Pacifisme en het zwaard in de evangeliën
Keurde Jezus geweld goed in de vier evangeliën, veronderstellend een gerechtvaardig soort geweld? Riep hij zijn oorspronkelijke discipelen op tot geweld? Gaf hij werkelijk zijn discipelen opdracht om zwaarden te kopen? De volgende twee verzen zouden erop kunnen wijzen dat hij deze dingen deed.
Matteüs 10:34 zegt:
34 Denk niet dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.
en Lucas 22:36 zegt:
36 Hij [Jezus] zei [tegen zijn discipelen]: ‘Maar wie nu een geldbuidel heeft, moet die meenemen, evenals zijn reistas, en wie er geen heeft moet zijn mantel verkopen en zich een zwaard aanschaffen.
Afzonderlijk beschouwd suggereren deze twee verzen dat zwaarden en geweld tot de mogelijkheid behoren. De indruk wordt gewekt dat Jezus zelf een zwaard gebruikte. Het lijkt dat de discipelen er één moesten kopen. Zij dachten dat na de dood en de begrafenis van Jezus zij alleen de wereld, zonder hem, onder ogen moesten zien.
Maar wat gebeurt er met de ogenschijnlijke betekenis van deze twee verzen wanneer zij niet afzonderlijk maar in context worden gelezen? Hanteerde Jezus werkelijk een zwaard en wilde hij dat alle discipelen er één zouden kopen?
Dit artikel is deel twee in een serie over pacifisme en het zwaard in het nieuwe testament.
Matteüs 10:34
De Schrift moet in de context worden gelezen. Een tekst die uit zijn verband is gehaald kan tot foute conclusies leiden. De context van Matteüs 10:34 (vet gedrukt) wordt in zijn geheel aangehaald om de betekenis van “zwaard” te verklaren:
32 “Iedereen die mij zal erkennen bij de mensen, zal ook ik erkennen bij mijn Vader in de hemel. 33 Maar wie mij verloochent bij de mensen, zal ook ik verloochenen bij mijn Vader in de hemel. 34 Denk niet dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. 35 Want ik kom een wig drijven tussen een man en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; 36 de vijanden van de mensen zijn hun eigen huisgenoten! [Micha 7:6] 37 Wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van mij, is mij niet waard, en wie meer houdt van zijn zoon of dochter dan van mij, is mij niet waard. 38 Wie niet zijn kruis op zich neemt en mij volgt, is mij niet waard. 39 Wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, die zal het behouden”.
Dus het vers kan in alle redelijkheid niet worden gezien als een oproep tot een heilige oorlog tegen de maatschappij. De context is in plaats daarvan, binnen het familieverband. De betekenis van “zwaard” is nu duidelijk en wijst erop dat Jezus in zijn oorspronkelijke joodse samenleving geen vrede in een familie zou kunnen brengen, maar die misschien zou kunnen “opsplitsen” (Micha 7:6), de nauwkeurige omschrijving van een metaforisch zwaard. Zijn zijn discipelen daar klaar voor?
Nu kunnen wij een beroep doen op de grotere tekstuele context. De niet-letterlijke interpretatie van het zwaard wordt bevestigd door een parallelle passage in het evangelie van Lucas.
Lucas 12:49-53 zegt:
49 Ik ben gekomen om op aarde een vuur te ontsteken, en wat zou ik graag willen dat het al brandde! 50 Ik moet een doop ondergaan, en ik word hevig gekweld zolang die niet volbracht is. 51 Denken jullie dat ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde?Geenszins, zeg ik jullie, ik kom verdeeldheid brengen. 52 Vanaf heden zullen vijf in één huis verdeeld zijn: drie tegen twee en twee tegen drie. 53 De vader zal tegenover zijn zoon staan en de zoon tegenover zijn vader, de moeder tegenover haar dochter en de dochter tegenover haar moeder, de schoonmoeder tegenover haar schoondochter en de schoondochter tegenover haar schoonmoeder.’
De juiste manier om de Schrift te interpreteren is om verzen andere verzen te laten verduidelijken, vooral parallelle passages. En Lucas 12:49-53 bevestigt hier de niet-letterlijke interpretatie van Matteüs 10:34. Jezus keurt fysiek geweld tegen je eigen familie niet goed, maar hij waarschuwt mensen over een mogelijke scheiding in de familie.
Lucas 22:36
De historische context van Lucas 22:36 toont aan dat Jezus gedurende drie jaar, een publieke en triomfantelijke intocht van zijn bezoeken aan Jeruzalem vermeed. Hij begreep dat wanneer hij op deze wijze voet zou zetten in de heilige stad, hij zijn opdracht zou vervullen om te sterven, in een dood die zou lijken op die van een ordinaire misdadiger, zoals Jesaja honderden jaren daarvoor had geprofeteerd (Jesaja 53:12). Hij moest zijn werk buiten Jeruzalem voltooien.
Nu, echter, gaat Jezus uiteindelijk de stad binnen die bekend staat om het doden van haar eigen profeten (Lucas 13:33-34), enkele dagen vóór zijn arrestatie, verhoor en kruisiging, net zoals hij voorspelde. De godsdienstige leiders bespioneerden hem en stelden hem strikvragen, zodat ze hem konden beschuldigen (Lucas 20:20). Deze onoprechte vragen, die ook al werden gevraagd vóórdat hij de stad inging, namen toe tijdens deze gespannen dagen. Maar hij beantwoordde ze op indrukwekkende wijze en vermeed hun strikken. Ondanks deze spanning onderwees Jezus elke dag in de tempel en menigten verzamelden zich rond hem zodat de autoriteiten hem niet konden arresteren, uit vrees voor de mensen. Judas meldde zich vrijwillig aan om hem te verraden, en zei dat hij de autoriteiten zou melden wanneer er geen mensen aanwezig waren (Lucas 22:1-6).
Aangezien het Pesachfeest naderde, vroeg Jezus enkelen van zijn discipelen om het Laatste Avondmaal (waarschijnlijk de laatste maaltijd voor de uittocht uit Egypte) voor te bereiden. Hij hief het brood en de wijn op, die zijn lichaam en bloed vertegenwoordigen, gebroken en vergoten voor de zonden van de wereld in het Nieuwe Verbond (Lucas 22:7-20). Echter, tijdens de maaltijd verdween Judas stilletjes, op zoek naar de autoriteiten omdat hij wist dat het Jezus’ gewoonte was naar de Olijfberg te gaan om daar te bidden (Lucas 21:37) en die nacht zou niet anders zijn.
Hier nemen wij de tekst op van Lucas 22:36 (vetgedrukt). Hij eet het Laatste Avondmaal op de nacht dat hij werd verraden.
Lucas 22:35-38 zegt:
35 Daarna zei hij [Jezus] tegen hen [de elf discipelen]: ‘Toen ik jullie uitzond zonder geldbuidel, reistas en sandalen, kwamen jullie toen iets tekort?’ ‘Niets!’ antwoordden ze.
36 Hij zei: ‘Maar wie nu een geldbuidel heeft, moet die meenemen, evenals zijn reistas, en wie er geen heeft moet zijn mantel verkopen en zich een zwaard aanschaffen. 37 Want ik zeg jullie: wat geschreven staat, moet in mij tot vervulling komen, namelijk: “Hij werd gerekend tot de wettelozen.” Inderdaad, nu wordt voltrokken wat over mij gezegd is.’
38 Ze zeiden: ‘Kijk Heer, hier zijn twee zwaarden.’ Maar hij zei tegen hen: ‘Genoeg hierover!’
De inhoud van de tekst onthult tenminste twee feiten. Ten eerste, Jezus contrasteert zijn bediening vóór zijn intocht in Jeruzalem met de enkele gespannen dagen in Jeruzalem toen spionnen en de autoriteiten zelf hem gevangen wilden nemen. Speelt die spanning een rol bij het begrijpen waarom hij zijn discipelen vertelde om erop uit te gaan en zwaarden te kopen? Dit wordt hieronder beantwoord. Ten tweede zegt hij dat hij als een misdadiger gearresteerd en terechtgesteld zal worden, zoals de profetie in Jesaja 53:12 voorspelde. Heeft dit iets te maken met zwaarden? Lopen criminelen ermee rond? Ook dit wordt hieronder verklaard. Jezus zou wel eens een diepere betekenis in gedachte kunnen hebben dan het geweldadig gebruik van zwaarden. Wat zou dat kunnen zijn?
De interpretatie van deze verzen tijdens Jezus’ laatste uren wijzen ofwel op een strikt fysiek gebruik van zwaarden ofwel op een niet-fysiek gebruik waarbij zwaarden niet mogen worden gebruikt. De zekerste en duidelijkste verklaring is de niet-letterlijke, maar eerst analyseren we waarom de letterlijke interpretatie niet past binnen Lucas 22:34-38 en in de passage over de arrestatie in de Hof van Getsemane (Lucas 22:39-53).
Het geweldadig gebruik van zwaarden
Jezus zegt tegen de discipelen om zwaarden te kopen, maar wanneer zij hem twee laten zien, zegt Jezus dat twee genoeg zijn. De eerste en letterlijke interpretatie is inadequaat vanwege twee redenen.
Ten eerste, de voor de hand liggende vraag is: voor welk doel zijn twee zwaarden genoeg? Is het genoeg voor een fysieke strijd om een arrestatie te voorkomen? Dit kan nauwelijks het geval zijn omdat tijdens Jezus’ arrestatie, Petrus zijn zwaard nam en het oor afsneed van Malchus, de bediende van de hogepriester. Jezus beveelt Petrus streng zijn zwaard weg te nemen: “Houd daarmee op. Zo is het genoeg!” en raakt het oor aan en geneest de bediende (Lucas 22:49-51). Verzetting tegen de arrestatie kan niet de bedoeling zijn van de twee zwaarden.
Ten tweede, zijn twee zwaarden genoeg voor een gewapende opstand tegen de autoriteiten om op een politieke en militaire wijze de nieuwe Jezusbeweging op te leggen? Jezus wijst dit in Lucas 22:52 af, toen de autoriteiten hem arresteerden: “Ben ik een misdadiger dat u uitgetrokken bent met zwaarden en knuppels? Het antwoord is “nee”, aangezien hij gegrepen en weggevoerd werd (vers 54).
Dus de fysieke interpretatie van Lucas 22:36 (de twee zwaarden waren bedoeld om werkelijk te gebruiken) past niet in het grotere verband. Twee zwaarden zijn niet genoeg om je tegen een arrestatie te verzetten, of om een opstand te beginnen, of om je te beschermen in de Hof van Getsemane.
De contextuele betekenis van de zwaarden
In tegenstelling tot de letterlijke interpretatie van het fysieke gebruik van zwaarden, past de volgende interpretatie uitstekend in de context zodat alle stukken van de puzzel passen.
Ten eerste, Jezus herinnert de discipelen aan zijn opdracht voordat hij in Jeruzalem arriveerde (Lucas 9:3; 10:1-17). Hadden zij een beurs, een reistas of extra sandalen nodig? Nee, omdat de mensen hen goedgezinder waren, en de vijandigheid tegen hen gespreid was over een periode van meer dan drie jaar. Nu echter is hij in Jeruzalem en onderging hij de samengebalde vijandigheid van de godsdienstige leiders die hem willen vangen met zelfbeschuldigende woorden. Wanneer de autoriteiten zelf niet aanwezig zijn, sturen zij hun spionnen. De sfeer is daarom gespannen, en de twee zwaarden – en niet meer dan twee –vertegenwoordigen die spanning. Jezus’ opdracht loopt duidelijk gevaar en de discipelen moeten daarvan op de hoogte gebracht worden. Het was zeker niet zijn bedoeling dat zijn discipelen de zwaarden zouden gebruiken, zoals wij zojuist in de letterlijke interpretatie hierboven zagen, want hij staat op het punt Petrus te vertellen zijn zwaard weg te doen.
Ten tweede, “Want ik zeg jullie: wat geschreven staat, moet in mij tot vervulling komen”, namelijk: “Hij werd gerekend tot de wettelozen.” (Lucas 22:37). Verreweg de duidelijkste betekenis van de twee zwaarden is Jezus’ verwijzing naar de profetie van Jesaja (53: 12). Hij was bestemd om als een misdadiger te worden gearresteerd, berecht te worden als een misdadiger, en zelfs gekruisigd te worden als een misdadiger (zijn arrestatie, berechting en executie waren echter gebaseerd op vals bewijsmateriaal. (Hij deed niets dan goed). En toch werd hij opgehangen aan het kruis tussen twee dieven, wat ook een vervulling is van Jesaja’s profetie (Lucas 23:32; 39-43). Wat dragen misdadigers met zich mee? Wapens, en om tot misdadigers te worden gerekend, moet Jezus ook wapens hebben. Daarom hij zei dat slechts twee zwaarden genoeg zouden zijn — om deze profetie te vervullen. Ook Matteüs vermeldt de vervulling van de profetie (26: 54). Als Petrus was doorgegaan met het fysiek gebruik van het zwaard om de arrestatie van Christus te verhinderen, zou de profetie niet volledig uitgekomen zijn. Jezus zegt dat hij beroep kon doen op twaalf legioenen engelen om hem te beschermen, wat betekent dat hij door God voorbestemd is om te sterven; hij is zelfs niet toegestaan om het machtige Romeinse Imperium tegen te houden van het vervullen van zijn rol (Matteüs 26:53). Daarom zei Jezus tegen Petrus zijn zwaard terug te doen (Matteüs 26:52). En in Lucas zegt hij tegen Petrus nadat hij een oor afsneed: “Zo is het genoeg!”(Lucas 22: 51).
Ten derde en tenslotte, Jezus gebruikte vaak fysieke voorwerpen (zaden, lampen, wijngaarden, muntstukken, verloren schapen etc.) om niet-fysieke, universele waarheden te onderwijzen en hetzelfde is wellicht ook het geval met de twee zwaarden. Deze verduidelijkende interpretatie wordt ondersteund door Matteüs 10:34: “Denk niet dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen, maar het zwaard”. Aangezien wij (hierboven) in de context hebben gezien, bedoelt hij geen letterlijk zwaard dat snijdt en het gezin verwondt, maar een geestelijk en moreel zwaard dat het niet-fysieke kan delen. En het is juist Lucas die Jezus’ betekenis van het “niet-letterlijke zwaard” verduidelijkt, zoals we de twee parallelle passages van Matteüs 10:34 en Lucas 12:51 vergeleken. Als Lucas dit doet in 12:51, dan waarom zou hij niet een klein beetje de betekenis van het waard wijzigen in 22:36-38?
De vroege christelijke geschiedenis
De voorafgaande interpretatie van het niet-fysieke gebruik van zwaarden zegt niet dat de twee zwaarden niet bestonden (Lucas 22:38). Zij zijn geen symbolen, noch waren zij denkbeeldig of onzichtbaar. Petrus sneed werkelijk met één het oor af van de bediende van de hogepriester (Matteüs. 26:50-51; Lucas 22:49-51).
Petrus’ gebruik van het zwaard vindt echter plaats vóór de formele geboorte van de Kerk op Pinksteren, toen hij met de Geest op een ongekende manier vervuld werd (Handelingen 2). Het zou misleidend zijn om een kerkdoctrine te baseren op een dergelijke reactie in de hitte van het strijd tijdens Jezus’ nachtelijke arrestatie vóór Pinksteren.
Aan de andere kant, Jezus zei tegen Petrus in de Hof: “Zet uw zwaard op zijn plaats terug”, wat betekent, terug in de schede. Hij zei nooit om het zwaard weg te gooien. Daarom is het best mogelijk dat sommige discipelen de twee wapens bij zich droegen na de kruisiging en de begrafenis toen zij op vijandig gebied woonden, en misschien deden sommigen dat ook na de opstanding en de hemelvaart.
Daarom ben ik van mening dat een individuele christen een wapen mag bezitten om zijn huis te verdedigen. Maar hij moet de wet in acht nemen en ondeugden vermijden zoals opgeblazen ego’s en roekeloosheid. Ook vertegenwoordigt hij niet officieel de Kerk als een instelling. Hij bezit een persoonlijk wapen, als burger van de maatschappij. Het beste is om het koninkrijk van God (dat de Kerk schept) en het koninkrijk van Caesar te scheiden. Dan hebben we helderheid. Aan de andere kant, als christenen kiezen om geen wapen te bezitten, dan zijn zij vrij om dat te doen. Het nieuwe testament biedt keuzes en daarom vrijheid. Zij zullen (of moeten worden) beschermd door het koninkrijk van Caesar (de Staat) als zij aangevallen worden door criminelen.
Het is echter uiterst belangrijk in te zien dat de latere betrouwbare traditie erop wijst dat geen van de apostelen met zwaarden zich vrij vocht of zelfs maar probeerde vrij te vechten uit vurige verhoren, als een soort van misleidde, perverse en agressieve martelaars. In plaats daarvan zegt de traditie dat alle apostelen met uitzondering van Johannes als martelaars stierven als direct gevolg van vervolging (Johannes stierf op hoge leeftijd een natuurlijke dood). Jezus’ voorbeeld tijdens zijn leven en in de Hof van Getsemane maakte klaarblijkelijk een diepe indruk op hen.
Hoewel een gedeelte hiervan een “niet-gesproken” argument is (het komen tot conclusies van datgene dat een tekst niet zegt), is het een belangrijk stilte in de historische verslagen die boekdelen spreekt. Zoals we zullen zien in toekomstige artikelen, wordt deze stilte ondersteund met woorden.
Samenvatting
Zoals ik al concludeerde in het vorige artikel in deze serie, onderwijst Jezus dat het koninkrijk van God en het koninkrijk van Caesar wezenlijk verschillend zijn. Hij had niet de bedoeling om de theocratie van Israël (Handelingen 1:6-7) opnieuw in te voeren. Jezus bracht het koninkrijk van geestelijke oorlogvoering, door de boodschap van Gods koninkrijk te verkondigen.
Dit artikel bevestigt die scheiding en boodschap. De gebeurtenissen in de Hof van Getsemane en Jezus’ opdrachten daar leren de apostelen om niet-agressief te zijn. Hij zei tegen Petrus: “Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. (Matteüs. 26:52). Petrus en de anderen hoorden die woorden die het gebruik van zwaarden verduidelijken. Ook kan Matteüs 10:34 redelijkerwijze niet worden gebruikt om een fysieke strijd te rechtvaardigen. Het zwaard verschijnt in de context van familieverhoudingen. Jezus’ benadering kan een familie opdelen, moreel, geestelijk en relationeel, maar niet op een geweldadige manier. Daarom mag een levenstijl met het zwaard geen onderdeel zijn van de nieuwe levenswandel van de discipelen van de opgestane Christus, aangezien zij zijn boodschap van hoop predikten.
De Kerk moet daarom zijn Heer volgen door alleen geestelijke oorlogvoering en daar alleen het prediken van het Gods koninkrijk (2 Korintiërs 10:4-6 en Efeziërs. 6:1-10). Dit is daarom de basis: de Kerk — als instelling — is nooit toegestaan om door het zwaard het evangelie te verspreiden of persoonlijke gerechtigheid op te leggen, want Christus’ koninkrijk is niet van deze wereld (Johannes 18:36). Dus in deze betekenis is de Kerk — als Kerk — slechts een “pacifistisch” lichaam, want het volgt de orders van Gods koninkrijk, dat de Kerk schept. Dat wil zeggen dat de geestelijke leiders geen bijzondere raad en algemene vergadering mogen bijeenroepen om te stemmen voor de oprichting van een leger om. Dus, de Kerk en de Staat mogen nooit samengevoegd worden.
Maar toch is de Kerk, door zijn aard en doel verplicht om de overheid aan te moedigen, te onderwijzen, te leiden en voor te lichten over God wegen. Afhankelijk van de omstandigheden kan de Kerk ofwel voor vrede zijn ofwel voor een gerechtvaardige oorlog. Als de Kerk alleen maar pacifisme verkondigt, overtreedt het zijn eigen Geschriften (Romeinen 13:1-7). Maar de Kerk en de overheid zijn niet hetzelfde.
De Kerk is er om zielen te redden, gelovigen te onderwijzen, en behoeftigen te helpen op een praktische manier, niet om mensen op een bloedige manier met het zwaard te doden. En zij gaat verder met zijn ware missie tot op de dag van vandaag, om de wereld de juiste kant op te leiden.
Dus als het de Kerk als instelling niet is toegestaan om een eigen leger te hebben en oorlog te voeren, zijn individuele christenen toegestaan om zich aan te sluiten bij het leger en de politie? Ja, en die complexe vraag wordt in meer detail beantwoord in de komende artikelen in deze serie. Voor nu volstaat de toepassing van Matteüs 26:52. “Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen”. Het is duidelijk dat deze tijdloze waarheid naar misdadigers, rebellen, en revolutionairen verwijst. Of de zaak van revolutionairen nu gerechtvaardigd is of niet, zij gebruiken wapens (evenals de misdadigers en de rebellen) en lopen zij risico om door dit soort wapens om te komen.
Militairen en politiemannen lopen ook een groter risico dan de gemiddelde gehoorzame burgers die geen wapen hoeven te gebruiken. Dit betekent niet dat militairen en politiemannen op het zelfde niveau plaatsen als misdadigers, rebellen, of revolutionairen — verre daarvan. Maar de dienaren van de Staat, die werkzaam zijn in het leger en de politie, twee instellingen die door God verordend zijn (Romeinen 13:1-7), moeten vroeg in hun carrières op het inherente gevaar van het gebruik van wapens worden gewezen.
Vorig artikel:
Jezus, pacifisme, en het zwaard