Moslim argumenten voor Mohammeds bovennatuurlijke prestaties geanalyseerd
Het is een nogal expliciete lering van de koran dat Mohammed geen bovennatuurlijke verifieerbare wonderen verrichte naast de inspiratie die hij ontving. De koran ontkent op verschillende plaatsen met nadruk het idee dat Mohammed die fysieke prestaties verrichte, zoals het opwekken van doden, het genezen van zieken, het laten zien van blinden etc. We presenteren die citaten hier om onze lezers te laten zien dat de koran ronduit ontkent dat Mohammed in staat was om wonderen te verrichten.
En de onwetenden zeggen: “ Waarom spreekt Allah niet tot ons, of, komt er geen teken ( ayatun) tot ons?” Zo spraken ook degenen, die vóór hen waren. Hun harten zijn aan elkander gelijk. Wij hebben de tekenen voorzeker duidelijk gemaakt ( bayyanna al-ayati), voor een volk, dat standvastig gelooft. Soera 2:118
Zelfs al bracht gij elk teken ( ayatun) aan degenen aan wie het Boek is gegeven, zouden zij nooit uw Qiblah volgen, noch kunt gij hun Qiblah volgen, noch zijn er onder hen, die de Qiblah van anderen volgen. En indien gij aan hun wens zoudt voldoen, nadat kennis tot u is gekomen, zoudt gij zeker tot de onrechtvaardigen behoren. Soera 2:145
En zij zeggen: “Waarom is er over hem geen teken ( ayatun) van zijn Heer nedergezonden?” Zeg: “Voorzeker, Allah heeft de macht om een teken ( ayatun) neder te zenden.” Maar de meesten hunner beseffen het niet. Soera 6:37
En zij zweren hun sterkste eden bij Allah, dat, indien er een teken ( ayatun) tot hen zou komen, zij er gewis in zouden geloven. Zeg: “Voorzeker, de tekenen zijn bij Allah.” En wat weet gij: Wanneer de tekenen ( al-ayatu) komen, zullen zij stellig niet geloven. Soera 6:109
En zij zeggen: “Waarom is er geen teken ( ayatun) van zijn Heer tot hem (de profeet) nedergezonden?” Zeg: “Het onzienlijke behoort alleen Allah toe. Wacht, ik ben met u onder de wachtenden.” Soera 10:20
En degenen die ongelovig zijn, zeggen: “Waarom is er geen Teken ( ayatun) van zijn Heer naar hem (Mohammad) neergezonden?” Voorwaar, jij bent SLECHTS een waarschuwer en voor elk volk is er een leider (Profeet). Soera 13:7 (Siregar)
En degenen die niet geloven, zeggen: “Waarom is hem (de profeet) geen teken ( ayatun) van zijn Heer nedergezonden?” Zeg: “Allah laat diegene dwalen die Hij wil en leidt tot Zichzelf degene die zich bekeert.” Soera 13:27
En niets weerhoudt Ons van het zenden van tekenen ( bial-ayati), behalve dat de vroegere volkeren ze hebben verloochend. En Wij gaven aan de Samoed de kamelin als een zichtbaar teken doch zij deden haar kwaad; Wij zenden slechts tekenen om te waarschuwen. Soera 17:59
Deze laatste passage is één van de helderste bewijzen dat Mohammed absoluut geen wonderen verrichte. De tekst zegt dat Allah zich onthield van het geven van wonderen, wat in zijn geheel geen betekenis zou hebben als Mohammed inderdaad tekenen en wonderen verrichte. Wat dit vers betreft, de wijlen Soenni geleerde Muhammad Asad erkende heimelijk:
Deze hoge elliptische zin heeft een fundamentele betekenis ten aanzien van de betekenis van de koran als een geheel. Op vele plaatsen benadrukt de koran het feit dat de Profeet Mohammed, ondanks het zijn van de laatste en grootste van Gods apostels, NIET GEMACHTIGD WAS OM WONDEREN TE VERRICHTEN overeenkomstig met die die de eerdere profeten gezegd worden hun mondelinge boodschappen te hebben versterkt. Zijn ENIGE wonder was en is de koran zelf – een boodschap volmaakt in zijn helderheid en ethische begrijpelijkheid, bestemd voor alle tijden en alle stadia van menselijke ontwikkeling, gericht niet slechts tot de gevoelens maar ook tot de gedachten van mensen, open voor iedereen, wat ook zijn ras of sociale omgeving is, en gebonden om voor altijd onveranderd te blijven... (Asad, Message of the Qur’ an [Dar Al-Andalus Limited 3 Library Ramp, Gibraltar rpt. 1993], p. 427, voetnoot 71; online editie; hoofdletters en onderstreping benadrukking van ons)
Er is meer uit de koran:
En zij zeggen: “Wij zullen in u stellig niet geloven voordat gij voor ons een bron doet ontspringen aan de aarde.” “Of tenzij gij een tuin hebt met dadelpalmen en wijnranken en in het midden daarvan stromen doet vloeien.” “Of tenzij gij de hemel in stukken op ons doet nedervallen zoals gij hebt beweerd of tenzij gij Allah en de engelen vóór ons brengt.” “Of tenzij gij een huis hebt van goud, of tenzij gij ten hemel stijgt, maar wij zullen in uw hemelvaart niet geloven tenzij gij ons een boek nederzendt dat wij kunnen lezen.” Zeg: “Glorie zij mijn Heer: ik ben SLECHTS MENS en boodschapper!” Soera 17:90-93
Maar toen de Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: “Waarom is hem niet hetzelfde gegeven als aan Mozes werd gegeven?” Verwierpen zij datgene niet, wat Mozes voorheen was gegeven? Zij zeiden: “Twee tovenaars die elkander ondersteunen.” En dezen zeggen: “Wij geloven in beiden niet.” Soera 28:48
Een moslimschrijver beweert:
Wonderen van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem) worden zowel genoemd in de koran als in de hadieth. De heilige koran noemt hen collectief op veel plaatsen; ...
De auteur gaat verder met het presenteren van een serie citaten verwijzend naar tekenen gegeven aan Mohammed en stelt dan:
Het Arabische woord “ Al-Bayyinat” komt vaak in de koran voor wonderen bedoelend zoals in 2:87, 2:253, 4:153, 5:110, 7:101, 10:13, 10:74, 16:44, 20:72, 40:28, 57:25, 64:6 en andere.
Er is een aantal problemen met de bewering van de auteur. Allereerst, geen van de citaten die hij opsomt noemt wat het veronderstelde teken was, dat wil zeggen het genezen van de zieken, het opwekken van de doden etc. Zij specificeren niet het soort teken verricht door Mohammed. Ten tweede, er zijn plaatsen in de koran waar de specifieke Arabische woorden gebruikt voor teken(en), dat wil zeggen ayat en bajjinat, niet noodzakelijkerwijs verwijzen naar wonderen zoals het opwekken van de doden etc. De woorden worden ook gebruikt om te verwijzen naar de tekenen in de schepping, dat wil zeggen het ontwerp van het heelal, de baan van de zon, maan, sterren etc., of in verband met de Boeken die God openbaarde. Zoals zelfs Muhammad Asad opmerkte in zijn commentaren op soera 6: 109:
Letterlijk: “Wonderen zijn alleen met God.” Opgemerkt moet worden dat de koranterm ayah niet alleen een “wonder” aanduidt (in de betekenis van een gebeurtenis dat voorbij de gewone - dat is, gemeenschappelijk observeerbare – gang van de natuur gaat), maar ook een “teken” of “boodschap”: en de laatstgenoemde betekenis is die die verreweg het meest gevonden wordt in de koran. Dus, wat gewoonlijk beschreven wordt als een “wonder” houdt, in werkelijkheid, een ongewone boodschap van God in, iets op een symbolische mannier aangevend – een geestelijke waarheid die anders verborgen zou zijn gebleven voor het intellect van de mens. Maar zelfs dergelijke buitengewone, “wonderbaarlijke” boodschappen kunnen niet worden beschouwd als “bovennatuurlijk”: omdat de zogenaamde “wetten van de natuur” slechts een waarneembare manifestatie van “Gods weg” ( soennat Allah) zijn ten opzichte van Zijn schepping – en, dus, alles dat bestaat en gebeurt, of denkbaar zou kunnen zijn of gebeuren “natuurlijk” is in de pure betekenis van dit woord, ongeacht of het overeenstemt met de gewone gang van gebeurtenissen of verder gaat. Nu omdat de buitengewone boodschappen waarnaar verwezen werd zichzelf manifesteren, als een regel, via het middel van die bijzonder begiftigde en goddelijk gekozen persoonlijkheden bekend als “profeten”, over wie soms gesproken wordt als “het verrichten van wonderen” – een misvatting die de koran wegneemt met de woorden: “Wonderen zijn in de macht van God alleen”. (Zie ook 17: 59 en de corresponderende noot. (Zelfde bron, pp. 188-189, voetnoot94; online editie; onderstreping benadrukking van ons)
De auteur zelf realiseert zich dat het woord al-bayyinat niet altijd verwijst naar wonderen omdat hij zijn uitspraak kwalificeert door te zeggen “vaak,” betekenend niet altijd.
De volgende voorbeelden illustreren het punt dat deze woorden gebruikt worden in relatie met dingen anders dan fysieke wonderen, aangevend dat het gebruik van deze precieze woorden in relatie met Mohammed niet overtuigend bewijzen dat hij wonderen verrichte:
Zeg: “Licht (mij) in over de goden, die gij naast Allah aanroept - Toont mij aan hetgeen zij van de aarde hebben geschapen. Of hebben zij een aandeel aan de hemelen?” Hebben Wij hun een Boek gegeven waaruit zij een bewijs ( bayyinatin) hebben? Neen, de boosdoeners beloven elkander slechts bedrog.” Soera 35:40
In de bovengenoemde passage verwijst het heldere teken naar instructies in een Boek, dat de ongelovigen geen geschreven gebod van God hadden dat zij anderen zouden aanbidden behalve hem.
Op een andere plaats verwijst het heldere teken naar de profetieën, of de openbaring, gevonden in de eerdere Geschriften:
En zij (de ongelovigen) zeggen: “Waarom brengt hij ons geen teken ( ayatin) van zijn Heer?” Is er dan geen duidelijk teken ( bayyinatu) tot hen gekomen in hetgeen in de vroegere geschriften staat? Soera 20:133
Andere keren worden ayat en bayyinat gebruikt in verwijzing naar de koran, dat de koran een teken is, een helder teken van God:
Heer der hemelen en der aarde en van alles wat er tussen is, de Heer van het Oosten. Wij hebben de laagste hemel met sterren versierd. Als bescherming tegen iedere opstandige Satan. Zij kunnen van de verheven bijeenkomst niets horen en zij worden van elke kant verdreven. Als verworpenen en er is voor hen een voortdurende straf; Maar hij die steelsgewijze opvangt, hem achtervolgt een heldere vlam. Vraag hun (de ongelovigen) of zij moeilijker zijn te scheppen, dan andere (dingen) die Wij hebben geschapen. Voorzeker, Wij hebben hen uit vaste klei geschapen. Neen, gij verwondert u en zij spotten. En wanneer zij vermaand worden, trekken zij er geen lering uit. En wanneer zij een teken ( ayatan) zien, bespotten zij het. En zij zeggen: “Dit is niets dan een klaarblijkelijke tovenarij.” “Zullen wij wanneer wij dood zijn en stof en beenderen zijn geworden, worden opgewekt? En onze voorvaderen ook?” Zeg: “Ja, terwijl gij vernederd zult zijn.” Er zal slechts één roep zijn en ziet, zij zullen beginnen te zien. Dan zullen zij zeggen: "Wee ons! Dit is de Dag der vergelding." (Allah zal zeggen:) “Dit is de Dag der Beslissing die gij placht te verloochenen.” Soera 37:5-21 Shakir
De context laat zien dat het teken waarnaar verwezen wordt in het bovenstaande, de bewering van de koran is dat de doden zullen opstaan.
Voorwaar, zij die verbergen wat Wij hebben neergezonden van de duidelijke bewijzen ( al-bayyinati) en de Leiding, nadat Wij die aan de mensen hebben duidelijk gemaakt in de Schrift: zij zijn degenen die Allah vervloekt en die door de vervloekers vervloekt worden. Soera 2:159 (Siregar)
De heldere tekenen hier zijn die genoemd in de koran, die naar de argumenten lijkt te verwijzen die de koran naar voren brengt ter ondersteuning van zijn veronderstelde goddelijke oorsprong.
De maand Ramadaan is die, waarin de Koran als een richtsnoer voor de mensen werd nedergezonden en als duidelijke bewijzen ( wa bayyinatin)van leiding en onderscheid. Wie onder u daarom deze maand beleeft, laat hem daarin vasten. Maar wie onder u ziek of op reis is, een aantal andere dagen. Allah wenst gemak voor u en geen ongemak, en opdat gij het aantal zult voltooien en opdat gij Allah’s grootheid zult prijzen, omdat Hij u terecht heeft geleid en opdat gij dankbaar zult zijn. Soera 2:185
Hoe kunt gij verwerpen, terwijl u de tekenen ( ayatu) van Allah worden VOORGEDRAGEN en Zijn boodschapper onder u aanwezig is? En hij, die zich aan Allah vasthoudt, is inderdaad naar het rechte pad geleid. Soera 3:101
Is hij dan (aan hen gelijk), die een duidelijk bewijs ( bayyinatin) van zijn Heer bezit en wie een groot GETUIGE van Hem volgt, en die voorafgegaan is door het Boek van Mozes, als richtsnoer en tot barmhartigheid? Dezen geloven in hem. En wie van de volkeren hem verwerpt, het Vuur zal zijn bestemming zijn. Koester dus geen twijfel daaromtrent. Voorzeker dit is de waarheid van uw Heer, maar de meeste mensen willen niet geloven. Soera 11:17
Dit is een hoofdstuk (Soera), dat Wij hebben geopenbaard en verplichtend gesteld en Wij hebben er duidelijke tekenen ( ayatin bayyinatin), IN nedergezonden opdat gij er lering uit moogt trekken. Soera 24:1
En wanneer Onze duidelijke woorden( bayyinatin) aan hen zijn VERKONDIGD, zeggen zij: “Dit is slechts een man, die u van hetgeen uw vaderen aanbaden, wenst af te leiden.” En zij zeggen: “Dit is slechts een verzonnen leugen.” En de ongelovigen zeggen van de Waarheid als deze tot hen komt, “Dit is niets dan zuiver tovenarij.” Soera 34:43
En wanneer Onze duidelijke woorden( bayyinatin) aan hen worden medegedeeld , zeggen degenen, die de Waarheid, toen zij tot hen kwam, verwierpen: “Dit is klaarblijkelijk tovenarij.” Soera 46:7
De ongelovigen onder de mensen van het Boek en onder de afgodendienaren konden niet worden bevrijd, vóórdat een duidelijk bewijs ( al-bayyinatu) tot hen gekomen was, Een boodschapper van Allah, die aan hen de zuivere bladzijden VOORDROEG. Waarin alle geschriften verzameld zijn. En de mensen van het Boek werden eerst onenig, nadat het duidelijke teken ( al-bayyinatu) tot hen gekomen was. Soera 98:1-4
Ten slotte:
En voordien placht gij geen boek te lezen, noch met uw rechter hand te schrijven anders zouden de leugenaars aan de (echtheid) ervan hebben kunnen twijfelen. Neen, het zijn duidelijke tekenen( ayatun bayyinatun) IN HET HART van hen aan wie kennis is gegeven. En alleen de onrechtvaardigen verwerpen Onze tekenen. Toch zeggen zij: “Waarom zijn hem geen tekenen( ayatun) van zijn Heer nedergezonden?”Zeg: “ De tekenen ( al-ayatu) zijn bij Allah alleen, en ik ben slechts een duidelijke waarschuwer.” Is het niet GENOEG voor hen dat Wij u het Boek hebben geopenbaard dat aan hen wordt voorgelezen? Voorwaar, hierin is barmhartigheid en aanzien voor een volk dat gelooft. Soera 29:48-51
Enkele andere vertalingen:
Is het voor hen niet VOLDOENDE dat Wij aan jou het Boek hebben neergezonden, dat aan hen wordt voorgedragen. Soera 29: 51; Siregar
Is het dan niet GENOEG voor hen dat Wij tot jou het boek hebben neergezonden dat aan hen wordt voorgelezen? Soera 29: 51; Leemhuis
Is het soms niet GENOEG voor hen dat Wij op u de Schrift hebben nedergezonden om hun te worden voorgedragen? Soera 29: 51; Kramers
Deze laatste luidt de doodsklok voor iedere moslim die beweert dat Mohammed wonderen verrichte. Mohammed presenteerde de koran als zijn enige wonder, het enige wonder dat hij had dat voldoende was om zijn profeetschap te bewijzen.
Asad schrijft:
Dat wil zeggen: “is de inhoud van deze openbaring niet genoeg voor hen om zijn intrinsieke waarheid te bevatten zonder de hulp van ‘miraculeuze bewijzen’ van zijn goddelijke oorsprong?” (Vergelijk noot 60 op de laatste zin van 7: 75.) (Zelfde bron, p. 614, voetnoot 50; online editie; onderstreping benadrukking van ons)
Maulana Ali merkt op:
51a Dit is nog een antwoord aan degenen die tekenen vragen. De koran is een genade, als zij het alleen maar zouden aanvaarden. Zij zouden kunnen zien hoe de gelovigen er profijt van hebben; hoe een prachtige transformatie in hun levens teweeggebracht werd. Was het niet een VOLDOENDE teken voor hen? Inderdaad, dit was direct bewijs van de waarheid van het Heilige Woord, want zijn uitgesproken doel was om een pure transformatie in de levens van degenen die het zouden volgen te bewerkstelligen, terwijl de val van zijn vijanden alleen een indirect getuigenis was. ( Bron; hoofdletters en onderstreping benadrukking van ons)
Dus, als Mohammed geen wonderen verrichte dan logenstraft dit de toereikendheid van de koran.
Nu een moslim kan dit bestrijden door te verwijzen naar het volgende citaat om te bewijzen dat de koran één specifiek wonder van Mohammed noemt:
Het Uur is nabij, en de Maan is opengespleten. Maar als zij (de ongelovigen) een teken zien wenden zij zich ervan af en zeggen: “Een voortdurende toverkunst.” Soera 54:1-2
Veel moslims beweren dat dit verwijst naar de maan die gespleten werd in de aanwezigheid van de ongelovigen in de tijd van Mohammed. Dit veronderstelde wonder wordt verlagen in verscheidene Ahadieth:
Verteld door Anas:
Dat de Mekkanen Allah’s Apostel verzochten om hen een wonder te laten zien, en dus toonde hij hen het splijten van de maan. (Sahieh Boechari, Volume 4, Boek 56, Nummer 831)
Er zijn verscheidene problemen als je je beroept op bovengenoemd citaat. Allereerst weerspreekt dit soera 29: 48-51 dat zegt dat de koran voldoende is als een teken, of wonder, van God. Als Mohammed een wonder moest geven als toevoeging op de koran dan dient dit alleen om zijn eigen uitspraak wat betreft de koran is voldoende, te falsificeren. Ten tweede geeft de korantekst ons geen gegevens waardoor dit te verbinden met het verhaal gevonden in de hadieth dat de maan gespleten werd in Mohammeds tijd. Bovendien, zelfs moslims erkennen dat de tekst in werkelijkheid in feite kan verwijzen naar een toekomstige gebeurtenis, een teken dat zal gebeuren tijdens de Dag van Oordeel:
Zoals RAZI aangeeft, lijkt het eerste vers van deze soera bijna als een continuering van de laatste verzen van de voorgaande, in het bijzonder 53: 57 – “Het nabije (Dag des Oordeels) is genaderd” -: en dus mogen we aannemen dat beide geopenbaard werden op ongeveer hetzelfde moment, dat wil zeggen, aan het einde van het eerste deel (wellicht het vierde jaar) van Mohammeds profeetschap…
De meeste commentatoren zien in dit vers een verwijzing naar een fenomeen dat gezegd wordt te zijn waargenomen door verscheidene tijdgenoten van de Profeet. Zoals beschreven in een aantal verslagen teruggaand naar enkele Metgezellen, verscheen de maan één nacht alsof het gespleten was in twee afzonderlijke delen. Hoewel er geen reden is om aan de subjectieve geloofwaardigheid van deze verslagen te twijfelen, is het mogelijk dat wat werkelijk gebeurde een ongewone soort van een gedeeltelijke maansverduistering was, dat een gelijke ongewone optische illusie produceerde. Maat wat ook de natuur van dat fenomeen is, het is praktisch zeker dat het bovengenoemde koranvers ER NIET NAAR VERWIJST maar, in plaats daarvan, NAAR EEN TOEKOMSTIGE GEBEURTENIS: namelijk, naar wat zal gebeuren wanneer het Laatste Uur nadert. (De koran gebruikt frequent de verleden tijd om de toekomst aan te duiden, en in het bijzonder in de passages die spreken over de komst van het Laatste Uur en over de Opstandingsdag; dit gebruik van de verleden tijd wordt bedoeld om de zekerheid van de gebeurtenis waaraan het werkwoord verbonden is te benadrukken.) Dus, Raghib beschouwt het als volledig gerechtvaardigd om de frase inshaqqa l-qamar (“de maan is gespleten”) te betrekken op de kosmische cataclysme – het einde van de wereld zoals we die kennen – dat voor de komst van Opstandingsdag zal gebeuren (zie art. shaqq in de Moefradat). Zoals genoemd door Zamakhshari heeft deze interpretatie de steun van enkele van de vroegere commentatoren; en is het, volgens mij, in het bijzonder overtuigend gezien de nevenschikking, in het bovengenoemde koranvers, van de maan“splijting” en de komst van het Laatste Uur. (In dit verband moeten we onthouden dat geen van de koran toespelingen naar de “nabijheid” van het Laatste Uur en de Dag van Opstanding gebaseerd is op het menselijke concept van “tijd”.) (Zelfde bron., p. 818, voetnoot 1; online editie; hoofdletters en onderstreping benadrukking van ons)
Ten derde, het is net zo waarschijnlijk dat het verhaal gevonden in de hadieth rondom deze passage verzonnen was, in tegenstelling tot de verzen verwijzend naar een verhaal waar de Ahadieth later verslag van doet. Met andere woorden, moslims besloten om een verhaal te verzinnen waarin Mohammed de maan liet splijten als een teken aan de ongelovigen om het zo te verbinden aan deze koranpassage.
Tot besluit, de koran zegt expliciet dat Mohammed geen wonderen verrichte behalve de veronderstelde inspiratie die hij ontving. Zijn enig wonder was blijkbaar de koran. De bewering dat het woord al-bayyinat betekent dat Mohammed wonderen verrichte wordt niet onderbouwd door de feiten omdat de term gebruikt wordt verwijzend naar Mohammed die de koran ontving of reciteerde. Met andere woorden, Mohammeds duidelijke bewijzen, zijn al-bayyinat, waren niets meer dan de koran zelf.