken rustte op twaalf runderen: drie met hun kop naar het noorden, drie met hun kop naar het westen, drie met hun kop naar het zuiden en drie met hun kop naar het oosten; hun achterlijven waren naar het midden gekeerd. Daarop rustte het bekken. 26 De wand was wel een handbreedte dik. De rand was gevormd als bij een beker, als een lotuskelk. Het bekken had een inhoud van tweeduizend bat. 27 Chiram maakte ook tien bronzen onderstellen voor verrijdbare spoelbekkens, elk vier el lang, vier el breed en drie el hoog. 28 Deze onderstellen bestonden uit panelen die in een lijstwerk waren gevat. 29 De panelen en het lijstwerk waren versierd met leeuwen, runderen en cherubs. Boven en onder deze reliëfs waren festoenen van drijfwerk. ... 36 Op de handgrepen en de panelen van het onderstel graveerde Chiram cherubs, leeuwen en palmetten met festoenen ertussen. ... 42 de vierhonderd granaatappels die in twee rijen aan het vlechtwerk om de bolvormige kapitelen op elk van de zuilen hingen, 43 de tien onderstellen en de tien spoelbekkens daarop, 44 de Zee, waarvan er maar één was, met de twaalf runderen eronder, (1 Koningen 7:23-29, 36, 42-44)
18 Van ivoor liet hij een grote troon maken, die werd overtrokken met zuiver goud. 19 Zes treden leidden naar de troon, die aan de bovenkant een ronde hoofdsteun had en armleuningen aan weerskanten van de zitting. Naast de armleuningen stonden twee leeuwen 20 en op de zes treden stonden twaalf leeuwen, één aan elke kant van iedere tree. In geen enkel koninkrijk was ooit zo’n troon gemaakt. (1 Koningen 10:18-20)
8 en de HEER zei tegen hem: ‘Laat een slang maken en bevestig die op een staak. Iedereen die gebeten is en daarnaar kijkt, blijft in leven.’ 9 Mozes liet een koperen slang maken en bevestigde die op een staak. En iedereen die door een slang gebeten was en opkeek naar de koperen slang, bleef in leven. (Numeri: 21:8-9)
Hun profeet zei tot hen: “Het teken van zijn koningschap is dat de ark [van het Verbond] tot jullie komt waarin een goddelijke rust van jullie Heer is en een overblijfsel van wat de mensen van Moesa en de mensen van Haroen hebben nagelaten, en die de engelen dragen. Daarin is een teken voor jullie, als jullie gelovig zijn.” (Soera 2:248 (Leemhuis; benadrukking toegevoegd))
12. En aan Salomo onderwierpen Wij de wind; de ochtendreis en de avondreis daarvan was een maand, en Wij deden een stroom van gesmolten koper voor hem vloeien. Er waren enige onder de djinn die door het gebod van zijn Heer onder hem werkten, en Wij zeiden: indien iemand van hen zich van Ons gebod zou afkeren, zouden Wij hem de straf van het brandend Vuur doen ondergaan. 13. Zij maakten voor hem wat hij wenste, paleizen EN STANDBEELDEN, en waterreservoirs en grote pannen: "Betoon, O Huis van David, dankbaarheid," doch slechts weinigen van Mijn dienaren zijn dankbaar. (Soera 34:12-14 (Benadrukking toegevoegd))
Mohammed, echter, veroordeelde het maken van afbeeldingen:
Verteld door Aboe Talha:
De Profeet zei: “Engelen betreden niet een huis waarin een hond is of afbeeldingen zijn.”(Sahieh Boechari, Volume 7, Boek 72, Nummer 833)
Verteld door Salim’s vader:
Eens beloofde Gabriël beloofde om de Profeet te bezoeken maar hij stelde het uit en de Profeet maakte zich er zogen over. Op het laatst kwam hij naar buiten en vond Gabriël en klaagde tot hem zijn grief (vanwege zijn uitstel). Gabriël zei tot hem: “We betreden niet een plaats waarin een afbeelding of een hond is.” (Sahieh Boechari, Volume 7, Boek 72, Nummer 843)
Betekent dit dat er geen engelen waren die op Mozes of Salomo letten, of dat zij nooit Gods tempel binnentraden vanwege de afbeeldingen die daarin geplaats waren?
Verteld door ‘Aïsja:
Ik kocht een kussen met afbeeldingen erop. Toen Allah’s Apostel het zag, stopte hij bij de deur en trad niet binnen. Ik merkte op de tekenen van haat (hiervoor) op zijn gezicht! Ik zei: “O Allah’s Apostel! Ik keer naar Allah en Zijn Apostel in berouw! Welke zonde heb ik begaan?” Hij zei: “Wat betreft dit kussen?” Ik zei: ‘Ik heb hem voor u gekocht om erop te zitten en erop te rusten.” Allah’s Apostel zei: “De makers van deze afbeeldingen zullen (ernstig) gestraft worden op de Dag der Opstanding en het zal aan hen gezegd worden: ‘Breng tot leven wat je geschapen hebt.’” Hij voegde eraan toe: “Engelen betreden niet een huis waarin deze afbeeldingen zijn.” (Sahieh Boechari, Volume 7, Boek 72, Nummer 844)
Verteld door ‘Aïsja:
De Profeet kwam naar mij toe hoewel er een gordijn met afbeeldingen (van dieren) in het huis was. Zijn gezicht werd rood van woede, en toen nam hij het gordijn en scheurde het in stukken. De Profeet zei: “Dergelijke mensen die deze afbeeldingen schilderen zullen de ergste straf op de Dag der Opstandingen ontvangen.” (Sahieh Boechari, Volume 8, Boek 73, Nummer 130)
Opnieuw, als Mohammed juist was, betekent dit dan dat God Mozes, Aäron, Salomo en die Israelieten die opdracht gegeven waren om afbeeldingen te maken, ernstig zal straffen? Zal God ook eisen dat deze rechtvaardige en godvrezende mannen de afbeeldingen tot het leven brengen die Hij zelf hen opdroeg om te maken?
Bovendien, omdat soera 2:248 expliciet stelt dat engelen de Ark van het Verbond droegen, betekent dit daarom dat deze engelen bestraft zullen en in de hel geworpen worden voor het helpen bij het dragen, wat uitdrukkelijk volgens Mohammed veroordeeld werd door Gabiël?
Wat dit werkelijk verbazingwekkend maakt, als ook verbijsterd, is dat hoewel Mohammed het afbeelden veroordeelde, iets dat werd toegestaan door zowel de bijbel als de koran, hij een zwarte steen kuste en het daardoor vereerde, iets dat uitdrukkelijk als afgoderij veroordeeld wordt in zowel de bijbel als de koran!
Het voorgaande toont beslissed aan hoe zichzelf tegen sprekend en verwarrend Mohammeds praktijken en leringen werkelijk zijn.