Een behekste profeet?
Mohammeds psychologische en geestelijke stabiliteit onderzocht
Door David Wood
De validiteit van islam is intens verbonden met de betrouwbaarheid van Mohammed. Dat is, als er degelijke redenen zijn om te concluderen dat Mohammed een betrouwbare boodschapper van God was, we redelijk kunnen veronderstellen dat islam waar is. Echter, als er sterke redenen zijn om Mohammeds geloofwaardigheid te betwijfelen, vernietigt islam zichzelf.
De vroegste moslimgeschriften en tradities, inclusief de koran, Ibn Ishaaqs Sirat Rasoel Allah, de Sahieh Al-Boecharie en de Sahieh Moeslim voorzien overvloedige rechtvaardiging voor het verwerpen van Mohammed als een profeet. De primaire brondocumenten tonen aan dat Mohammed gewelddadig en roekeloos was tegenover degenen die hem beledigde, dat hij openbaringen ontving die hem toestonden om andere openbaringen in de koran te overtreden, dat hij een verachtelijke mening over vrouwen had, dat hij deelnam in slavenhandel, dat hij geweld toestond tegen vrouwen, en dat één van zijn seksuele partners een negenjaar oude meisje was. Verder, Mohammed verklaarde dat liegen aanvaardbaar is als het gebruikt wordt om vrede te sluiten, een uitspraak die ons doet verwonderen hoe vaak Mohammed dit principe toepaste toen hij zijn boodschap predikte. [1]
Behalve dit alles hebben we reden om te verdenken dat Mohammed leed aan een geesteszieke of aan bezetenheid. Het bewijs van de vroegste verslagen van zijn leven laten zien dat hij psychologisch dan wel geestelijk onstabiel kon zijn voor, tijdens en na zijn bekering tot de islam. Wanneer deze instabiliteit gecombineerd wordt met andere feiten over het leven van Mohammed is het moeilijk te vatten hoe moslimapologeten het voor elkaar kregen om miljoenen volgelingen te overtuigen dat islam een rationeel geloofssysteem is.
Gegevens die suggereren dat Mohammed in onbalans was gaan helemaal terug naar zijn kindertijd. Zijn ouders stierven toen hij jong was, dus werd hij grootgebracht door zijn grootvader en zijn oom. Mohammed had een voedster die voor hem zorgde voorafgaand aan de dood van zijn moeder. Deze voedster doet het volgende verslag van vreemde gebeurtenis die tijdens Mohammeds kindertijd gebeurde:
Een paar maanden later waren hij [Mohammed] en zijn broertje bij de lammetjes achter onze tenten, toen ineens zijn broertje aangehold kwam en ons vertelde: ‘Mijn broertje uit Qoeraisj is door twee mannen in witte kleren vastgepakt en op de grond gelegd; toen hebben ze zijn buik opengespleten en nu zijn ze die aan het omwoelen: Wij snelden toe en vonden hem rechtopstaand en spierwit; we omhelsden hem en vroegen wat er gebeurd was. Hij zei: ‘Er kwamen twee mannen in witte kleren naar me toe; ze legden me op de grond, spleten mijn buik open en zochten iets daarin, ik weet niet wat.’ We brachten hem terug naar onze tent en mijn man zei tegen me: ‘Haliema, ik ben bang dat deze jongen een ziekte heeft; breng hem naar zijn familie voordat er iets van te merken zal zijn.’ We kwamen bij zijn moeder en die zei: ‘Waarom breng je hem nu hier, terwijl je hem eerst zo graag bij je wilde houden?’ ‘Ja,’ zei ik, ‘mijn jongetje is nu al groot; ik heb mijn werk gedaan en ik ben bang dat hem iets zal overkomen; daarom breng ik hem bij u, zoals u graag wilt.’ ‘Nee, zo is het niet,’ zei zijn moeder, ‘zeg eens eerlijk wat er aan de hand is,’ en ze drong zo lang aan tot ik het vertelde.
‘Ben je bang dat het de satan was?’
‘Ja.’ [2]
Mohammeds voedster was niet de enige die bezetenheid bij Mohammed vreesde; de Profeet zelf kwam tot dezelfde conclusie toen hij openbaringen van Gabriël begon te ontvangen. Een volledig verslag van Mohammeds eerste ontmoeting met Gabriël wordt gegeven in de Sirat Rasoel Allah:
In de woorden van de Profeet zelf. Terwijl ik sliep kwam Djibriel bij mij met een brokaten deken met schrifttekens erop. Hij zei: ‘Lees voor!’ Ik zei: ‘Nee, ik lees niet voor!’ Vervolgens drukte hij daarmee mijn keel zo krachtig toe dat ik dacht dat het de dood was. Toen liet hij me los en zei: ‘Lees voor!’ Ik zei: ‘Nee, ik lees niet voor!’ Toen drukte hij weer zo hard dat ik dacht dat bet de dood was. Toen liet hij me los en zei: ‘Lees voor!’ Ik zei: ‘Wat moet ik dan voorlezen?’ en dat zei ik alleen om van hem af te komen, want ik was bang dat hij het nog eens zou doen. Hij zei:
Lees voor in de naam van jouw Heer die geschapen heeft, de mensgeschapen heeft uit een bloedklomp.
Lees voor: Zeer edelmoedig is jouw Heer, die onderwezen heeft het gebruik van de pen, de mens onderwezen heeft wat hij niet kende. [96:1-5]
Dat reciteerde ik; toen liet hij mij los en ging weg , en toen ik ontwaakte uit mijn slaap was het alsof er woorden in mijn hart geschreven waren. [3]
Tot nu toe alles goed, met uitzondering van de gewelddadige manier waarop Gabriel de boodschap aan Mohammed bracht. Maar Mohammeds interpretatie van de gebeurtenis is nogal onthullend. Zijn eerste indruk van zijn ontmoeting was dat hij bezeten was; met als gevolg dat Mohammed snel suïcidaal werd:
Nu was er geen schepsel waar ik een groter hekel aan had dan dichters en bezetenen; ik kon ze niet zien of luchten. En ik dacht: ‘O wee, ik ben een dichter of een bezetene. Maar dat zullen de Koeraisjieten nooit van mij zeggen! Ik zal hoog de berg opklimmen en mij eraf storten; dan heb ik rust.’ [4]
Mohammed probeerde zichzelf van een klif te werpen, maar hij werd gestopt door Gabriël. Hij werd later opnieuw suïcidaal toen geen additionele openbaringen kwamen. Toch was hij zelfs banger wanneer Gabriël tegen hem sprak, en zijn openbaringen lijken erg stressvolle situaties te zijn:
[Mohammed zei]: “De goddelijke inspiratie was uitgesteld voor een korte periode maar plotseling, toen ik aan het lopen was, hoorde ik een stem in de hemel , en toen ik op keek naar de hemel, zag ik tot mijn verbazing, een engel die tot mij gekomen was in de Hira grot, en hij zat op een stoel tussen de hemel en aarde. Ik was zo geschrokken door hem dat ik op de grond viel en dat mijn familie kwam en zei tegen hen: ‘Bedek mij! (Met een laken), bedek me! ’” [5]
Toen de Ka’ba herbouwd was, gingen de Profeet en Abbaas stenen dragen. Abbaas zei tegen de profeet: “Doe je hemd uit en doe hem over je nek zodat de stenen je niet bezeren.” (Maar toen hij zijn hemd uit deed) viel hij bewusteloos op de grond met zijn beide ogen richting de hemel. Toen hij bijkwam, zei hij: “Mijn hemd! Mijn hemd!” Daarna bond hij zijn hemd om zijn middel. [6]
Allah’s apostel zweette in koud weer toen openbaring op hem neerdaalde.[7]
‘Aïsja deed verslag: Wanneer openbaring op Allah’s boodschapper neerdaalde zelf tijdens de koude dagen, transpireerde zijn voorhoofd. [8]
‘Aïsja deed verslag dat Harith b. Hisjaam Allah’s Apostel vroeg: Hoe komt de wahi (inspiratie) tot u? Hij zei: Soms komt het tot mij als het rinkelen van een bel en dat is het hevigst voor mij en wanneer het over is, behoud ik dat (wat ik ontving in de vorm van wahi), en soms komt een engel in de vorm van een menselijk wezen naar mij (en spreekt) en ik behoud wat hij ook spreekt. [9]
‘Oebida b. Samit deed verslag dat toen wahi (inspiratie) op Allah’s boodschapper neerdaalde, hij een last voelde vanwege dat zijn gezicht van kleur veranderde. [10]
Hoewel de exacte natuur van deze ontmoetingen niet historisch kan worden bepaald, toont het bewijs aan dat Mohammed niet altijd het verschil tussen openbaringen van God en openbaringen van satan kon maken. Het beroemdste voorbeeld van Mohammeds ongeschiktheid om de ware van de valse te onderscheiden is het onthullende verslag van de notoire “Duivelsverzen”:
De Profeet hield het welzijn van zijn stam voor ogen en wilde toenadering tot hen op elke mogelijke manier… Toen de Profeet zag dat zijn stamgenoten zich van hem afwendden en het moeilijk vond om aan te zien hoe zij afstand namen van de boodschap die hij hun van God overbracht, wenste hij dat er van God iets zou komen wat toenadering teweeg zou brengen. Met al zijn liefde en zorg voor zijn stam had het hem plezier gedaan als hij de hardheid die hij van hen ondervond wat had kunnen matigen; daarover dacht hij na en hij wenste het vurig. En toen God openbaarde: Bij de ster als hij ondergaat: uw gezel dwaalt niet en is niet misleid, en hij spreekt niet uit een bevlieging [53: 1-3] en hij bij de woorden kwam: Ziet, u Laat en Oezza, en Manaat, de derde, de andere? [53:19-20] legde de Satan hem, op grond van zijn eigen gedachten en wens, de volgende woorden in de mond: ‘Dit zijn de verheven kraanvogels, op hun voorspraak kan worden gehoopt.’
Toen de Koeraisjieten dit hoorden waren zij blij en het beviel hun zeer dat hun godinnen erin vermeld werden. Zij luisterden naar hem, terwijl de gelovigen, die geloof hechtten aan de boodschap die hun Profeet bracht van hun Heer, hem niet van fouten, waanideeën of misstappen verdachten. Toen hij bij de teraardewerping kwam, aan het eind van de soera, wierp hij zich ter aarde en de moslims deden het hem na, omdat zij geloof hechtten aan de boodschap van hun Profeet en hem volgden. De heidenen uit Koeraisj en anderen die in het bedeoord waren deden dat ook, omdat zij hun godinnen hadden horen noemen. Er bleef niemand in de moskee, gelovige of ongelovige, die zich niet ter aarde wierp... Daarop verlieten de mensen het bedeoord en gingen uiteen. Ook de Koeraisjieten gingen weg, blij dat zij hun godinnen hadden horen noemen, en zeiden: ‘Mohammed heeft onze goden op de best mogelijke manier vermeld en hij heeft in zijn reciet gezegd: “Dit zijn de verheven kraanvogels, op hun voorspraak kan worden gehoopt.”’
Het nieuws van deze teraardewerping bereikte de gezellen van de Profeet die in Ethiopië waren en er werd al gezegd dat Koeraisj tot de islam was overgegaan. Sommigen van hen maakten aanstalten om terug te keren, anderen wilden nog blijven. Toen kwam Djibriel bij de Profeet en zei: ‘Mohammed, wat heb je gedaan? Je hebt de mensen iets gereciteerd wat ik je met heb overgebracht van God en je hebt iets gezegd wat Hij net tegen jou heeft gezegd!’ Toen werd de Profeet zeer bedroefd en vreesde God zeer, naar God zond een openbaring neer, want hij had erbarmen met hem, om hem te troosten en de zaak te vergemakkelijken. Daarin liet Hij hem weten dat er voor hem geen profeet of gezant was geweest die iets wenste of begeerde zonder dat de Satan hem iets naar zijn wens in de mond had gelegd, zoals hij dat nu bij de Profeet had gedaan, en zonder dat God daarna had afgeschaft waar de Satan hem had ingegeven en Zijn verzen had vastgesteld; met andere woorden: dat het hem net zo verging als sommige andere profeten en gezanten, en Hij openbaarde: Wij hebben voor jou geen gezant of Profeet gezonden zonder dat de Satan, als hij iets wenste, hem iets naar zijn wens in de mond legde. Maar God schaft af wat Satan ingeeft; dan stelt God Zijn verzen vast. God is wetend en wijs. [22:52] [11]
Deze passage toont aan:
In feite werd Gods antwoord tot Mohammed in de koran ingesloten:
En Wij hebben geen enkele Boodschapper of Profeet vóór jou gestuurd zonder dat, wanneer hij (de Koran) voordroeg, de Satan iets in zijn voorlezing wierp, maar Allah heft wat de Satan erin wierp op. Vervolgens bevestigt Allah Zijn Verzen. En Allah is Alwetend, Alwijs. [12]
Dus, satan kon zowel Mohammed als, zo wordt beweerd, alle profeten voor hem beïnvloeden. Maar satan was niet de enige invloed op Mohammed. Een joodse magiër genaamd Labid was ook in staat om controle uit te oefen over de “Zegel van de Profeten.”
‘Aïsja deed verslag: Eens was de Profeet behekst zodat hij begon te denken dat hij een ding gedaan had dat hij in werkelijkheid niet gedaan had. [13]
‘Aïsja deed verslag: Magie werd beoefend op Allah’s Apostel zodat hij dacht dat hij seksuele relaties had met zijn vrouwen terwijl hij die eigenlijk niet had. Toen zei hij op een dag: “O ‘Aïsja weet jij dat Allah mij geïnstrueerd heeft over de zaak waarover ik Hem vroeg? Twee mannen kwamen naar mij en één van hen zat dichtbij mij hoofd en de andere zat dichtbij mij voeten. Degene dichtbij mijn hoofd vroeg de andere. ‘Wat is verkeerd aan deze man?’ De laatste antwoordde: ‘Hij is onder het gevolg van magie. De eerst vroeg: ‘Wie beoefende magie op hem?’ De andere antwoordde: ‘ Labid bin Al-A’ sam, een man van Bani Zoeraiq die een bondgenoot was van de joden en een hypocriet was.’ De eerste vroeg: ‘Wat voor materiaal gebruikte hij?’De andere antwoordde: ‘Een kam en haar erin vastgestoken.’ [ 14]
Ibn Ishaq doet ook verslag dat “Labied bin A’ sam… de apostel van God behekste zodat hij niet aan zijn vrouwen kon komen.” [15] Guillaume voegt er een noot aan toe dat, volgens de overlevering, “de vervloeking een jaar duurde.” [16]
Beoordeling
Volgens de vroegste en betrouwbaarste moslimgeschriften en tradities, was Mohammeds eerste indruk van zijn goddelijke ontmoeting dat hij in bezit was genomen door demonen. Deze ontmoeting verontrustte Mohammed zo erg dat hij suïcidaal werd. Verder, we hebben een verhaal in Ibn Ishaaq, de vroegste biografie van Mohammed, dat zegt dat de voedster van de Profeet ook dacht dat hij misschien bezeten was. Enkele van de details van Mohammeds ontmoeting lijken deze conclusie te ondersteunen. Hij verkeerde soms in doodsangst over zijn openbaringen, schreeuwend om iemand om zich te bedekken. Hij zou overvloedig zweten zelfs in de kou, en zijn gezicht zou van kleur veranderen. Bovendien, Mohammed kon geen onderscheid maken tussen echte openbaringen en satanische, en hij was het slachtoffer van een verzwakkende magische vloek die waarschijnlijk een jaar duurde.
In het Westen beweren Mohammeds kritiekasters snel dat hij bezeten was. Hoewel we enig bewijs hebben om deze bewering te staven, is de conclusie wellicht te snel. We weten dat er zeker iets verkeerd was met Mohammed, maar we hebben niet voldoende gegevens om een dergelijke harde beoordeling te rechtvaardigen. Echter, het bewijs is helemaal voldoende voor een rationeel persoon om Mohammeds betrouwbaarheid als een profeet serieus te betwijfelen. Een man die (weliswaar) verzen van satan proclameerde en slachtoffer werd van waarzeggerij terwijl hij zichzelf als Gods grootste boodschapper zag, moet niet worden vertrouwd zonder buitengewoon goed bewijs die zijn aanspraak ondersteunen. Omdat dergelijk bewijs voor de islam niet bestaat, zijn we gerechtvaardigd zijn rol als Gods boodschapper te betwijfelen.
Bovendien, wanneer we het leven van een andere boodschapper van God, Jezus van Nazaret, onderzochten, zien we dat Mohammed volledig moet worden verworpen. Beschouw één van Jezus vele ontmoetingen met demonen:
Ze gingen op weg naar Kafarnaüm, en op de eerstvolgende sabbat ging Jezus naar de synagoge en onderwees er de mensen. Ze waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de schriftgeleerden. Er was in de synagoge ook een man die bezeten was door een onreine geest, en hij schreeuwde: ‘Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent, de heilige van God.’
Jezus sprak hem streng toe en zei: ‘Zwijg en ga uit hem weg!’ De onreine geest deed de man stuiptrekken en verliet hem met een luide schreeuw.
Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: ‘Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd.’ [17]
In tegenstelling tot wat de koran suggereert, waren niet al Gods boodschappers de gelegenheidsmarionetten van satan. We kennen tenminste één die volledig gezag over demonen had. Als we moesten kiezen naar welke boodschapper we moeten luisteren (en dit is een beslissing die christenen en moslims moeten maken), is het niet redelijker om degene te vertrouwen die demonen verschrikt met zijn aanwezigheid? Verder waarschuwde Jezus zijn volgelingen: “Er zullen talrijke valse profeten komen die velen zullen misleiden.” [18] Niet alle valse profeten bedrogen weloverwogen hun discipelen, echter. Sommigen werden geleid door satan om dat te doen, en het bewijs suggereert sterk dat Mohammed in die categorie valt. Zelfs zijn eigen volgelingen zeiden dat hij behekst was.
Noten:
1 In Sahieh Al-Boecharie [Dr. Muhammad Matraji, tr. (New Delhi: Islamic Book Service, 2002), Nummer 2692], Mohammed zei dat hij “die vrede sluit tussen de mensen door goede informatie te verzinnen of goede dingen te zeggen, geen leugenaar is.”
2 Ibn Ishaq, Sirat Rasoel Allah ( Het Leven van Mohammed), A. Guillaume, vertaler (New York: Oxford University Press, 1980), p. 71-72. In het Nederlands vertaald door Wim Raven, p. 30.
3 Ibid ., p. 106.
4 Ibid, p. 106.
5 Sahieh Al-Boecharie, Volume 4, Boek 54, Nummer 461.
6 Sahieh Al-Boecharie, Nummer 3829.
7 Sahieh Moeslim, Boek 30, Nummer 5763.
8 Ibid.,Boek 30, Nummer 5764.
9 Ibid.,Boek 30, Nummer 5765.
10 Ibid.,Boek 30, Nummer 5766 .
11 Ibn Ishaq, 165-166.
12 Soera 22:52, Siregar.
13 Sahieh Al- Boecharie , Nummer 3175.
14 Ibid., Nummer 5765.
15 Ibn Ishaaq, p. 240.
16 Ibid., p. 240.
17 Marcus 1:21-27.
18 Matteüs 24:11.