HOOFDSTUK VI
„NIET MET VLEESCHELIJKE WAPENEN” .
De verschrikkingen van den grooten oorlog, waarvan de verwoestende gevolgen naar alle deelen der wereld zijn overgebracht, zijn nog niet ten einde. Lang na den wapenstilstand en de sluiting van den vrede zijn de harten der menschen nog vervuld gebleven van vijandschap tegen elkander. Wij schrijven nu het jaar onzes Heeren 1924, maar wij schijnen te leven in een draaikolk van internationale achterdocht en intrige, welke haars gelijke in de geschiedenis dezer zondige wereld niet vindt. Is de schaduw op den zonnewijzer teruggeloopen ? Alom schijnt men zich voor te bereiden op oorlog en de wederzijdsche krachten te meten onder de leuze: „Slaat uwe spaden tot zwaarden en uwe sikkelen tot spiesen, en de zwakke zegge: ik ben een held”. Maar gelijk in de dagen van Joël, is de Heere nog de hoop van Zijn volk en de kracht Zijner Kerk. De eenige vredes-apostel, wiens opdracht van wereld-omvattende strekking is, is de apostel van Jezus Christus.
Juist toen de kruistochten tot een rampspoedig einde waren gekomen, werd op het eiland Majorca in 1236 de man geboren, die de ware methode aanwees, om des Heeren krijg te voeren en daardoor de eerste
35
en grootste zendeling onder de Mohammedanen is geworden. Op den 30sten juni 1315 werd hij gesteenigd te Bugia in Noord-Afrika. Zes honderd jaren na zijn dood spreekt hij nog. Wat is zijn boodschap voor onzen tijd ? Door den wereldoorlog, waarin een groot deel der Mohammedaansche wereld werd betrokken, waren de Moslims overal, vaak tegen hun wil, gedwongen, partij te kiezen in het groote conflict, door aan de koloniale regeeringen óf hun wantrouwen en achterdocht óf hun welgemeende aanhankelijkheid te betoonen. Het is goed, om nog eens den nadruk te leggen op de boodschap van iemand, die leefde tijdens de vroegere worsteling om het lot van het Nabije Oosten. Raymond Lullus was er ten diepste van overtuigd, dat de eenige wapenen, die de Christenen met recht mogen hanteeren, zijn: gebed en liefde. Hij schreef in zijn „Contemplation of God”:
„Ik geloof, o Heere Christus, dat het Heilige Land op geen andere wijze mocht worden veroverd, dan zooals Gij en Uwe apostelen gepoogd hebben dit te doen, namelijk door liefde, gebed en tranen en door de opoffering van eigen leven. Als het waar is, dat het bezit van het Heilige Graf en het Heilige Land het best gewaarborgd is door kracht van wapenen, laat dan de monniken oprukken als heilige ridders, laat hen het teeken des Kruises doen schitteren, vervuld met de genade des Heiligen Geestes, en laat hen dan aan de ongeloovigen de waarheid van Uw lijden verkondigen. Laat hen, uit liefde tot U, hunne
36
oogen uitweenen en hun hartebloed geven, zooals Gij het uit liefde voor hen hebt gedaan.”
„Heer des hemels, Vader der eeuwigheid, toen Gij Uwen Zoon hebt gezonden om de menschelijke natuur aan te nemen, leefden Hij en Zijne apostelen in uiterlijken vrede zoowel met de joden en de Farizeën als met de andere menschen. Nooit hebben zij door uiterlijk geweld een der ongeloovigen of een hunner vervolgers gevangen genomen of gedood. Dien uitwendigen vrede gebruikten zij om de dwalenden tot kennis der waarheid te brengen. Zoo moeten de Christenen, naar Uw voorbeeld, zich gedragen jegens de Saracenen.”
Lullus zag het waardelooze van autoriteitsgeloof in een tijdperk, waarin anderen, zooals Robert E. Speer het zegt, „bezig waren met het meest duivelsche forceeren van gelooven op gezag, dat zich maar denken laat – de Inquisitie.” Hij was de grootste zendeling in de Mohammedaansche wereld door zijn ruimhartigheid, een man vol liefde tot al zijn medemenschen en tot Christus. „Het beeld van den gekruisigden Christus,” zei hij, „wordt eerder gevonden in hen, die Hem navolgen in hun dagelijkschen wandel dan in het van hout gemaakte Kruis.” „Beter is een leven, besteed aan het onderrichten van anderen dan een leven, doorgebracht met vasten.” Raymond Lullus had niet alleen de Mohammedanen lief en predikte hun daarom de liefde van Christus, maar hij was ook bereid, om hunnentwil zijn leven af te leggen. Indien er na den oorlog een nieuw tijdperk van vrijheid
37
zal aanbreken voor Turkije en het Nabije Oosten, dan zal die vrijheid ook den eisch der hoogste zelfopoffering met zich brengen. Wij hebben erover geklaagd, dat de oogst in de Mohammedaansche landen is vertraagd. Hebben wij dan de woorden van Sabatier vergeten: „Zal de vore vruchtbaar zijn, dan heeft zij bloed noodig en tranen, welke laatste Augustinus het bloed der ziel noemde”.
De tegenwoordige toestand der Mohammedaansche wereld is een oproep tot nieuw heroïsme, tot een heldenmoed, zooals wij op menig slagveld hebben gadegeslagen, maar nu voor een hooger doel en in hooger dienst. Eenige jaren geleden schreef mij een zendeling: „Als een Mohammedaansche Turk tot u kwam en zei, dat hij Christus openlijk wenschte te belijden, wat zoudt gij dan tot hem zeggen? Is het beslist uw bedoeling, uw Mohammedaansche studenten te bewegen tot een openlijke belijdenis van Christus, of is het alleen uw bedoeling, hun Christelijke denkbeelden in te prenten? Zal het Kruis in Turkije ooit een werkelijke en levende kracht worden, zoolang onze zendelingen niet het feit onder de oogen willen zien, dat, als Mohammedanen openlijk Christus gaan belijden, zulks de sluiting onzer scholen en bittere vervolging beteekenen kan; en dat de geschiedenis van het Christendom de oorkonde is van overwinningen, die behaald zijn, omdat men die gevolgen aandurfde ?” Raymond Lullus durfde ze aan te Rome, te Montpellier, in Noord-Afrika en bovenal ook, toen hij zijn groote beslissing te Palma nam. „Aan U, Heere
38
God, offer ik nu mijzelf, mijn vrouw en mijn kinderen, en al wat ik bezit.” Volgens zijn eigen woorden haastte hij zich dag en nacht om zijn arbeid te voltooien, opdat hij zijn bloed en tranen mocht storten voor Christus.” Wie treedt in zijne voetstappen ?
Velen zullen gekant zijn tegen het gebruik van krijgshaftige termen in onzen arbeid onder de Moslims, doch laat ons ook niet onderschatten den geest van zelfverloochenend heroïsme, van onverschrokken geloof, van zulk een vaste overtuiging ten opzichte van de Waarheid, dat zij noopt tot onvoorwaardelijke overgave aan Jezus Christus, onzen Heer. Dit is na zes eeuwen de boodschap van het leven van Lullus, en zijn boodschap – de boodschap van een vredesapostel – heeft nooit zóo luid tot ons gesproken als nu, in deze jaren na den Wereldoorlog.
Ook Raymond Lullus was een Kruisvaarder, maar niet met vleeschelijke wapenen. Hij streed den goeden strijd en heeft het geloof behouden tegen een verschrikkelijke overmacht. Moeten wij dat thans niet ook doen ? Juist voor zulk een geestelijken oorlog tegen onzienlijke vijanden mogen wij wel bidden:
Give me no pity, nor spare me ;
Calm not the wrath of my Foe.
See where he beckons to dare me!
Bleeding, half-beaten-I go.
Not for the glory of winning ,
Not for the fear of the night;
Shunning the battle is sinning,
Oh! spare me the heart to fight.
39
„Want wij hebben niet te strijden tegen vleesch en bloed, maar tegen de overheden en machten, tegen de geweldhebbers van deze wereld der duisternis, tegen de geestelijke boosheden in de lucht.” „Daarom, doet aan de geheele wapenrusting Gods” ... en bidt.