DE DEUTERONOMIUMAFLEIDINGEN:

Twee korte, heldere, eenvoudige bewijzen dat Mohammed een valse profeet was

Door David Wood

Maar als een profeet de euvele moed heeft om in mijn naam iets te zeggen
dat ik hem niet heb opgedragen ,… dan moet hij ter dood gebracht worden

~GOD (Deuteronomium18:20)[1]

 “Ik heb dingen tegen God verzonnen en heb Hem woorden toegeschreven die Hij niet gesproken heeft.”

~MOEHAMMAD ( Al-Tabari 6:111)[2]

Mohammed beweerde dat joodse en christelijke geschriften zijn komst hadden voorspeld (zie bijv. soera 7:157). Dit heeft moslimapologeten het oude en nieuwe testament doen uitkammen op zoek naar passages die verwijzen naar hun profeet. Hoewel al het bijbelse bewijs door moslims gepresenteerd ter ondersteuning van hun profeet, voor niet-moslims afschuwelijk verdraaid lijkt (aangenomen dat moslims de passages in context lezen) en keer op keer grondig zijn weerlegd, hoor je nog steeds moslims beweren dat de bijbel over Mohammed spreekt.

De populairste “profetie” over Mohammed wordt in Deuteronomium 18 gevonden. Het is nogal ironisch, dan, om te leren dat, volgens Deuteronomium 18, Mohammed geen profeet kan zijn. Zoals we zullen zien, plaats dit moslims in een nadelige positie, en laat de wegen zien die zij afleggen in hun pogingen om hun profeet te verdedigen.

Het doel van dit artikel is om, gebaseerd op moslimbeweringen (inclusief hun beroep op Deuteronomium 18), te bewijzen dat Mohammed een valse profeet was. Ik zal beginnen met het presenteren van twee argumenten tegen het profeetschap van Mohammed, en ik zal dit doen door nauwkeurig de argumenten te verdedigen. Op het moment dat ik aangetoond heb dat de argumenten geloofwaardig zijn, zal ik kort de opties bespreken die voor moslims beschikbaar staan, die de heldere conclusie willen verwerpen.

I. DE DEUTERONOMIUMAFLEIDINGEN

Er zijn twee elementen wanneer je deductieve argumenten onderzoekt: valide logica en ware premissen. Om te zeggen dat een deductief argument valide is, is zeggen dat, vanwege de logische vorm, ware premissen altijd zullen leiden naar een ware conclusie. De meest basale argumentvorm is het syllogisme. En de meest basale vorm van het syllogisme is Modus Ponens. [3] De logische vorm van de volgende argumenten is Modus Ponens; dus deze zijn logisch valide:

Argument A — valse goden en valse profeten

A1. Als een persoon spreekt in de namen van valse goden, dan is die persoon een valse profeet.
A2. Mohammed sprak in de namen van valse goden.
——————————————————
A3. Dus, Mohammad was een valse profeet.

Argument B— valse openbaringen en valse profeten

B1. Als een persoon een openbaring overlevert die niet van God komt, dan is die persoon een valse profeet.
B2. Mohammed leverde een openbaring over die niet van God kwam.
——————————————————
B3. Dus, Mohammed was een valse profeet.

Omdat de logica van beide argumenten geldig is, zullen ware premissen altijd leiden tot een ware conclusie. Dus, als de premissen van deze argumenten waar zijn, was Mohammed een valse profeet. Laten we ons nu wenden tot een nauwkeurige bespreking van de premissen.

II PREMISSEN A1 EN B1 VERDEDIGD

A1 en B1 lijken intuïtief duidelijk. Dat wil zeggen: het lijkt helder dat als een persoon in de namen van valse goden spreekt, of openbaringen overlevert die niet van God komen, de persoon niet een ware profeet kan zijn. Niettemin, door zich op de bijbel te beroepen om hun geloof in Mohammed te versterken, hebben moslims onbewust toegegeven dat A1 en B1 waar zijn.

Deuteronomium 18 dient als het fundament van islams “Argument vanuit bijbelse profetie,” door generaties moslims gebruikt om te bewijzen dat Mohammed een waar profeet was. Zelfs de populaire Korte Geïllustreerde Gids voor het Begrijpen van Islam gebruikt Deuteronomium 18 als het hoofdbewijs dat de bijbel van Mohammed spreekt. Auteur I.A. Ibrahim zegt:

De bijbelse profetieën over de komst van de Profeet Mohammed zijn bewijs van de waarheid van de islam voor de mensen die in de bijbel geloven.

In Deuteronomium 18 zegt Mozes dat God hem vertelde: “Ik zal in hun midden profeten laten opstaan zoals jij. Ik zal hun mijn woorden ingeven, en zij zullen het volk alles overbrengen wat ik hun opdraag. Wie niet wil luisteren naar de woorden die zij in mijn naam spreken, zal ik ter verantwoording roepen” (Deuteronomium 18: 18-19)[4]

Het boek gaat verder te argumenteren dat Mohammed deze profetie op talrijke manieren vervulde. Hoewel dergelijke beweringen ad nauseum zijn weerlegd[5], zal ik eenvoudigweg opmerken dat moslims hier hebben aangenomen dat Deuteronomium 18:18-19 door God geïnspireerd is (omdat zij het beschouwen als een miraculeuze profetie). Zeker kunnen we, dan, het volgende vers niet negeren, waar God zegt:

Maar als een profeet de euvele moed heeft om in mijn naam iets te zeggen dat ik hem niet heb opgedragen, of om in de naam van andere goden te spreken, dan moet hij ter dood gebracht worden. (Deuteronomium 18:20)

Hier hebben we twee criteria voor het herkennen van een valse profeet: (1) overleveren van een openbaring die God “hem niet heeft opgedragen” en (2) sprekend “in de naam van andere goden.” Daar moslims die zich beroepen op de zogenaamde bijbelse profetieën van Mohammed, deze passage hun stempel van goedkeuring hebben gegeven, kunnen zij niet de waarheid van A1 en B1 ontkennen. Samenvattend, moslims beroepen zich op een passage in Deuteronomium 18, en die passage sleept premissen A1 en B1 met zich mee. Dus, volgens de moslimbeweringen is de eerste premisse van ieder van de Deuteronomiumafleidingen waar.

III PREMISSEN A2 EN B2 VERDEDIGD

We zien dat, volgens een passage door veel moslims als goddelijke openbaring beschouwd, een persoon die ofwel een boodschap overlevert die niet van God komt ofwel in de namen van valse goden spreekt, een valse profeet moet zijn. Echter, dit betekent dat Mohammed een valse profeet was, omdat hij beide deed toen hij de vermaarde “satansverzen” overleverde.

De satansverzen kennen we, niet van christelijke of joodse bronnen, maar van vroege moslimgeschriften. Verslagen ervan worden in een aantal vroege bronnen geven, waaronder: (1) Ibn Ishaq, (2) Wakidi, (3) Ibn Sa’d, (4) al-Tabari, (5) Ibn Abi Hatim, (6) Ibn al-Mundhir, (7) Ibn Mardauyah, (8) Musa ibn ‘ Uqba, and (9) Abu Ma’shar.[6] Volgens de grote moslimgeleerde Ibn Hadjar, stellen drie ketenen van overbrenging (isnaad) in deze verslagen de voorwaarden vereist voor een authentiek rapport.” [7] Bovendien geeft Sahieh al-Boecharie, islams meest betrouwbare bron over het leven van Mohammed, indirect bevestiging van de gebeurtenis (nummer 4862, hieronder geciteerd). Bovendien werden bepaalde koranverzen (17:73-5 en 22:52-3) als antwoord op Mohammeds in verlegenheidbrengende sprong in het polytheïsme geopenbaard.

We hebben daarom doorslaggevend bewijs dat het verhaal authentiek is. In werkelijkheid garandeert de historische methode feitelijk de legitimiteit van het verhaal. Historici die de levens van leiders en religieuze leiders onderzoeken, gebruiken wat bekend staat als het “principe van verlegenheid,” een principe dat ook in rechtszaken veel gewicht met zich meedraagt. Professor in de Rechten Anette Gordon-Reed vat het principe alsvolgt samen: “Uitspraken tegen belangen worden beschouwd als het hebben van een hoge graad van geloofwaardigheid vanwege de aanname dat mensen geen leugens verzinnen om zichzelf in problemen te brengen; zij liegen om zichzelf te helpen.” [8] Als we het principe van verlegenheid toepassen op de verslagen van de duivelsverzen, zien we onmiddellijk dat moslims dit verhaal niet hebben verzonnen, omdat het Mohammeds betrouwbaarheid betwijfelt. We zien ook dat het verhaal niet door niet-moslims verzonnen kon zijn; want als niet-moslims het verhaal hadden verzonnen, zouden moslims de oorsprong van het verhaal hebben blootgelegd in plaats van het in hun vroegste historische werken te verdedigen.

Het bewijs voor de algemene betrouwbaarheid van de moslimverslagen over de satansverzen is daarom te overweldigend om te negeren. Met dit in gedachten, laten we een ingedikt verslag beschouwen van wat er gebeurde, gebaseerd op de Geschiedenis van al-Tabari.

Volgens al-Tabari,

Toen de Boodschapper van God zag hoe zijn stam hun rug keerden naar hem en gegriefd was te zien dat zij de boodschap die hij hen van God gebracht had meden, verlangde hij in zijn ziel dat iets van God naar hem zou komen wat hem met zijn stam zou verzoenen. Met zijn liefde voor zijn stam en zijn gretigheid voor hun welzijn, zou het hem blij maken als enkele moeilijkheden die zij voor hem maakten, opgelost konden worden, en hij debatteerde in zichzelf en verlangde hevig een dergelijk resultaat. Toen openbaarde God:

Bij de ster wanneer het ondergaat, uw kameraad maakt geen fout, noch is hij bedrogen; noch spreekt hij uit (zijn eigen) begeert...

en toen hij tot de woorden kwam:

Heb je gedacht aan al-Laat en al-‘Oezza en Manat, de derde, de ander?

wierp Satan op zijn tong, vanwege zijn innerlijke debatten en wat hij verlangde te brengen aan zijn volk, de woorden:

Dit zijn de hoogvliegende kraanvogels; zeker hun bemiddeling is aanvaard met goedkeuring. ( Al-Tabari, p. 108)

De polytheïsten waren blij dat Mohammed uiteindelijk hun goden had goedgekeurd. Om de vriendelijkheid te beantwoorden, “knielden zij zich neer vanwege de verwijzing naar hun goden die zij hadden gehoord, zodat er niemand in de moskee was, gelovige of ongelovige, die zich niet neerknielde” (p. 109)

Mohammeds vriendelijke relatie met de polytheïsten was echter van korte duur, want hij leerde spoedig dat zijn verzen die heidense idolen prijzen, niet van God kwamen maar van satan. Verdrietig zijn bedrog tegen Allah erkennend, klaagt Mohammed: “Ik heb dingen tegen God verzonnen en heb hem woorden toegeschreven die hij niet gesproken heeft” (p. 111). Niettemin troostte “Gabriël” Mohammed, hem informerend dat alle profeten van tijd tot tijd voor satans trucs vallen. Deze ontstellende en ongeloofbare bewering vond zelfs zijn weg in de koran:

En Wij hebben geen enkele Boodschapper of Profeet vóór jou gestuurd zonder dat, wanneer hij (de Koran) voordroeg, de Satan iets in zijn voorlezing wierp, maar Allah heft wat de Satan erin wierp op. Vervolgens bevestigt Allah Zijn Verzen. En Allah is Alwetend, Alwijs. (Soerah 22:52) [9]

Volgens het volgende vers staat Allah zijn profeten toe om openbaringen van satan te ontvangen om koppige mensen te beproeven.

Wat we ook denken van de absurde koranuitleg van de duivelsverzen (en zijn verdediging van Mohammed), het is helder dat de profeet van de islam, op tenminste één gelegenheid, een boodschap overleverde die niet van God kwam. Het is ook helder dat Mohammed, op tenminste één gebeurtenis, sprak in de namen van valse goden. [10] Dus, we kunnen vanuit moslimbronnen vaststellen dat A2 en B2 bijna zeker waar zijn.

IV MOGELIJKE REACTIES

Omdat we goede redenen hebben om de premissen A1, A2, B1 en B2 te aanvaarden, hebben we goede redenen om conclusies A3 en B3 te aanvaarden, beide beweren dat Mohammed een valse profeet was. Moslims, echter, zullen deze conclusie niet aanvaarden. Laten we kort hun gezichtpunten voor het verwerpen bespreken.

Moslims kunnen, natuurlijk, beweren dat Deuteronomium 18:20 een valse lering is, niet werkelijk door God geopenbaard. Maar als zij die route nemen, zou het absurd van hen zijn om, om te keren en uit te spreken dat 18:18-19 een geïnspireerde profetie is. Hoewel het ontstellend gewoon voor moslims is om te kiezen welke passages in de bijbel correct zijn (dat wil zeggen alle die overeen stemmen met de islam zijn correct, maar alle die niet overeenstemmen met islam zijn door slechte joden en christenen gecorrumpeerd), wordt niemand overtuigd door de bewering dat één vers in Deuteronomium 18 het profeetschap van Mohammed bewijst, terwijl een ander vers in dezelfde passage gecorrumpeerd is omdat het bewijst dat hij een vals profeet was.

Dus, moslims die A1 en B1 willen ontkennen, moeten de bewering opgeven dat Deuteronomium 18 de komst van Mohammed voorspelt. Het probleem met deze benadering is dat de profetie van een komende boodschapper als Mozes één van de laatste overblijvende verzen is die moslims – ondanks het bewijs – in hun hoop vasthouden in het vrijzetten van Mohammed. Maar als de bijbel geen heldere profetieën over Mohammed bevat, dan was Mohammed een valse profeet, omdat hij (niet minder dan in de koran!) beweerde dat de joodse en christelijke geschriften profetieën van zijn komst bevatten. Dit betekent dat moslims in een duivels dilemma zitten. Als zij vasthouden aan Deuteronomium 18, dan was Mohammed een valse profeet. Als zij het opgeven, dan staan zij op het punt van het niet hebben van bijbelse profetieën van Mohammed, wat zou betekenen dat Mohammed een valse profeet was.

Moslims die hun hoogst geprijsde profetie opgeven zijn, echter, nog steeds niet uit de brand. Want zelfs als zij Deuteronomium 18 opgeven en het als uitermate gecorrumpeerd bestemplen, zou dit niet A1 en B1 verwerpen, omdat, zoals ik reeds heb opgemerkt, deze premissen intuïtief duidelijk zijn. Moslims die A1 en B1 willen ontkennen moeten daarom aantonen dat deze premissen vals zijn door te argumenteren dat oprechte profeten in werkelijkheid valse openbaringen kunnen overleveren en spreken in de namen van valse goden. Ik zou graag moslims willen zien die een dergelijke onhoudbare positie verdedigen!

Het lijkt er dan op dat moslims die in Mohammed willen blijven geloven, niet A1 en B1 moeten ontkennen, maar A2 en B2. Maar dit betekent dat zij het overweldigende historische bewijs voor Mohammeds tijdelijke steun aan het heidendom moeten verwerpen. Moslims die deze benadering kiezen, moeten zeven dingen doen. Allereerst moeten zij een redelijke uitleg geven van de oorsprong van het verhaal (bijv. zij moeten een plausibele zaak maken dat het verhaal door heidenen, joden of christenen uitgevonden was). Ten tweede moeten zij uitleggen waarom moslims, die iedere reden hadden om een dergelijk verhaal te verwerpen, het doorgaven alsof het waar was (in plaats van het bloot te leggen als een verzinsel). Ten derde moeten zij aantonen dat Ibn Ishaq, Wakidi, Ibn Sa’d, al-Tabari, Ibn Abi Hatim, Ibn al-Mundhir, Ibn Mardauyah, Musa ibn ‘ Uqba en Abu Ma’shar slordige historici waren (zo verbazingwekkend slordig dat zij valse verhalen over Mohammed die zijn profeetschap in twijfel trokken insloten). Ten vierde moeten zij verantwoording nemen voor de verscheiden ketens van gezag waarop de vroege moslimbiografen een beroep deden in hun pogingen de authenticiteit van het verhaal aan te tonen. Ten vijfde moeten zij uitleggen waarom al-Boecharie, islams meest vertrouwenswaardige autoriteit, bepaalde details van het verhaal bevestigt die alleen zinvol zijn als Mohammed werkelijk de satansverzen overleverde. Volgens Boecharie:

De Profeet knielde zich neer toen hij klaar was met het reciteren van Soerah an-Nadjm [soera 53], en alle moslims en al-Moesjrikoen (polytheïsten, heidenen, afgodendienaars en ongelovigen in de Eenheid van Allah en in zijn boodschapper Mohammed) en djinn en menselijke wezens knielden samen met hem neer. (4862) [11]

Hoewel Boecharie begrijpelijk de in verlegenheidbrengende reden voor de neerknieling van de heidenen weglaat, bevestigt hij onbewust het verslag door Ibn Ishaq en anderen gegeven, die getrouw verslag deden dat de heidenen zich neerbogen omdat Mohammed gunstig over hun goden sprak. Ten zesde moslims moeten zich verantwoorden voor soera 22:52, die, opnieuw, uitspreekt dat al Gods profeten openbaringen van satan ontvingen – een vers zo ongerijmd dat het alleen aan de moslimgemeenschap aangeboden kon worden als een absurde uitleg voor zoiets als de satansverzen. Ten zevende moeten zij niet-moslims aantonen waarom we al het aanwezige bewijs moeten verwerpen en geloven dat Mohammed spiritueel betrouwbaar was, toen, zoals alle geïnformeerde moslims zullen toegeven, Mohammed het slachtoffer was van zwarte magie (een vloek uitgesproken door een joodse magiër) en, op een bepaald punt, overtuigd was dat hij bezeten was. Ander gezegd, als de Profeet van de islam per ongeluk kon geloven dat hij bezeten was, en gevoelig was voor geestelijke aanvallen (zoals zwarte magie), waarom zouden we niet geloven dat hij slachtoffer kon worden van openbaringen van satan? (Voor meer over Mohammeds geestelijke moeilijkheden, zie “Een betoverde Profeet?”)

Hoewel ik getuige ben geweest van moslimpogingen om het historische bewijs voor de duivelsverzen weg te verklaren, heb ik nooit iets in de verte lijkend op een overtuigende weerlegging van het bewijs gezien. Bijvoorbeeld, in mijn debat over het profeetschap van Mohammed op U.C. Davis, probeerde Ali Ataie op al-Boecharie’s indirecte bevestiging van de Satansverzen te antwoorden door een beroep te doen op de miraculeuze kracht van de koran. Volgens Ataie, was de reden dat de heidenen zich in respect voor soera 53 neerbogen (wat, in zijn huidige vorm, het polytheïsme ridiculiseert) dat zij door zijn verhevenheid werden overweldigd . Maar zeker is een dergelijk antwoord gebaseerd op fantasie in plaats van op feiten. Moslims hebben de koran voor meer dan duizend jaar gereciteerd, en ongelovigen zijn op typische wijze niet onder de indruk door Mohammeds poëzie. In werkelijkheid won Mohammed opmerkelijk weinig bekeerlingen toen hij een beroep deed op de koran als bewijs voor zijn goddelijke opdracht. Hij zag alleen grote aantallen bekeerlingen toen hij zich wende tot andere (veel bloederige) middelen voor bekering. Dus, voor moslims als Ataie te beweren dat de heidenen, eenstemmig, zich neerbogen volgend op Mohammeds recitatie van soera 53, grenst aan waan. Boecharie’s hadieth is veel aannemelijker wanneer die gelezen wordt in het licht van historische werken zoals Ibn Ishaq (die, toevallig, Sahieh al-Boecharie vele decennia voorafging). De enige begrijpbare reden dat de heidenen zich neer zouden buigen in respect voor soera 53 is dat de soera oorspronkelijk heidendom ondersteunde, en dit is precies wat onze vroegste historische verslagen beweren.

Al deze dingen beschouwd is de enig redelijke conclusie uit het historische bewijs te trekken dat Mohammed, in een moment van zwakte, toegaf aan de verleiding en actief polytheïsme promootte door een openbaring van satan over te leveren. Maar dit betekent dat we rationeel premissen A2 en B2 kunnen verwerpen. Moslims kunnen, dan,  geen goed antwoord op de Deuteronomiumafleidingen hebben. We eindigen daarom met een onvermijdbare conclusie: Mohammed was een valse profeet.

V. BEOORDELING

Om te besluiten zou ik graag opnieuw benadrukken dat mijn gehele argument (in twee afleidingen) gebaseerd is op de geschriften en beweringen van moslims. Vroege moslimhistorici erkenden, in een ontstellende openheid van eerlijkheid en integriteit, dat hun profeet de duivelsverzen aan zijn luisteraars had overgeleverd. Door dit te erkennen voorzagen zij al het bewijs dat we nodig hebben voor premissen A2 en B2. Moderne moslims, in een poging om Mohammeds bewering voor bijbelse ondersteuning voor zijn bediening te verdedigen, gaven toe dat de passage in Deuteronomium 18 door God. geïnspireerd was Door dit te doen, hebben zij ons al het bewijs gegeven dat we nodig hebben voor premissen A1 en B1. Omdat beide Deuteronomiumafleidingen logisch valide zijn, hebben we twee bewijzen, geheel gebaseerd op de beweringen van moslims, dat Mohammed een vals profeet was.

Omdat de Deuteronomiumafleidingen geloofwaardig zijn (dat wil zeggen logisch valide en ware premissen), zal iedere eerlijke zoeker moeten toegeven dat Mohammed een vals profeet was. Het moet, dan, een verhelderende oefening zijn om deze argumenten aan moslims te presenteren. Als een moslim de argumenten nauwkeurig onderzoekt, de premissen inspecteert en het bewijs weegt, en dan de conclusie verwerpt zonder het argument te weerleggen, kunnen we alleen aannemen dat een dergelijk persoon niet in de waarheid geïnteresseerd is maar in het gemak dat voorzien wordt door blind het geloof te aanvaarden waarin hij opgegroeid is. Hoewel mijn ervaring mij doet geloven dat de meeste moslims van dit type zijn, heeft mijn ervaring me ook aangetoond dat er moslims op de wereld zijn die actief de waarheid over God willen leren. De eerste waarheid die dergelijke moslims moeten leren is dat hun profeet helemaal geen profeet is. De tweede dat hun profeet Jezus veel meer is dan een profeet.

Noten:

1 Bijbelcitaten zijn uit de Nieuwe Bijbel Vertaling..

2 The History of al- Tabari, Volume VI: Muhammad at Mecca, W. Montgomery Watt en M. V. McDonald, trs. (Albany: State University of New York Press, 1988).

3 Modus Ponens heeft de vorm:

1. Als P, dan Q.
2. P.
———————
3. Dus, Q.

Hier kunnen de verscheidene elementen voor P en Q vervangen, wat ons bijvoorbeeld geeft:

1. Als Fido een hond is, dan is Fido een zoogdier.
2. Fido is een hond.
———————
3. Dus, Fido is een zoogdier.

4 Ibrahim, I. A. A Brief Illustrated Guide to Understanding Islam (Houston: Darussalam, 1997), p. 33.

5 Zie, bijvoorbeeld: "Muhammad in the Bible?"

6 Voor verwijzingen zie: Mohammed en de Satansverzen.

7 Ibn Hajar, quoted in Allam Shibli Nu’mani, Sirat-un-Nabi, Volume 1, M. Tayyib Bakhsh Budayuni, tr. ( New Delhi: Kitab Bhavan, 2004), p. 164.

8 Annette Gordon-Reed, Thomas Jefferson en Sally Hemings: An American Controversy (Charlottesville: University of Virginia Press, 1997).

9 Korancitaten zijn uit koranvertaling van Siregar.

10 Je kunt bezwaar maken dat Mohammed niet werkelijk in de namen van heidense goden sprak. Dat wil zeggen: hij zei niet: "Ik kom tot u in de naam van Manaat." In plaats daarvan sprak hij in de naam van Allah, en keurde louter de bemiddeling van de heidense goden goed. Echter, het punt van de passage in Deuternomium is helder dat iedereen die polytheisme promoot een valse profeet is. En Mohammed promootte zeker polytheisme op deze gebeurtenis.

11 Sahieh Al-Boecharie, Volume Six, Muhammad Muhsin Khan, tr. ( Riyadh: Darussalam, 1997).